ECLI:NL:RBNHO:2024:8151

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
11072483 / AO VERZ 24-35
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot betaling van aanzegvergoeding, transitievergoeding en achterstallig salaris door werknemer aan werkgever

In deze zaak verzoekt een werknemer, [verzoeker], de werkgever, [verweerder], te veroordelen tot betaling van een aanzegvergoeding, een transitievergoeding en achterstallig salaris. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen, waarbij het feit dat de werkgever geen verweerschrift heeft ingediend en niet op de zitting is verschenen, zwaar heeft meegewogen. De werknemer was in dienst bij de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die op 28 februari 2024 van rechtswege eindigde. De aanzegging over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst vond pas op 23 februari 2024 plaats, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen van de werkgever. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever de aanzegvergoeding van € 4.333,00, de transitievergoeding van € 1.609,27 en het achterstallige salaris van € 27.500,00 moet betalen. Daarnaast zijn ook de vakantietoeslag en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van de werkgever, die in deze zaak ongelijk heeft gekregen. De beschikking is op 12 juni 2024 uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 11072483 / AO VERZ 24-35 (SJ)
Uitspraakdatum: 12 juni 2024 (bij vervroeging)
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. C. Sesver
[toevoegingsnummer: [toevoegingsnummer] ]
tegen
[verweerder],
wonende en zaakdoende te [vestigingsplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
niet verschenen met afbericht
De zaak in het kort
In deze zaak verzoekt een werknemer om een werkgever te veroordelen tot betaling van onder meer een aanzegvergoeding, een transitievergoeding en achterstallig salaris. De kantonrechter wijst het verzoek toe. Daarbij weegt mee dat de werkgever geen verweerschrift heeft ingediend en ook niet op de zitting is verschenen om daar verweer te voeren.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om [verweerder] te veroordelen tot betaling van onder meer een vergoeding wegens het niet nakomen van de zogenoemde aanzegverplichting. [verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 5 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen met haar gemachtigde. [verweerder] is niet verschenen. [verzoeker] heeft op de zitting haar standpunt toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.

2.Feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1989, is op 1 maart 2023 in dienst getreden bij [verweerder] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is die van HR-manager voor 32 uur per week, met een salaris van € 4.500,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Op 27 november 2023 heeft [verzoeker] zich ziekgemeld.
2.3.
De arbeidsovereenkomst is van rechtswege geëindigd op 28 februari 2024. De arbeidsovereenkomst is nadien niet voortgezet.
2.4.
De aanzegging heeft plaatsgevonden op 23 februari 2024.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt [verweerder] te veroordelen tot betaling van € 4.333,00 bruto aan aanzegvergoeding, € 1.609,27 bruto aan transitievergoeding en € 27.500,00 bruto aan achterstallig salaris over de maanden juli tot en met december 2023, en (betaling van) een aantal nevenvorderingen. Verder heeft zij verzocht om overlegging van de salarisspecificaties waarin de gevorderde betalingen zijn verwerkt op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort gezegd – dat [verweerder] heeft verzuimd om haar uiterlijk een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst te informeren over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst, en dat zij daarnaast recht heeft op betaling van een transitievergoeding, het achterstallige loon over de maanden juli tot en met december 2023, vakantiegeld, de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. Omdat [verweerder] ondanks herhaaldelijke verzoeken van [verzoeker] niet over is gegaan tot betaling, is hij ook gehouden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[verweerder] heeft geen verweer ingediend en is, na afbericht, ook niet op de zitting verschenen om daar mondeling verweer te voeren.

4.De beoordeling

4.1.
[verweerder] heeft geen verweer ingediend. In een e-mail van 4 juni 2023, door [verzoeker] overgelegd, heeft [verweerder] aan [verzoeker] laten weten dat hij niet op zitting aanwezig zal zijn en dat hij tot betaling zal overgaan. Dat laatste is niet gebeurd, maar de e-mail toont wel aan dat [verweerder] het verzoek van [verzoeker] niet betwist. Vervolgens is [verweerder] inderdaad niet op zitting verschenen. Dit betekent dat hij geen informatie heeft gegeven en geen vragen heeft kunnen beantwoorden van de kantonrechter. De gevolgen daarvan komen voor rekening en risico van [verweerder] . De kantonrechter zal daarom een beslissing (moeten) nemen zonder dat daarbij een verweer van [verweerder] wordt betrokken.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [verweerder] moet worden beoordeeld tot betaling van de door [verzoeker] genoemde vergoedingen en nevenvorderingen.
4.3.
Wat betreft de aanzegvergoeding geldt het volgende. [verweerder] had de wettelijke verplichting om [verzoeker] schriftelijk uiterlijk een maand voordat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigde, te informeren over het al dan niet voortzetten van die arbeidsovereenkomst. [1] Dat heeft [verweerder] niet tijdig gedaan. [verweerder] is daarom aan [verzoeker] een vergoeding naar rato [2] verschuldigd. Niet weersproken is dat [verweerder] [verzoeker] pas op 23 februari 2024 heeft bericht dat de arbeidsovereenkomst niet wordt voortgezet. Dat betekent dat [verweerder] zal worden veroordeeld tot betaling naar rato van een bedrag aan loon over 21 werkdagen. [verweerder] heeft niet betwist dat dit neerkomt op een bedrag van
€ 4.333,00 bruto, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
4.4.
De arbeidsovereenkomst is na het einde van rechtswege op initiatief van [verweerder] niet aansluitend voortgezet. [verweerder] is daarom ook de transitievergoeding verschuldigd. [3] Het verzoek van [verzoeker] om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 1.609,27 bruto kan dus ook worden toegewezen.
4.5.
De verzoeken tot betaling van het achterstallig loon over de maanden juli tot en met december 2023, de vakantietoeslag over de periode van 1 juni 2023 tot en met 28 februari 2024 en het verstrekken van specificaties zijn eveneens toewijsbaar, omdat die verzoeken niet zijn weersproken. De dwangsom ten aanzien van de veroordeling tot het verstrekken van specificaties wordt gemaximeerd op € 10.000,00.
4.8.
[verzoeker] heeft recht op de gevorderde wettelijke verhoging, omdat er te laat is betaald. [verweerder] heeft geen verweer gevoerd en er zijn dan ook geen aanknopingspunten om die verhoging te matigen.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de verschillende bedragen is ook toewijsbaar, omdat [verweerder] in verzuim is met tijdige betaling.
4.10.
De buitengerechtelijke kosten van € 1.004,42 zijn eveneens toewijsbaar. [verzoeker] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht en het gevorderde bedrag is niet hoger dan het gebruikelijke tarief.
4.11.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] omdat hij ongelijk krijgt. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten worden eveneens toegewezen als navolgt.
4.12.
Tot aan deze beschikking worden de proceskosten aan de zijde van [verzoeker] vastgesteld op € 87,00 aan griffierecht, € 814,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verzoeker] en
€ 135,00 aan nakosten, totaal een bedrag van € 1.036,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 4.333,00 bruto aan aanzegvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 maart 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 1.609,27 bruto aan transitievergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 april 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 27.500,00 bruto aan achterstallig salaris over de maanden juli tot en met december 2023, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van de gehele betaling;
5.4.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 3.240,00 bruto aan vakantietoeslag over de periode van 1 juni 2023 tot en met 28 februari 2024, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50%, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van gehele betaling;
5.5.
veroordeelt [verweerder] tot het verstrekken aan [verzoeker] van deugdelijke specificaties van de te betalen bedragen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag voor iedere dag dat [verweerder] hiermee in gebreke blijft vanaf een week na betekening van deze beschikking, met een maximum van € 10.000,00;
5.6.
veroordeelt [verweerder] tot betaling aan [verzoeker] van € 1.004,42 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.7.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op € 1.036,00, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van gehele betaling;
5.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 12 juni 2024 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 7:668 lid 1, onderdeel a en lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 7:668 lid 3 BW.
3.Artikel 7:673 lid 1, onderdeel a, BW.