Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2023 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres
de minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
- overschrijding van de ononderbroken rijtijd
- onvoldoende dagelijkse rusttijd
- onvoldoende dagelijkse rusttijd
- overschrijding ononderbroken rijtijd
- 2 maal onvoldoende dagelijkse rusttijd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van [naam 1] voert eiseres aan dat zij hem meermaals heeft aangesproken over de rij- en rusttijdenwetgeving, 3 officiële waarschuwingen heeft gegeven (22 mei 2019, 23 augustus 2019 en 28 september 2019), bij email van 6 november 2019 heeft geïnstrueerd langer te rusten, en dat uit e-mails van 7 maart 2020, 18 april 2020 en 20 april 2020 blijkt dat eiseres toezicht heeft gehouden. Uiteindelijk heeft eiseres [naam 1] ontslagen.
Ten aanzien van [naam 2] voert eiseres aan dat zij hem meermaals heeft aangesproken op rij- en rusttijdenwetgeving en op 11 oktober 2019 hem een schriftelijke waarschuwing heeft gegeven.
Eiseres kan als werkgever pas achteraf constateren dat er overtredingen zouden zijn gepleegd en kan dus ook pas na het constateren maatregelen treffen. Daarbij geldt dat eiseres als werkgever proportioneel dient te handelen en onder andere gehouden is aan arbeidsrechtelijke wet- en regelgeving.
Eiseres stelt dat per overtreding moet worden afgewogen in hoeverre de voorgeschreven boete passend is. Verder moet worden beoordeeld of het opleggen van meerdere boetes vanwege overtredingen door dezelfde werknemer wel passend is. Deze afweging is niet gemaakt. Van een specifieke beoordeling van de evenredigheid en proportionaliteit is geen sprake.
Eiseres voert verder aan dat er geen rekening mee is gehouden dat zij het nodige heeft gedaan om de overtredingen te voorkomen. Ze heeft de werkzaamheden zo ingericht dat ze kunnen worden uitgevoerd met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving. Uiteindelijk heeft eiseres, ondanks het chauffeurstekort, afscheid genomen van drie chauffeurs. Eiseres merkt daarbij op dat de coronacrisis haar hard heeft getroffen en grote financiële gevolgen heeft gehad.
Ten slotte voert eiseres aan dat uit de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1973) volgt dat bij verminderde verwijtbaarheid de opgelegde boete moet worden gematigd tot 25% van het boetenormbedrag, en bij normale verwijtbaarheid tot 50%.
Verweerder wijst er verder op dat de boetebedragen normbedragen voor normale verwijtbaarheid betreffen. Opzet vormt geen bestanddeel van de bepalingen in de arbeidstijdenregelgeving. Tot 13 juli 2022 werd dan ook geen onderzoek gedaan naar de vraag of sprake was van opzet of grove schuld. Er werd altijd uitgegaan van normale verwijtbaarheid. In het verleden werd al wel de boete gematigd indien de overtreder aannemelijk maakte dat sprake was van verminderde verwijtbaarheid.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overtreding haar verminderd verwijtbaar is. Het enkel sturen van korte waarschuwingsbrieven aan werknemers is daarvoor onvoldoende. Daarbij komt dat uit het boeterapport blijkt dat er meer soortgelijke overtredingen zijn geconstateerd maar niet alle overtredingen tot een boete hebben geleid omdat bij een eerste bedrijfsinspectie alleen heel belangrijk inbreuken worden beboet en bij een werkgever met minder dan 25 werknemers de overtredingen van maximaal 3 werknemers in het boeterapport worden opgenomen. Uit bijlage 4 bij het boeterapport blijkt dat er in totaal 95 overtredingen zijn geconstateerd bij 14 van de 18 chauffeurs in een controleperiode van 28 dagen.