ECLI:NL:RBNHO:2025:12917

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
24-2530
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor de bouw van een hobbykas en de beoordeling van het gelijkheidsbeginsel

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van een omgevingsvergunning voor de bouw van een hobbykas beoordeeld. Eiser had op 17 oktober 2023 een vergunning van rechtswege verkregen voor de hobbykas, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen heeft deze vergunning op 4 april 2024 herroepen en alsnog geweigerd. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank oordeelt dat de hobbykas vergunningplichtig is en dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de vergunning is geweigerd. De rechtbank concludeert dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, maar dat het college onvoldoende heeft onderbouwd waarom de hobbykas in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank vernietigt het besluit van het college en draagt het college op om opnieuw op het bezwaar te beslissen, waarbij de van rechtswege verleende vergunning herleeft als er geen deugdelijke motivering voor de weigering kan worden gegeven. Eiser krijgt tevens een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/2530

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van Groningen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen

(gemachtigden: mr. S.I. Visser en mr. E.R.Z. de Boer).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] , uit [plaats]

(gemachtigde: mr. drs. A.M.A. van Aalst-Braakman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van [eiser] tegen de beslissing om de van rechtswege verleende vergunning voor een hobbykas op het perceel aan de [adres 1] in [plaats] te herroepen en alsnog te weigeren.
1.1.
Op 17 oktober 2023 is bekendgemaakt dat de vergunning van rechtswege is verleend voor de hobbykas. [naam 1] heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Met het bestreden besluit van 4 april 2024 op het bezwaar heeft het college de vergunning herroepen en alsnog geweigerd.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] , zijn gemachtigde, [naam 2] en [naam 3] als toenmalige gemachtigden van het college, [naam 1] en zijn gemachtigde. Op de zitting is het onderzoek geschorst om het college en [naam 1] in de gelegenheid te stellen te reageren op een stuk dat [eiser] op de zitting had overgelegd.
1.4.
Het college heeft schriftelijk op het stuk gereageerd.
1.5.
[eiser] heeft aan de rechtbank gevraagd om het beroep voor een tweede keer op zitting te behandelen. Daarna heeft de meervoudige kamer het beroep verwezen naar de enkelvoudige kamer.
1.6.
[eiser] heeft vervolgens nog stukken ingediend.
1.7.
De enkelvoudige kamer heeft het beroep behandeld op de zitting van
30 september 2025. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser] , zijn gemachtigde en de huidige gemachtigden van het college. [naam 1] en zijn gemachtigde zijn niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de weigering van de omgevingsvergunning voor de hobbykas. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van [eiser] .
3. De rechtbank is van oordeel dat de hobbykas vergunningplichtig is en dat het college niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de vergunning is geweigerd. Ook is de rechtbank van oordeel dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat ging er vooraf aan dit beroep?
4.1.
[eiser] heeft een hobbykas gerealiseerd op zijn perceel aan de [adres 1] in [plaats] . [naam 1] is eigenaar van het naastgelegen perceel. [naam 1] heeft bij het college een handhavingsverzoek ingediend over de hobbykas. In het licht van dat handhavingstraject heeft [eiser] aan het college een omgevingsvergunning gevraagd voor de hobbykas.
4.2.
Het college heeft niet op tijd beslist op de aanvraag van [eiser] . Het gevolg daarvan is dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend.
4.3.
[naam 1] heeft met succes bezwaar gemaakt tegen die vergunning.
Welk recht is van toepassing?
5. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 26 april 2023. Op grond van de Invoeringswet Omgevingswet blijft daarop het recht van toepassing zoals dat gold vóór 1 januari 2024. Dit betekent dat de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing blijft.
Is [naam 1] belanghebbende?
6.1.
[eiser] stelt dat [naam 1] niet-ontvankelijk was in bezwaar, omdat hij geen belanghebbende is. Weliswaar grenst zijn perceel aan dat van [eiser] , maar dat is niet voldoende. Alleen iemand die een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende. [naam 1] ondervindt volgens [eiser] geen gevolgen van enige betekenis. Hij heeft geen zicht op het bouwwerk. De hobbykas wordt aan het zicht onttrokken door de industriële bebouwing op het perceel van [naam 1] en de dichte bebossing en struiken. Bovendien heeft [naam 1] ter hoogte van de hobbykas op het achterste gedeelte van zijn perceel een onvergund bouwwerk staan. Van feitelijke hinder is ook geen sprake. De bouw van de hobbykas en het gebruik dat daarvan wordt gemaakt hebben geen enkele invloed op de aanwezige flora en fauna.
6.2.
Het college voert aan dat [naam 1] wel belanghebbende is, omdat hij in het bezwaarschrift stelde dat hij hinder ondervindt in de vorm van geluid- en
stankoverlast. Bovendien heeft [naam 1] volgens het college zicht op de kas.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat [naam 1] inderdaad belanghebbende is. Voorop staat dat alleen degene die een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit een belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als het gaat om een besluit dat is genomen krachtens de Wabo, dan wordt belanghebbendheid in beginsel aangenomen bij bewoners en eigenaren [1] van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het besluit gaat. Er wordt dan standaard van uitgegaan dat als er zich feitelijke gevolgen voordoen, die gevolgen van enige betekenis zijn. Van dit uitgangspunt kan alleen worden afgeweken als het uitgesloten is dat betrokkene feitelijke gevolgen ondervindt. [2] Vanwege de ligging van de hobbykas, in combinatie met de omstandigheid dat namens [eiser] is verklaard dat het gaat om een luxe uitvoering van een kas die bedoeld is om daar te kunnen zitten, is niet uitgesloten dat [naam 1] feitelijke gevolgen ondervindt van (het gebruik van) de hobbykas.
Is de hobbykas vergunningvrij?
7. De hobbykas is een bijbehorend bouwwerk, in de zin van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Voor de vraag of [eiser] de hobbykas zonder omgevingsvergunning mocht realiseren, moet gekeken worden naar artikel 2, aanhef en onder 3, aanhef en onder f, aanhef en onder 3°, van bijlage II bij het Bor. [3] Uit dat artikel volgt namelijk dat in dit geval geen omgevingsvergunning nodig is als de oppervlakte van het totaal aantal vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken in het bebouwingsgebied niet meer dan 150 m2 is. Het bebouwingsgebied is het achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw. Achtergrond daarvan is de wens om een opeenstapeling van steeds weer aan elkaar gebouwde aan- en uitbouwen te voorkomen waardoor percelen volledig volgebouwd worden (het zogenaamde Droste-effect). [eiser] en het college verschillen van mening over de vraag of het maximale aantal vierkante meters aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken zonder de hobbykas al benut is of niet.
7.1.
In het licht van het geschil is van belang om vooraf te constateren dat een uitbreiding van het hoofdgebouw moet worden gezien als een ‘bijbehorend bouwwerk’. De vraag die daarom als allereerste moet worden beantwoord is wat hier het oorspronkelijk hoofdgebouw is. Het oorspronkelijk hoofdgebouw bepaalt namelijk de ‘nulsituatie’ van waaruit het vergunningvrije bouwen kan plaatsvinden. Het college gaat in de besluitvorming ervan uit dat de woning op het perceel van [eiser] zoals die in 1922 is vergund en gebouwd, het oorspronkelijk hoofdgebouw is. Die woning heeft een oppervlakte van 65 m2. Volgens het college is daarna al voor 178,42 m2 aan bijbehorende bouwwerken gerealiseerd, onder andere bestaande uit een uitbouw aan het hoofdgebouw van 74 m2. Daarmee heeft [eiser] volgens het college de vergunningvrije bouwmogelijkheden van 150 m2 al overschreden, nog zonder de hobbykas mee te rekenen.
7.2.
[eiser] bestrijdt dat hij de maximale vergunningvrije bouwmogelijkheden al volledig benut heeft. Hij stelt dat het hoofdgebouw van 1922 op basis van een bouwvergunning uit 2000 zodanig veranderd en vernieuwd is, dat als gevolg daarvan een wezenlijk andere woning is ontstaan. Anders dan het college aanneemt, is volgens hem geen sprake van een aanbouw maar van een zo goed als volledig gesloopt oorspronkelijk hoofdgebouw waarvan slechts drie muren zijn blijven staan. De overige muren, het dak, de uitbreiding en overige veranderingen maken dat sprake is van een wezenlijk ander gebouw. Dat nieuwe gebouw moet gezien worden als het oorspronkelijk hoofdgebouw. Die nieuwe woning is aanzienlijk groter dan het in 1922 vergunde hoofdgebouw. Als voor het oorspronkelijk hoofdgebouw de woning na 2000 wordt genomen, blijven er van de eerder genoemde 150 m2 nog voldoende vierkante meters over om de hobbykas als bijbehorend bouwwerk vergunningvrij te realiseren. Het college rekent dus ten onrechte de ‘uitbouw’ van 74 m2 mee als bijbehorend bouwwerk. Volgens [eiser] horen die vierkante meters bij het oorspronkelijk hoofdgebouw.
7.3.
Uitgangspunt is dat het oorspronkelijk hoofdgebouw in de zin van het Bor het hoofdgebouw is zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden is opgeleverd conform de vergunning die voor het hoofdgebouw is verleend. Met andere woorden, het is het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is opgeleverd. Bepalend is dus niet de situatie zoals die in de loop der jaren is vergund. [4] Verder geldt dat aan- en uitbouwen die van het hoofdgebouw te onderscheiden zijn en die als functioneel onderdeel van het hoofdgebouw op basis van de vergunning tegelijkertijd zijn meegebouwd, geacht worden deel uit te maken van het oorspronkelijk hoofdgebouw. Het moet daarbij dan wel gaan om aan- of uitbouwen waarin gebruik wordt gerealiseerd dat het belangrijkst is in het licht van de bestemming. In bouwkundige zin van het hoofdgebouw te onderscheiden aangebouwde bouwwerken waarin slechts ondergeschikte functies plaatsvinden (zoals een aangebouwde garage/berging) maken geen deel uit van het hoofdgebouw en dus ook niet van het oorspronkelijk hoofdgebouw. [5]
Concreet betekent dit alles dat de rechtbank moet beoordelen of in 2000 een nieuw opgericht gebouw is ontstaan, in die zin dat de aangebrachte wijzingen ertoe hebben geleid dat een
wezenlijkander gebouw is ontstaan.
7.3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de woning van 65 m2, zoals gebouwd in 1922 in dit geval als oorspronkelijk hoofdgebouw moet worden gezien. Vast staat dat in 1922 op het perceel een woning is gebouwd en dat ook na de werkzaamheden in 2000 daar nog steeds een woning staat, zij het dat sprake is geweest van een forse vergroting. [eiser] stelt weliswaar dat het gebouw uit 1922 zo goed als volledig is gesloopt en dat hij op verzoek van het college bij de verbouwing in 2000 feitelijk slechts drie muren heeft laten staan, maar dit blijkt niet uit de verleende vergunning uit 2000. Hij heeft destijds een vergunning aangevraagd voor het ‘vergroten van de woning’ en het college heeft daar toen een vergunning voor verleend. Het uiterlijk van de in 1922 gerealiseerde woning is in de huidige situatie bovendien nog duidelijk herkenbaar. Op de zitting van de meervoudige kamer in 2024 is namens [eiser] verklaard dat er in 2000 een andere indeling en andere functies zijn ontstaan. [eiser] heeft gesteld dat de keuken in het uitbreidingsgedeelte is gerealiseerd, waardoor een functioneel onderdeel van de oorspronkelijke locatie is verplaatst naar het uitbreidingsgedeelte. Deze omstandigheden maken, evenals de omvang van de vergroting, het gebouw niet zodanig anders dat daardoor een wezenlijk ander gebouw zou zijn ontstaan. [6]
7.4.
Het oordeel dat de woning zoals die is vergund en gebouwd in 1922 het oorspronkelijk hoofdgebouw is, leidt tot de conclusie dat de hobbykas niet vergunningvrij kon worden gerealiseerd. Zoals al werd overwogen, mag [eiser] op het perceel 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken ten opzichte van het oorspronkelijk hoofdgebouw vergunningvrij realiseren. Volgens het college was op het perceel al in totaal 178,42 m2 bijgebouwd. Het college doelt op een bijgebouw naast de woning van 74,98 m2, een pomphuis van 29,44 m2 en een uitbouw aan het hoofdgebouw van 74 m2. Omdat de woning uit 1922 van 65 m2 het oorspronkelijk hoofdgebouw is, heeft het college het aantal vierkante meters van de uitbouw terecht meegerekend als bijbehorend bouwwerk. Dit betekent dat er zonder de hobbykas al meer dan het maximaal toegestane aantal vierkante meters aan bijbehorende bouwwerken is gerealiseerd.
Weigering van de vergunning
8. Zoals al werd overwogen, is de hobbykas niet vergunningvrij. Anders gezegd, [eiser] heeft een omgevingsvergunning nodig voor de hobbykas. Het college heeft die vergunning geweigerd omdat de hobbykas in strijd is met het bestemmingsplan dat ter plaatse geldt en het college niet wenst mee te werken aan een afwijking daarvan.
8.1.
De locatie waar de hobbykas staat, heeft de bestemming ‘tuin’, op basis van het bestemmingsplan ‘Schoorl-Kernen en buurtschappen’. Op gronden met deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan en bestaande gebouwen, met uitzondering van paardenbakken, bouwwerken voor mestopslag, tredmolens en onoverdekte zwembaden. [7] De hobbykas is een gebouw in de zin van het bestemmingsplan [8] en is dus strijdig met de bestemming ‘tuin’. Dit is op zichzelf niet in geschil tussen partijen.
Het college heeft om die reden de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’ daarom terecht ook aangemerkt als een aanvraag voor de activiteit ‘strijdig gebruik’. [9] Het college betoogt dat de activiteit in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Het college wil daarom niet meewerken aan afwijking van het bestemmingsplan.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het college niet wenst mee te werken aan afwijking van het bestemmingsplan. Hierna legt de rechtbank uit waar dit oordeel op is gebaseerd.
8.2.1.
[eiser] voert aan dat het niet evenredig is om een hobbykas die overwegend transparant is uitgevoerd en is gesitueerd aan de rand van de tuin in het dichte groen in een zeer grote en diepe tuin, aan te merken als ongewenste verstening die afbreuk doet aan het behoud van de groene kamers. Het landschap blijft ook dan open en de hobbykas doet geen afbreuk aan de instandhouding van het afwisselende landschap in de binnenduinrand. De hobbykas is ook niet zichtbaar vanaf de Duinweg. De algemene verwijzing naar het willen behouden van het aanwezige groen en de zogeheten groene kamers en het haaks staan van het toenemen van verstening in de vorm van een hobbykas op het aspect beeldkwaliteit, is volgens [eiser] duidelijk een standaardoverweging die uitsluitend dient ter onderbouwing van de herroeping van de omgevingsvergunning
8.2.2.
Hiertegenover betoogt het college dat het een vaste gedragslijn is om op een woonperceel niet meer toe te staan dan het maximale aantal vierkante meters aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken. Het vergunningvrij bouwen is in de loop der jaren steeds meer verruimd en is voldoende om in de behoefte van een woonfunctie te voorzien. Het college hanteert ook een algemeen geldend praktijkbeleid om niet mee te werken aan bijgebouwen op gronden met de bestemming ‘tuin’. Afwijking van dat beleid is onwenselijk en zou een ongewenste precedentwerking veroorzaken. De hobbykas met een oppervlakte van 32 m2 en met een hoogte van 5 meter heeft een significante impact ten opzichte van het ruimtelijke gebied. Alleen al de hoogte van het bouwwerk is vijf keer groter dan planologisch gewenst is. De hobbykas is te zien vanaf de Omloop. Daarnaast valt ook uit luchtfoto’s duidelijk op te maken dat de hobbykas een forse ruimtelijke impact heeft. In 2020 was het namelijk nog een door groen omgeven gebied, voordat de hobbykas gebouwd werd. Volgens het college gaat een bijgebouw zoals de hobbykas ten koste van de ruimtelijke kwaliteit van het groene Aagtdorp. Het aanwezige groen en de groene kamers moeten zo veel mogelijk behouden blijven. In de structuurvisie Landelijk Gebied Gemeente Bergen wordt het groene Aagtdorp beschreven als een onderdeel van een bijzonder landschap en een rijke cultuurhistorie van Bergen. De gebouwde hobbykas past niet hierin en geeft een verstorend beeld. Er is sprake van een flinke toename van verstening door het plaatsen van een bouwwerk met een oppervlakte van 32 m2. Er is dus geen sprake van een minimale impact. Het naastgelegen perceel heeft de bestemming ‘bos’. Deze bestemming betreft grote bospercelen waarop doorgaans geen bebouwing aanwezig is. De activiteiten binnen deze bestemming moeten zijn gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van de actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden. Ook gelet daarop kan er volgens het college niet meegewerkt worden aan legalisering.
8.2.3.
Het college heeft hiermee onvoldoende gemotiveerd waarom het behoud van de groene kamers in gevaar is door deze hobbykas. Het college legt weliswaar uit waarom het in het algemeen belang hecht aan het behoud van die groene kamers maar heeft niet voldoende concreet gemotiveerd waarom deze specifieke hobbykas daar niet in past. Evenmin heeft het college voldoende gemotiveerd waarom juist deze hobbykas een verstorend beeld zou geven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de hobbykas voor het overgrote deel transparant is vormgegeven en dat het zicht op de hobbykas vanaf de openbare weg hoogstens minimaal is. Zo is niet in geschil dat de hobbykas niet zichtbaar is vanaf de Duinweg. Daarnaast geven de foto’s in het dossier geen blijk van duidelijk zicht vanaf de op ongeveer 350 meter van de hobbykas gelegen Omloop. Verder is van belang dat het college geen eigen onderzoek heeft gedaan naar de impact van de hobbykas voor omwonenden. Daarbij moet de begroeiing op de perceelsgrenzen in aanmerking worden genomen, alsmede dat de haard in de hobbykas dicht is gemaakt en dus niet bruikbaar is.
Tussenconclusie
8.3.
Uit het voorgaande volgt dat aan het bestreden besluit zowel een motiverings- als zorgvuldigheidsgebrek kleeft. Dit leidt ertoe dat het beroep van [eiser] gegrond is. Het bestreden besluit wordt vernietigd. Het college zal opnieuw op het bezwaar moeten beslissen. Vanwege het onderzoek dat het college nog moet verrichten, komt het de rechtbank voor dat dit de meest efficiënte manier van afdoening is. Door de vernietiging van het bestreden besluit herleeft de van rechtswege verleende omgevingsvergunning voor de hobbykas. Het college moet bij het nieuw te nemen besluit op bezwaar de vergunning in stand laten, als een deugdelijke motivering van de weigering niet mogelijk blijkt.
Strijd met het gelijkheidsbeginsel?
9.1.
Met het oog op de nieuw te nemen beslissing op bezwaar, overweegt de rechtbank het volgende. [eiser] heeft ook naar voren gebracht dat weigering van de omgevingsvergunning in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank legt hierna uit waarom zij [eiser] daar niet in volgt.
9.2.
[eiser] stelt dat het college in andere gevallen latere uitbreidingen wel tot het oorspronkelijk hoofdgebouw rekent. Ter illustratie wijst [eiser] onder andere op de omgevingsvergunning die het college heeft verleend voor [adres 2] .
9.3.1.
In die omgevingsvergunning constateert het college dat het bouwplan ziet op de verwijdering van een bestaande overkapping/balkon van een woning en de vervanging daarvan door een serre/aanbouw van 30 m2. Dit bouwplan voldoet niet aan de regels van het bestemmingsplan, gelet op de grootte van het perceel. In de omgevingsvergunning staat dat de bestaande woning in de loop van de jaren is uitgebouwd tot een totale oppervlakte van 120 m2 en dat die oppervlakte voldoet aan de voorschriften van het bestemmingsplan. Vervolgens constateert het college dat een vergunning verleend zou moeten worden als de bestaande woning zou worden gesloopt en opnieuw zou worden aangevraagd. In dat geval zou de serre/aanbouw vergunningvrij zijn, gelet op de grootte van het bebouwingsgebied. Met het bouwplan komt het totaal aantal vierkante meters aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in combinatie met de al bestaande garage-berging namelijk op 112 m2 uit en dat is minder dan de toegestane 150 m2. Omdat de volgorde van aanvragen in dit geval dus relevant is voor de vraag of de serre/aanbouw is toegestaan, is het college bereid om mee te werken aan het bouwplan. Het college heeft daar op de tweede zitting aan toegevoegd dat is gekeken hoe de situatie zou zijn beoordeeld als in de bebouwing een andere volgorde zou zijn aangehouden. Het college heeft onderzocht of het dan mogelijk wel gepast zou hebben in het totaal aantal vierkante meters. Voor [adres 2] geldt dat het bestemmingsplan een woning toestond met de grootte van de woning die er op dat moment stond. Het college heeft toen gekeken wat er maximaal aan hoofdgebouw zou mogen, als het gaat om oppervlakte, bouwvlak en bouwvolume. Ook heeft het college onderzocht hoe het bestemmingsplan zich aldus verhoudt tot de regels om vergunningvrij te mogen bouwen. Voor de woning aan [adres 2] geldt dat deze binnen het bestemmingsplan zou passen als deze volledig gesloopt en opnieuw gebouwd zou worden. In die situatie zou de serre/aanbouw vergunningvrij geweest zijn.
9.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat de situatie van [eiser] anders is dan die op [adres 2] . Als het hoofdgebouw op het perceel van [eiser] volledig zou worden gesloopt en opnieuw gebouwd zou worden, zou dat niet passen binnen het bestemmingsplan. De woning zou dan deels buiten het bouwvlak komen en een te grote oppervlakte hebben. Schending van het gelijkheidsbeginsel is daarom niet gebleken. De andere gevallen die [eiser] heeft aangevoerd, zijn volgens hem vergelijkbaar met [adres 2] . Gelet hierop en op het ontbreken van een nadere toelichting van deze gevallen door hem, ziet de rechtbank hierin evenmin een schending van het gelijkheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

10. Zoals onder 8.3 al werd overwogen, is het beroep gegrond, wordt het bestreden besluit vernietigd en moet het college opnieuw op het bezwaar beslissen. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan [eiser] vergoeden en krijgt hij ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door zijn gemachtigde als beroepsmatige rechtsbijstandverlener krijgt [eiser] een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft een punt voor een proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (één punt), heeft aan de eerste zitting deelgenomen (één punt) en heeft aan de nadere zitting deelgenomen (half punt). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.267,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 4 april 2024;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan [eiser] moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan [eiser] .
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, in aanwezigheid van mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.En ook bij anderszins zakelijk of persoonlijk gerechtigden.
2.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 3 april 2024 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2024:1392.
3.Uit de handhavingszaak met nummer HAA 23/1901 blijkt dat het college de besluitvorming daarop heeft gebaseerd.
4.Zie de nota van toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 136), de uitspraak van de Afdeling van 11 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:2122, en de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2618.
5.Zie de nota van toelichting bij het Bor (Stb. 2010, 143, blz. 136 en 137) en de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2618.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1897, en de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4254.
7.Zie artikel 18, tweede lid, van het bestemmingsplan.
8.Dat volgt uit artikel 1, 39e lid, van het bestemmingsplan.
9.Zie artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo.