ECLI:NL:RBNHO:2024:1808

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
10537173 \ CV EXPL 23-3479
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake betaling van toestelprijs en abonnementskosten met betrekking tot telecommunicatiediensten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 februari 2024 een verstekvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen CE Credit Management Invest Fund 1 B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 720,00, vermeerderd met wettelijke rente, alsook betaling van resterende termijnen van een toestelprijs van € 660,82, en buitengerechtelijke incassokosten. De eisende partij stelde dat er een overeenkomst was gesloten met T-Mobile voor telecommunicatiediensten en de aanschaf van een Apple iPhone 8 Plus, welke overeenkomst door T-Mobile was ontbonden wegens wanbetaling. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende had aangetoond dat zij aan haar informatieplichten had voldaan en dat de vordering tot betaling van de abonnementskosten toewijsbaar was. Echter, de vordering tot betaling van rente en schadevergoeding werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat de gedaagde partij in verzuim was geraakt. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 720,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 maart 2023, en dat de gedaagde partij ook in de proceskosten werd veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10537173 \ CV EXPL 23-3479
Uitspraakdatum: 21 februari 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
CE Credit Management Invest Fund 1 B.V.
gevestigd te Rotterdam
de eisende partij
gemachtigde: LegalSteps B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert primair veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 720,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldatum van de facturen tot de dag der algehele voldoening. Subsidiair vordert de eisende partij met betrekking tot de resterende toestelprijs van € 660,82, veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de vervallen en toekomstige termijnen van ieder € 30,00, althans de betaling van de resterende toestelprijs in maandelijkse termijnen van € 30,00 ingaande op de dag van het vonnis tot de dag waarop het bedrag van € 660,82 is voldaan. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten. Tot slot vordert de eisende partij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De eisende partij stelt dat T-Mobile op 8 oktober 2018 in een van haar winkels met de gedaagde partij een overeenkomst met betrekking tot data- en/of telecommunicatiediensten (de abonnementskosten) en een kredietovereenkomst voor de aanschaf van een Apple iPhone 8 Plus 64GB heeft gesloten. T-Mobile heeft deze overeenkomst wegens wanbetaling ontbonden en heeft haar vordering vervolgens overgedragen aan de eisende partij. De eisende partij vordert nakoming van de overeenkomsten voor zover de gedaagde partij daarin tekort is geschoten.
2.3.
De eisende partij heeft ter onderbouwing van haar vordering verschillende facturen overgelegd. In de factuur van 13 november 2018 wordt een bedrag van € 2,54 aan ‘kosten papieren factuur’ genoemd. De eisende partij heeft niet toegelicht wat de grondslag is van dit deel van de vordering. De kantonrechter wijst het gedeelte van de vordering dat ziet op ‘kosten papieren factuur’ dan ook af.
(Pre)contractuele informatieplichten ten aanzien van de abonnementskosten
2.4.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.5.
De eisende partij heeft naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplichten als bedoeld in artikel 6:230l BW. De vordering tot betaling van de abonnementskosten ter hoogte van
€ 33,83‬is dan ook toewijsbaar, omdat deze vordering de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De kosten voor het sms’en en bellen buiten de bundel van
€ 145,53zijn eveneens toewijsbaar.
Let op! Het is niet aan de kantonrechter om de verschillende vorderingen aan de hand van de gegevens in de producties uit te splitsen. De eisende partij moet voortaan in de dagvaarding de verschillende vorderingen afzonderlijk specificeren.
Niet betaalde toestelkrediettermijnen
2.6.
Verder vordert de eisende partij betaling van € 29,00 aan niet betaalde toestelkrediettermijnen.
2.7.
De Hoge Raad heeft in de arresten van 13 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1385) en 12 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:236) – kort gezegd – het volgende beslist. In een overeenkomst vergelijkbaar met de onderhavige moet, ter bescherming van het belang van de koper, duidelijk zijn wat de koopprijs van de door hem gekochte zaak is, en daarmee wat de omvang is van de door hem verschuldigde termijnen, voor zover die daarop betrekking hebben. Die prijs moet in de overeenkomst afzonderlijk zijn bepaald. Aan die eis is in dit geval voldaan. In de overeenkomst staat namelijk dat het totaalbedrag voor het toestel € 720,00 bedraagt en dat dit bedrag (na een eenmalige bijbetaling van € 5,69) wordt afgelost in 24 maandelijkse toestelkrediettermijnen van € 30,00. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat de onderhavige toestelkredietovereenkomst rechtsgeldig is.
2.8.
Voorts is niet gebleken dat de eisende partij andere kosten en/of rente over de toestelprijs in rekening heeft gebracht, zodat sprake is van een zogenoemd zacht krediet. De wettelijke bepalingen over consumentenkredietovereenkomsten missen derhalve toepassing. Voor zover de eisende partij
€ 29,00vordert aan termijnen die zien op de toestelkredietovereenkomst is dat deel van de vordering dan ook toewijsbaar.
Factuur 13 november 2018
2.9.
De kantonrechter constateert dat de factuur van 13 november 2018 € 213,07 bedraagt, maar dat de eisende partij daarvan slechts € 61,35 vordert. Dat betekent dat alleen
€ 61,35van die factuur zal worden toegewezen.
Rente, buitengerechtelijke incassokosten en schadevergoeding en resterende termijnen toestelkrediet: verzuim
2.10.
De eisende partij vordert ook i) schadevergoeding als gevolg van ontbinding van de overeenkomst, ii) vervallen wettelijke rente vanaf het verstrijken van de betalingstermijn van de facturen en iii) buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert de eisende partij iv) betaling van de resterende termijnen van het toestelkrediet van € 660,82. De kantonrechter begrijpt dat de eisende partij ook aan de vordering onder iv) de gestelde ontbinding van de overeenkomst ten grondslag legt. Voor toewijzing van deze vorderingen is vereist dat de gedaagde partij in verzuim verkeert (zie artikel 6:119, 6:96 lid 6 en 6:265 lid 2 BW). De eisende partij heeft echter niet, althans onvoldoende, gesteld dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn van de facturen. Een betaaltermijn op een factuur is op zichzelf namelijk geen fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW. Daarvoor is in beginsel een voor nakoming overeengekomen termijn vereist. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt niet dat partijen de betalingstermijn zijn overeengekomen, zodat de gedaagde partij niet na het verstrijken van deze betalingstermijn in verzuim is geraakt. De gevorderde rente (ii) zal daarom niet worden toegewezen vanaf het verstrijken van de betalingstermijn van de facturen. De stelling dat betalingsverzoeken en sommaties zijn gestuurd is ook onvoldoende nu deze niet zijn overgelegd en dus ook daaruit niet kan worden afgeleid dat, wanneer en voor welke facturen en/of bedragen (alsnog) verzuim is ingetreden.
2.11.
De eisende partij stelt dat zij de overeenkomst heeft ontbonden. Zij heeft daarbij geen datum genoemd. Omdat het verzuim niet kan worden vastgesteld heeft de gestelde ontbinding echter geen rechtsgevolg gekregen. Daarom worden de vorderingen tot betaling van schadevergoeding (i) en tot betaling van de resterende termijnen van het toestelkrediet (iv) op die grond afgewezen.
2.12.
Ten aanzien van de resterende termijnen van het toestelkrediet (ii) beroept de eisende partij zich subsidiair op nakoming van de toestelovereenkomst. Dat beroep slaagt. Uit de overeenkomst volgt dat deze van rechtswege af zou lopen op 8 oktober 2020. Uit de dagvaarding blijkt dat de eisende partij op 6 maart 2023 een aanmaning heeft gestuurd met een betalingstermijn van 15 dagen na ontvangst van de aanmaning. Daarin is de gevorderde hoofdsom genoemd. Vast staat dat er niet binnen die termijn is betaald, zodat het verzuim ten aanzien van de niet betaalde termijnen van het toestelkrediet alsnog is ingetreden. Die termijnen zijn daarmee opeisbaar geworden zodat het bedrag van € 660,82 toewijsbaar is. Nu de eisende partij van de factuur van 11 december 2018 slechts
€ 658,65vordert zal dat bedrag worden toegewezen.
2.13.
Gezien voornoemde sommatie van 6 maart 2023 met een betalingstermijn van 15 dagen en het feit niet binnen die termijn is betaald, is het verzuim alsnog ingetreden en is vanaf dat moment wettelijke rente verschuldigd. De rente zal daarom worden toegewezen vanaf 22 maart 2023.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.14.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat niet gebleken is dat de gedaagde partij in verzuim verkeerde op het moment dat de eisende partij de veertiendagenbrief van 6 maart 2023 verstuurde. Daarmee is niet voldaan aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
Conclusie
2.15.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van
€ 720,00‬‬‬ (€ 61,35 + € 658,65) aan hoofdsom toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023.
2.16.
De gedaagde partij zal worden veroordeeld in de proceskosten omdat hij grotendeels in het ongelijk is gesteld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 720,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,84 wegens dagvaardingskosten,
€ 322,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter