6.3Het beroep dat eiseres op het vertrouwensbeginsel heeft gedaan slaagt niet. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een aan verweerder toe te rekenen toezegging van een ambtenaar over de manier waarop verweerder in haar geval de bevoegdheid tot het al dan niet aanwijzen van het huis als monument zou uitoefenen. Daarnaast is in de Erfgoedvisie vermeld dat de monumentenlijst niet representatief is, dat er achterstanden zijn bij de aanwijzing van monumenten en dat een deel van de aanwijzingen gekoppeld wordt aan de planning van bestemmingsplannen, zodat de noodzaak tot ad-hoc aanwijzingen vermindert. In de Erfgoedvisie is echter niet vermeld dat in het geheel geen ad-hoc aanwijzingen van monumenten meer zullen plaatsvinden en aanwijzingen uitsluitend over de boeg van de vaststelling van een bestemmingsplan zullen plaatsvinden, zodat eiseres daar ook niet van uit heeft mogen en kunnen gaan.
7. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd over de gang van zaken rondom de verzending van een brief over voorbescherming aan de vorige eigenaar van het huis staat, nog los van de juistheid van de conclusies die eiseres daaraan heeft verbonden, op zichzelf niet aan aanwijzing van een pand als monument in de weg. Verder is niet gebleken dat verweerder de bevoegdheid tot het nemen van het aanwijzingsbesluit heeft gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is daarnaast ook geen sprake.
Conclusie en aanwijzingen voor het nieuw te nemen besluit op bezwaar
8. Zoals hiervoor onder 5.6 overwogen, wordt het beroep van eiseres gegrond verklaard, omdat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat zinvol hergebruik van het huis mogelijk is. Het bestreden besluit kan om die reden niet in stand blijven. De rechtbank heeft bezien of het mogelijk is om zelf in de zaak te voorzien. Daarbij heeft zij kennis genomen van de rapporten van [bedrijf] , die in opdracht van eiseres in de beroepsfase zijn opgemaakt. De rechtbank kan echter niet aan de hand van deze rapporten vaststellen wat de kosten zijn voor restauratie van het huis met (zo veel mogelijk) behoud van de monumentale waarden en onderdelen van het huis. Zoals ook ter zitting is besproken, is het bij het restaureren van een monument niet nodig om het monument te herstellen in de vroegere of oorspronkelijke staat. Voldoende is dat behoedzaam wordt omgegaan met de huidige staat van het monument. [bedrijf] gaat in de kostenramingen op verschillende punten echter uit van herstel in de vroegere of oorspronkelijke staat. Ook mist in deze rapporten een deugdelijke bouwhistorische onderbouwing van de restauratiewerkzaamheden. De rechtbank kan daarom niet aan de hand van de kostenramingen door [bedrijf] vaststellen welke kosten gemoeid zijn met een zinvol hergebruik van het huis, en kan daarom ook niet beoordelen of die kosten niet dermate hoog zijn dat in redelijkheid had moeten worden afgezien van aanwijzing van het huis als gemeentelijk monument. Verweerder moet daarom opnieuw beslissen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
9. Met het oog op dit door verweerder nieuw te nemen besluit merkt de rechtbank het volgende op.
Wanneer verweerder het aanwijzingsbesluit wil handhaven, raadt de rechtbankverweerder aan tezamen met eiseres en zo nodig met behulp van een (met instemming van beide partijen in te schakelen) onafhankelijke deskundige, de mogelijkheden van restauratie van het huis en de daarmee gepaard gaande kosten te onderzoeken. Verweerder heeft zich gedurende de procedure herhaaldelijk op het standpunt gesteld dat het daarvoor nodig is dat eerst een bouwhistorisch onderzoek wordt verricht en een restauratieplan wordt opgesteld. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de door hem opgestelde Beleidsregel Restauratierichtlijnen versie 2011. Die richtlijnen zijn echter geschreven voor de situatie waarin het gaat om het wijzigen van een pand dat reeds als monument is aangewezen en daarmee om omgevingsvergunningplichtige wijzigingssituaties. Die situatie doet zich hier niet voor. Bij een aanwijzing tot monument en de beoordeling of zinvol hergebruik van een pand mogelijk is, is immers geen sprake van een omgevingsvergunningplichtige wijzigingssituatie. Een bouwhistorisch onderzoek en daarmee samenhangend restauratieplan als bedoeld in de Beleidsregel kan dan ook in het kader van de aanwijzing als monument niet op grond van deze richtlijnen van eiseres worden verlangd. Dit neemt niet weg dat van eiseres wel mag worden verlangd dat zij de benodigde medewerking aan verweerder verleent en toegang tot het pand verschaft voor het verrichten van bouwhistorisch of ander onderzoek.
Eiseres heeft nog gewezen op de kosten die zij heeft gemaakt voor het project van een meerlaagse dierenkliniek, waarvoor verweerder wegens strijd met het bestemmingsplan geen vergunning heeft willen verlenen. Die kosten houden op zichzelf echter geen verband met de kosten die voortvloeien uit de aanwijzing van het huis als monument en hoeven daarom niet bij de te verrichten belangenafweging te worden betrokken.
Griffierecht en proceskosten10.1 Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.