ECLI:NL:RBNHO:2023:6364

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
9628509 EL 22-7
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake effectenleaseovereenkomsten tussen Dexia en gedaagden

In deze zaak vordert Dexia Nederland B.V. een verklaring voor recht dat zij met betrekking tot twee effectenleaseovereenkomsten niets meer aan de gedaagden verschuldigd is, na betaling van een schadevergoeding. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. G. van Dijk van Leaseproces, hebben verweer gevoerd en stellen dat er nog een vordering op Dexia resteert. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door haar zorgplichten te schenden en dat er een causaal verband bestaat tussen deze onrechtmatige daad en de schade die de gedaagden hebben geleden. De rechtbank oordeelt dat Dexia aansprakelijk is voor de schade die voortvloeit uit de effectenleaseovereenkomsten, en dat de vordering van Dexia tot verklaring voor recht niet kan worden toegewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat zij niets meer aan de gedaagden verschuldigd is. De rechtbank wijst de vordering van Dexia af en veroordeelt haar in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: 9628509 EL 22-7
vonnis van de kantonrechter van 22 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.,
tegen
[gedaagde 1]en
[gedaagde 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces.
Eisende partij wordt hierna ‘Dexia’ genoemd en gedaagde partijen worden hierna gezamenlijk ‘ [gedaagden] ’ (mannelijk enkelvoud) en afzonderlijk ‘ [gedaagde 1] ’ en ‘ [gedaagde 2] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 december 2021 van Dexia;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagden] ;
  • de conclusie van repliek van Dexia;
  • de conclusie van dupliek van [gedaagden] ;
  • de akte uitlating jurisprudentie van Dexia;
  • de antwoordakte van [gedaagden] .
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop hij als lessee stonden vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[contractnr. 1]
13-12-2000
AEX Plus Effect
240 mnd
€ 10.891,20
II.
[contractnr. 2]
05-01-2001
AEX Plus Effect
240 mnd
€ 43.562,40
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten eindafrekeningen opgesteld met de volgende resultaten:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
21-06-2006
- € 866,25
Ja
II.
09-08-2006
- € 2.097,08
Ja
2.3.
Volgens opgave van Dexia heeft [gedaagden] op grond van de overeenkomsten – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 11.373,00 aan maandtermijnen en een bedrag van € 2.963,33 wegens restschuld aan Dexia betaald.
[gedaagden] heeft geen bedrag aan dividenden ontvangen.
2.4.
Bij brief van 11 mei 2021 heeft Dexia [gedaagden] uitgenodigd om in gesprek te gaan en te onderzoeken of partijen tot afronding van het effectenleasedossier kunnen komen. [gedaagden] heeft hierop niet (inhoudelijk) gereageerd.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Dexia vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten:
1. zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met nummers [contractnr. 1] en [contractnr. 2] , na betaling aan [gedaagden] van een bedrag van € 1.975,55, met wettelijke rente, aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [gedaagden] verschuldigd is,
2. [gedaagden] zal veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[gedaagden] voert verweer tegen de vorderingen en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van Dexia, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Dexia in de proceskosten en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [gedaagden] .

4.2.
De veelheid van procedures heeft geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014, (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135). Deze jurisprudentie wordt als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[gedaagden] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
4.4.
Dexia vordert een verklaring voor recht die ertoe strekt het niet-bestaan van een recht vast te stellen. In haar visie is zij niets meer aan [gedaagden] verschuldigd.
4.5.
[gedaagden] stelt dat nog niet te overzien is of er nog een vordering op Dexia resteert, omdat de jurisprudentie op een aantal onderwerpen nog niet is uitgekristalliseerd. Hij wenst de ontwikkelingen af te wachten. In elk geval meent hij nog een vordering te hebben vanwege de advisering door een tussenpersoon en de schending van artikel 41 NR 1999. Ook stelt [gedaagden] dat door Dexia onvoldoende buitengerechtelijke kosten zijn betaald.
4.6.
In beginsel is het aan de schuldeiser van een vordering om te bepalen of en op welk moment hij zijn vordering in rechte geldend wil maken. Indien hij de regels ten aanzien van de (stuiting van) de verjaring (en onder omstandigheden de klachtplicht) in acht neemt, kan hij daarvoor de tijd nemen. Anderzijds dient het procesrecht er ook toe om bescherming te bieden aan een schuldenaar die jarenlang wordt genoodzaakt rekening te houden met een onduidelijke, mogelijk nog jegens hem geldend te maken vordering. Ook hem moet de mogelijkheid worden geboden om aan die situatie op enig moment een einde te maken door uitsluitsel te kunnen krijgen over de vraag of het gaat om daadwerkelijk bestaande civielrechtelijke rechten. Daartoe kan de door Dexia gevraagde verklaring voor recht een geëigend middel zijn. Bij een dergelijke negatieve verklaring voor recht, blijven de stelplicht en bewijslast rusten op de partij die in materieel opzicht aan bepaalde feiten rechtsgevolgen verbonden wil zien. De vorm waarin de vordering is gegoten is daarbij niet bepalend. Voor toewijzing van de vordering van Dexia is vereist dat in dit geding kan worden vastgesteld dat zij niets meer aan [gedaagden] verschuldigd is. Dat betekent dat wanneer dat niet ten volle kan worden vastgesteld, in beginsel afwijzing van de vordering behoort te volgen, dan wel de vordering slechts voorwaardelijk toewijsbaar is.
afwachten ontwikkelingen in de jurisprudentie
4.7.
[gedaagden] voert aan dat hij de komende ontwikkelingen in de jurisprudentie wil afwachten, zodat de vordering van Dexia niet toegewezen kan worden zolang nog geen beslissingen in hoogste instantie zijn gegeven. Dit verweer wordt niet gevolgd. Het enkele feit dat er een mogelijkheid bestaat dat de jurisprudentie zich op enig moment in de toekomst in een voor [gedaagden] gunstiger zin zal kunnen ontwikkelen, betekent niet dat thans niet zou kunnen of mogen worden beslist over de aanspraken van [gedaagden] .
4.8.
Met de door de Hoge Raad eerder gegeven maatstaven staat in de onderhavige zaken vast dat Dexia een onrechtmatige daad heeft gepleegd, dat de daardoor veroorzaakte schade, waarvoor Dexia in beginsel aansprakelijk is, moet worden vergoed en dat de eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW de verdeelsleutel geeft om die schade over partijen te verdelen. Dat de mogelijkheid van nieuwe ontwikkelingen in de jurisprudentie aanwezig is, vormt geen belemmering om op de voorgelegde geschilpunten te beslissen, nu die mogelijkheid ook op andere rechtsterreinen en in andere soorten zaken steeds aanwezig is.
verjaring4.9. Dexia stelt dat een eventuele vordering van [gedaagden] in verband met een schending van artikel 41 NR 1999 inmiddels verjaard is. Dit verweer kan niet worden gevolgd. In de uitspraken van diverse rechtbanken in het recente verleden zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op (onder andere) de volmacht van Leaseproces, de klachtplicht en verjaring. Voor zover in deze zaak geen andere, afwijkende standpunten zijn ingenomen door één van de partijen, wordt op de aan (de gemachtigde van) partijen bekende overwegingen, ook in deze zaak geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de verweren omtrent de verjaring doel treffen.
tussenpersoon
4.10.
[gedaagden] heeft de overeenkomsten met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Excellent Adviseurs. Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikt over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI :NL:HR:2022:862) is opnieuw geoordeeld dat indien de afnemer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan nadat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens – naar de aanbieder wist of behoorde te weten – als financieel adviseur is opgetreden door advies te geven, daarmee vaststaat dat de aanbieder heeft gecontracteerd in strijd met het verbod van artikel 41 NR 1999, dan wel met het daarmee materieel overeenkomende artikel 25 NR 1995. De Hoge Raad heeft daarbij, zoals (de gemachtigden van) partijen bekend is, bepaald dat het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, waarbij een aantal omstandigheden zijn genoemd, die bij de beoordeling daarvan van belang kunnen zijn.
Ook indien niet wordt vastgesteld dat die omstandigheden zich voordoen, bestaat de mogelijkheid dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan als door de Hoge Raad bedoeld, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer.
4.11.
Dexia stelt in haar laatste akte dat op basis van de door de Hoge Raad tot
uitgangspunt genomen wet- en regelgeving, de vraag of een aanbeveling die een tussenpersoon als geschikt voor een afnemer heeft voorgesteld niet los kan worden gezien van het door de tussenpersoon verrichte onderzoek naar de financiële positie, kennis en ervaring en de beleggingsdoelstellingen. Dexia gaat er daarmee ten onrechte van uit dat het genoemde arrest van de Hoge Raad meebrengt, dat een afnemer dient aan te tonen dat de tussenpersoon een geschiktheidsonderzoek heeft uitgevoerd en op basis daarvan de betreffende overeenkomst als geschikt aan de afnemer heeft voorgesteld. Deze lezing van het arrest wordt niet gevolgd. Er kan immers, volgens het arrest, ook sprake zijn van een gepersonaliseerde aanbeveling als de aanbeveling is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer zonder dat deze berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Zelfs als in het geheel geen afweging is gemaakt, kan onder omstandigheden sprake zijn van een aanbeveling die – wellicht geheel ten onrechte – door de tussenpersoon is voorgesteld als geschikt voor de betreffende afnemer (het verkooppraatje).
4.12. De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [gedaagden] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had althans behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [gedaagden] , anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [gedaagden] . Dat is immers degene die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia en de vergunningplichtige advisering beroept.
De door [gedaagden] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.
Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee, dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gedaagden] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.13.
[gedaagden] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende:
[gedaagden] heeft op advies van mevrouw [adviseur] , een adviseur van Excellent Adviseurs (hierna: de ‘adviseur’) twee AEX Plus Effect producten van Bank Labouchere afgesloten.
[gedaagden] werd ongevraagd telefonisch benaderd door Excellent Adviseurs met de vraag of hij interesse had in een financieel adviesgesprek. Er is een afspraak ingepland en de adviseur van Excellent Adviseurs kwam bij [gedaagden] thuis langs. Tijdens het huisbezoek waren zowel [gedaagde 1] als [gedaagde 2] aanwezig.
Tijdens het huisbezoek heeft de adviseur geïnformeerd naar de financiële situatie en de wensen van [gedaagden] Hierop maakte [gedaagden] aan de adviseur kenbaar dat hij extra vermogen wilde opbouwen om de studie van zijn kinderen te kunnen bekostigen, om op zijn 60ste-jarige leeftijd met pensioen te kunnen gaan, en om zijn hypotheek te kunnen aflossen. De adviseur heeft de financiën van [gedaagden] doorgenomen. Hierop constateerde de adviseur dat [gedaagden] verzekeringen heeft lopen bij Happy Service. Deze verzekeringen waren met name bedoeld voor het opbouwen van een vermogen voor de studie voor de kinderen. De adviseur adviseerde [gedaagden] om deze verzekeringen te beëindigen en in plaats daarvan een AEX Plus Effect product van Bank Labouchere af te sluiten. Volgens de adviseur leverden de verzekeringen bij Happy Service een te laag rendement op in tegenstelling tot het AEX Plus Effect product. [gedaagden] betaalde driemaal NLG 150 per kwartaal aan de verzekeringen van Happy Service. Bij beëindiging van deze contracten zou de premiebedragen vrijvallen. De adviseur adviseerde [gedaagden] om NLG 100 per maand te investeren in het AEX Plus Effect-product.
Verder werd de bestaande hypotheek van [gedaagden] met de adviseur besproken. De adviseur gaf aan dat [gedaagden] een overwaarde had op zijn woning en de overwaarde het beste kon gebruiken. De adviseur adviseerde [gedaagden] om nog een AEX Plus Effect product af te sluiten. Hiervoor adviseerde de adviseur [gedaagden] om zijn hypotheek met NLG 153.000 te verhogen en de overwaarde aan te wenden voor de vooruitbetaling van NLG 19.000 in het onderhavige product. Het AEX Plus Effect product zou een hoog rendement opleveren, aldus de adviseur. Het onderhavige product zou investeren in grote bedrijven, waaronder Koninklijke Olie en ING, aldus de adviseur. Volgens de adviseur zou het product voldoende vermogen opleveren om zijn hypotheek
te kunnen aflossen en om zijn overige wensen te kunnen verwezenlijken. [gedaagden] zou het AEX Plus Effect product na vijf jaar tussentijds kunnen opzeggen, om het vermogen te kunnen aanwenden voor de studie van zijn kinderen, aldus de adviseur.
De adviseur heeft [gedaagden] niet geïnformeerd over de specifieke risico’s van het AEX Plus Effect product. Zo heeft hij er niet op gewezen dat er bij tegenvallende koersontwikkelingen, de inleg geheel verloren kon gaan en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoofde van het effectenleasecontracten.
[gedaagden] heeft het advies van de adviseur, met vol vertrouwen in zijn deskundigheid, opgevolgd en heeft zodoende tweemaal een AEX Plus Effect product van Bank Labouchere afgesloten. Hiervoor heeft [gedaagden] zijn verzekeringen bij Happy Service conform het advies van de adviseur opgezegd. Voor het eerste contract heeft [gedaagden] NLG 100 maandelijks aangewend voor de inleg. Voor het tweede contract heeft [gedaagden] met behulp van de adviseur zijn hypotheek verhoogd met NLG 153.000 en een bedrag van
NLG 19.200,84 aangewend voor de vooruitbetaling in het AEX Plus Effect-product.
Het eerste aanvraagformulier werd tijdens het huisbezoek ingevuld door de adviseur en ondertekend door [gedaagden] . Het getekende exemplaar nam de adviseur mee, waarna de adviseur het formulier verstuurde naar de bank. De adviseur kwam bij [gedaagden] thuis langs voor de ondertekening van het contract, waarna de adviseur het getekende exemplaar heeft meegenomen en verstuurd naar de bank. Vervolgens is de adviseur nogmaals bij [gedaagden] thuis langs geweest. Tijdens dit huisbezoek is het tweede aanvraagformulier ingevuld door de adviseur en getekend door [gedaagden] Dit formulier heeft de adviseur wederom meegenomen en verstuurd naar de bank. Nadien kwam de adviseur bij [gedaagden] thuis langs voor de ondertekening van het contract. Het getekende exemplaar is wederom door de adviseur meegenomen en verstuurd naar Bank Labouchere.
[gedaagden] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten.
4.14.
[gedaagden] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
- een kopie van een aanvraagformulier van 15 november 2000 op naam van [gedaagden] betreffende het AEX Plus Effect product met een maandelijkse inleg van NLG 100 en een looptijd van twintig jaar, waarop handgeschreven de gegevens van [gedaagden] zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [contractnr. 1] ’ handgeschreven staat vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van het ATP-nummer ‘624’ en een stempel van logo van Excellent Adviseurs. Als betrokken adviseur wordt de naam ‘ [adviseur] ’ vermeld. Het formulier draagt een faxregel met de vermelding ‘EXCELLENT ADVISEURS’,
- een kopie van de overeenkomst van 13 december 2000 met contractnummer [contractnr. 1] op naam van [gedaagden] , genaamd ‘AEX Plus Effect Maandbetaling’, voorzien van het adviseursnummer:
[ATP-nr.] -Excellent Adviseurs. Rechtsboven de overeenkomst staan de letters ‘LW’,
- een kopie van een aanvraagformulier van 28 december 2000 op naam van [gedaagden] betreffende het AEX Plus Effect product met vooruitbetaling en een maandelijkse inleg van NLG 400 en een looptijd van twintig jaar, waarop handgeschreven de gegevens van [gedaagden] zijn ingevuld en verder contractnummer ‘ [contractnr. 2] ’ handgeschreven staat vermeld. Het aanvraagformulier is voorzien van het ATP-nummer ‘624’ en een stempel van logo van Excellent Adviseurs. Als betrokken adviseur wordt de naam ‘ [adviseur] ’ vermeld. Het formulier draagt een faxregel met de vermelding ‘EXCELLENT ADVISEURS’,
- een kopie van de overeenkomst van 5 januari 2001 met contractnummer [contractnr. 2] op naam van [gedaagden] , genaamd ‘AEX Plus Effect Vooruitbetaling’, voorzien van het adviseursnummer:
[ATP-nr.] -Excellent Adviseurs. Rechtsboven de overeenkomst staan de letters ‘LW’,
- een kopie van een brief van 28 december 2000 van [gedaagden] , waarin valt te lezen: “
Betreft afkoop polisnummers [polisnr. 1] , [polisnr. 2] , [polisnr. 3] , [polisnr. 4]
Geachte Heer, Mevrouw,
Hierbij deel ik U mede, dat wij definitief besloten hebben om de spaarprodukten die wij bij U hebben ondergebracht, af te kopen. Gelieve e.e.a. zo spoedig mogelijk af te ronden.
(…)
[gedaagde 2]
[gedaagde 1]
(…)”,
- een kopie van een drietal verzekeringscertificaten met polisnummers [polisnr. 3] , [polisnr. 1] en [polisnr. 4] met [gedaagden] als begunstigden, betreffende (investerings)verzekeringen van Happy Service met een premie van NLG 150 per kwartaal,
- een kopie van een hypotheekofferte van 13 november 2000 van HypoTrust, waarin te lezen valt: “
Deze offerte is tot stand gekomen via bemiddeling door Excellent Adviseurs te Den Helder.
(…)
Hoofdsom: NLG 153.000,00”,
- een kopie van een (deel van een) hypotheekakte van 11 december 2000, waarin [gedaagden] als schuldenaar vermeld staat met betrekking tot een hypothecaire geldlening van in totaal NLG 153.000 van HypoTrust 9 B.V., waarvoor ten behoeve van HypoTrust 9 B.V. een recht van hypotheek en pandrecht wordt verleend,
- screenshots van de website van Excellent Adviseurs zoals die eruitzag in februari 2005, waarop te lezen is: “
Excellent adviseurs, waarvan het hoofdkantoor gevestigd is in Den Helder, begrijpt dat als geen ander Excellent adviseurs biedt u graag een totaal advies in combinatie met een geïntegreerde oplossing aan. Onze kennis en ervaring gekoppeld aan onze heldere visie op financiele dienstverlening bieden u één overduidelijk voordeel: de garantie van een excellent advies.
Excellent Adviseurs schoot in 1997 voortvarend uit de startblokken. Binnen korte tijd zijn we uitgegroeid tot een volwaardig adviesbureau. Nadruk bij Excellent Adviseurs ligt op het verstrekken van een kwalitatief hoogwaardig advies, aan zowel ondernemer als particulier. Een advies waar u ook op termijn nog de vruchten van plukt. Wij staren ons niet blind op korte termijn-successen, maar kijken vooruit en gaan na welke oplossingen u ook in de toekomst nog de beste prijs/kwaliteit-verhouding bieden.”,

Persoonlijk financiële planning
"Minder belasting en een optimaal rendement" Vanuit die basis kunt u een strategie in de financiële planning ontwikkelen voor de realisatie van uw wensen.(…)
Iemand die weet hoe u optimaal gebruik kunt maken van de fiscale vrijstellingen. Iemand die de beleggingswereld door en door kent en die uw belang werkelijk centraal stelt. Iemand die zeer flexibel reageert op veranderde leefomstandigheden en gewijzigde behoeften. Maar vooral iemand die met u meedenkt en u zeer regelmatig op de hoogte houdt van allerlei zaken op het financiële gebied. Iemand dus als Excellent Adviseurs.
Wat komt er bij financiële planning allemaal kijken?
- Uw persoonlijke gezinssamenstelling
- Uw inkomsten & uitgave
- Uw levensstijl
- Uw woonsituatie huur of hypotheek
- Al uw verzekeringen
- Uw carrière en pensioenregeling
- Uw spaartegoeden en beleggingsportefeuille
- Toekomstige erfenissen en/of schenkingen
Wilt u weten hoe u uw toekomstplannen kunt realiseren?
stuur ons dan een e-mail voor een profijtelijk gesprek”, en: “
Beleggen
Beleggen? Er komt zoveel méér bij kijken. Voor u begint met beleggen moet u uzelf eerst de volgende vragen stellen.
- Waarom wilt u beleggen? (met welk doel)
- Waarmee wilt u beleggen? (eigen geld, geleend geld, of beide)
- Hoeveel risico wilt of kunt u lopen?
- Wat is uw beleggingshorizon?
Als de bovengenoemde vragen beantwoord zijn, plaatsen wij deze vervolgens in een breder perspectief.
Daarna richten wij ons op het samenstellen van een op uw wensen toegesneden oplossing, welke uitmondt in een doelgericht advies.
Dit houdt in dat wij nagaan welke producten in de markt het beste aansluiten op uw wensen. Gezien wij niet gebonden zijn aan één enkele financiële instelling, kunnen wij in alle vrijheid die producten voor u selecteren die optimaal tegemoet komen aan uw wensen en behoeften.”.
4.15.
Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [gedaagden] voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een specifiek op de persoon van [gedaagden] gericht financieel advies van de adviseur van de tussenpersoon om een specifiek effectenleaseproduct met Dexia overeen te komen.
In elk geval is voldoende onderbouwd dat sprake is geweest van een huisbezoek door de tussenpersoon. Hoewel Dexia onder nummer 21 van haar conclusie van repliek betwist dat er een huisbezoek heeft plaatsgevonden, lijkt het erop dat zij dit standpunt onder nummer 27 van diezelfde conclusie heeft verlaten. Daarin neemt zij immers aan dat de betreffende medewerker van de tussenpersoon zich tijdens het bezoek mogelijk als adviseur heeft gepresenteerd. Wat hier verder ook van zij, de aanvraagformulieren en de overeenkomsten dragen de naam van de (adviseur van de) tussenpersoon, zodat er geen reden is om niet aan te nemen dat er persoonlijk contact heeft plaatsgevonden tussen [gedaagden] en een adviseur van de tussenpersoon. Zonder aanwijzingen van het tegendeel, die ontbreken, kan er dan vanuit worden gegaan dat de adviseur van de tussenpersoon daarbij (ook) heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van [gedaagden] . Het betreft immers een huisbezoek van een medewerker van een op financiële producten gerichte tussenpersoon aan een (potentiële) afnemer van zo’n product, waarbij het doel van het huisbezoek gelegen is in het bespreken van de financiële situatie van de potentiële afnemer en vervolgens ook een overeenkomst met betrekking tot zo’n financieel product tot stand gekomen is. Het is onwaarschijnlijk dat het gesprek dan alleen over algemene, niet-financiële onderwerpen gegaan zal zijn. Aanwijzingen daarvoor ontbreken.
Ook kan er dan vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon aan de hand van een inventarisatie van de persoonlijke situatie en wensen van [gedaagden] heeft geadviseerd het product aan te schaffen.
Tevens is voldoende onderbouwd dat de tussenpersoon ook een ander financieel product heeft geadviseerd, zoals een hypotheek(verhoging).
En er kan dan eveneens vanuit worden gegaan dat de tussenpersoon zich niet heeft beperkt tot het geven van algemene informatie over de verschillende beleggingen of over effectenleaseproducten.
Tegenover de concreet toegelichte stellingen van [gedaagden] heeft Dexia, gelet op de hiervoor genoemde motiveringseisen, haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan de motiveringsplicht. Hieruit volgt dat sprake is geweest van een vergunningplichtig advies door de tussenpersoon. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Hetgeen Dexia in dit verband heeft aangevoerd maakt het voorgaande niet anders.
wetenschap Dexia
4.16.
[gedaagden] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [gedaagden] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. In diverse uitspraken van verschillende rechtbanken is overwogen en beslist dat in zijn algemeenheid uit de door Leaseproces in vele procedures overgelegde stukken het beeld naar voren komt, dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen, zoals Excellent Adviseurs, op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven. Er bestaat geen aanleiding om in de huidige procedure anders te oordelen, te minder nu [gedaagden] genoegzaam heeft aangetoond dat de tussenpersoon zich in haar algemene naar buiten toe gerichte publicaties (zoals website) profileerde als persoonlijk adviseur op maat.
4.17.
Hoewel in dit geval niet is gebleken dat Dexia concrete wetenschap heeft gehad van de advisering van de tussenpersoon aan [gedaagden] , had het, gelet op wat hiervoor is overwogen, op de weg van Dexia gelegen om bij de totstandkoming van een leaseovereenkomst, zoals in dit geval de overeenkomsten met [gedaagden] , actief navraag te doen bij de tussenpersoon of de desbetreffende klant de overeenkomst is aangegaan op advies van de tussenpersoon, om te kunnen beoordelen of zij de overeenkomst met [gedaagden] kon en mocht aangaan. Dat Dexia in deze zaak enig concreet hierop gericht onderzoek heeft verricht is gesteld noch gebleken. Zij had derhalve behoren te weten dat [gedaagden] door de tussenpersoon is geadviseerd.
aansprakelijkheid Dexia4.18. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [gedaagden] de overeenkomsten is aangegaan, heeft zij jegens [gedaagden] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [gedaagden] omstandigheden toerekenbaar die tot zijn schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft (zie de arresten van de Hoge Raad van 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7). Deze lijn is nadien bevestigd in het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935. Weliswaar kunnen er situaties zijn waarin voldoende reden is om een deel van de schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van de afnemer te doen komen, maar in dit geval zijn dergelijke feiten en omstandigheden niet aanwezig. Er is geen aanleiding om af te wijken van het hierboven genoemde uitgangspunt. De schade komt dan ook geheel voor rekening van Dexia.
conclusie4.19. Uit het voorgaande volgt, dat niet ten volle kan worden vastgesteld dat Dexia niets meer aan [gedaagden] verschuldigd is. Wat Dexia nog wel aan [gedaagden] verschuldigd is, kunnen partijen inmiddels berekenen. Zoals in de vele uitspraken in soortgelijke zaken is geoordeeld, bestaat de voor vergoeding in aanmerking komende schade uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen) en het niet vergoede gedeelte van de eventueel betaalde (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten, één en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [gedaagden] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Ook dient een eventueel eerder betaalde schadevergoeding in aanmerking te worden genomen. De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL: HR:2019:590.
4.20.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige verweren van [gedaagden] niet inhoudelijk besproken te worden. De vordering van Dexia zal met inachtneming hiervan worden toegewezen als na te melden.
4.21.
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, zoals hierna te melden. De gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen, voor zover nakosten gemaakt zullen worden en Dexia niet vrijwillig binnen veertien dagen na aanschrijving van [gedaagden] aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan. Daarbij wordt overwogen dat Dexia, indien deze door de aanschrijving van [gedaagden] pas kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het vonnis, de gelegenheid moet worden geboden om binnen een redelijke termijn aan de veroordeling in dit vonnis te voldoen, waarbij een termijn van veertien dagen als een redelijke termijn voor nakoming wordt gezien. De nakosten zullen worden vastgesteld op € 132,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten met nummers [contractnr. 1] en [contractnr. 2] niets meer aan [gedaagden] verschuldigd is, nadat is overgegaan tot uitbetaling van de schadevergoeding als onder 4.19. weergegeven,
5.2.
veroordeelt Dexia in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Koning tot op heden begroot op € 660,00 aan salaris gemachtigde,
5.3.
veroordeelt Dexia, onder de voorwaarde dat deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving door [gedaagden] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen en uitgesproken door mr. W.A. Swildens, kantonrechter, ter openbare terechtzitting van 22 juni 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: CS
coll: MB