ECLI:NL:RBNHO:2025:14391

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
HAA 24/2615
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van recht bij Woo-verzoeken door eiser tegen gemeente Haarlem

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 13 oktober 2025, wordt het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn Woo-verzoeken door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem ongegrond verklaard. De rechtbank concludeert dat eiser misbruik maakt van recht door een overmatig aantal verzoeken in te dienen, die niet gericht zijn op het verkrijgen van publieke informatie, maar eerder op het uiten van ongenoegen over de afhandeling van zijn eerdere verzoeken. Eiser heeft in de afgelopen jaren meer dan zestig verzoeken ingediend, waarvan de meeste verband houden met een specifiek dossier. De rechtbank stelt vast dat eiser zich beledigend en intimiderend heeft uitgelaten naar ambtenaren en dat zijn communicatie niet in lijn is met de fatsoensnormen die in een rechtsgang verwacht worden. De rechtbank wijst erop dat dergelijk gedrag kan leiden tot niet-ontvankelijkheid in toekomstige procedures. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten van het college, die zijn vastgesteld op € 1.814,00. De uitspraak benadrukt het belang van een fatsoenlijke procesvoering en de gevolgen van misbruik van procesrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/2615

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, het college,
(gemachtigde: mr. F.J.H. van Tienen).

Procesverloop

1.1.
Met het bestreden besluit van 14 mei 2024 op het bezwaar van eiser heeft het college de buitenbehandelingstelling van het verzoek van eiser op grond van de Wet open overheid (Woo) gehandhaafd.
1.2.
Eiser heeft beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiser, vergezeld door de heer [naam 1] , de gemachtigde van het college en de heer mr. [naam 2] .

Vaststaande feiten

2. De rechtbank stelt in het licht van de totstandkoming van het bestreden besluit van 14 mei 2024 de volgende niet in geschil zijnde feiten vast die zij tot uitgangspunt heeft genomen.
2.1.
Eiser heeft op 2 augustus 2023, 7 augustus 2023, 29 september 2023, 6 oktober 2023, 15 oktober 2023 en 16 oktober 2023 verzoeken om publieke informatie ingediend.
2.2.
Met het besluit van 25 september 2023 (BIP I) wordt het verzoek van 7 augustus 2023 buiten behandelingstelling gesteld, omdat sprake is van misbruik van recht.
2.3.
Eiser maakt op 25 september 2023 bezwaar. In het bezwaarschrift, is voor zover hier van belang, het volgende te lezen:

Tegen welk besluit maakt u bezwaarHet is te bezopen voor woorden.

Het is abjecte onzin. Waarheidsgehalte o.0%. De smeerpijperij van de heer [naam 3] is stuitend. Ik zal aangifte doen tegen hem wegens laster en valsheid in geschriften. Ik vraag u overigens om direct beroep. Mede omdat uw bezwaarcommissie ernstig gecorrumpeerd is gebleken (…). Waarbij gezegd moet worden dat ik ook nog steeds aangifte jegens uw voorzitter overweeg omdat hij klakkeloos gefingeerde smaadschriften ondertekent. ik nog steeds aangifte jegens uw voorzitter overweeg omdat hij klakkeloos gefingeerde smaadschriften ondertekent.
2.4.
In een emailbericht van 25 september 2023, gericht aan de behandelend ambtenaar [naam 4] , staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Zit u achter de meer dan verachtelijke teringstreek van vandaag?
Ik ga niet dreigen, maar er zeker wel wat mee en aan doen
2.5.
In een emailbericht van 26 september 2023, gericht aan de behandelend ambtenaar [naam 4] , staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Je komt hier niet mee weg.
2.6.
In diverse SMS-berichten, gericht aan de behandelend ambtenaar [naam 4] , staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Hypocriet en achterbaks.
En vind je het niet ongelofelijke smiechtenstreek (…).
Dat is echt heel slecht (…)
Hoe haal je het in je hoofd?
Verantwoordelijk nemen.
Voor lui en vals gedrag.
Ik hoor morgen wel van je
En anders neem ik later nog wel contact met je op.
Verachtelijk, laf en immoreel, als u mij morgen belt voeg ik er nog wat aan toe.
Ik geloof niet dat je ouders hadden gewild dat je een onredelijk kreng zou zijn geworden.
Na zijn tyfusstreek zoekt een mens natuurlijk aanknopingspunten om het voor zich te billijken.
Dan heb je die nu Mijnheer [eiser] wordt boos als ik hem een typhus streek flik.
Zo’n typhusstreek.
Weet je, het is helemaal niet ok wat je doet.
Geld verdienen over lijken. Smerig!
Hoe voelt het eigenlijk om een slecht mens te zijn (…).
Je kan ook gewoon denken dat asociaal en leugenachtig zijn prima is.
Je weet ook wel dat je heel erg fout zit.
2.7.
In diverse emailberichten van 25 september 2023, gericht aan de behandelend ambtenaar [naam 3] , staat, voor zover hier van belang, het volgende:
U bent verdorven en verwerpelijk (…).
Wat bent u voor laaghartig gewetensloos monster?
Ik zal morgen aangifte tegen u wegen laster, smaad en valsheid in geschriften.
Dit is obstructie van de wet op basis van de meest valse, schandalige en abjecte gronden.
Waarschijnlijk veroorzaakt door stuitende luiheid van mw. [naam 4] (…).
Dit is moreel corrupt.
Dan heb je geen integriteit in je donder.
Ook uw juridische kant is echt gewauwel.
U spuugt in mijn gezicht.
U moet zich doodschamen.
Belt u mij morgen maar even om us excuses te maken als u durft.
Dus ja, communicatief bent u onrespectvol en is gedrag verwerpelijk.
Hoe durft u mij de maat te nemen.
Dit is echt te bezopen.
2.8.
In een emailbericht van 26 september 2023, gericht aan de behandelend ambtenaar [naam 3] , staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Uw medewerker malverseert hier.
Ik stel voor dat u heel excuses maakt, uw besluit intrekt en mevrouw [naam 4] – ik neem aan dat het zij is die hier uit luiheid en achterbaksheid zo perfide handelt – in ieder geval uw medewerker die hier feitelijk valsheid in geschriften heeft plegen onmiddellijk schorts (…).
2.9.
In een emailbericht van 2 oktober 2023, gericht aan de behandelend ambtenaar [naam 4] , staat, voor zover hier van belang, het volgende:
U bent een charlatan.
Ik zal een klacht tegen u indienen.
Zit u achter de meer dan verachtelijke teringstreek van vandaag?
Ik ga niet dreigen, maar er zeker wel wat mee en aan doen.
2.10.
Eiser dient op 26 september 2023 bij de rechtbank een verzoek in tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.11.
Met de besluiten van 16 oktober 2023 (BIP II), 31 oktober 2023 (BIP III), 2 november 2023 (BIP IV), 7 november 2023 (BIP V en VI) worden de Woo-verzoeken buiten behandeling gesteld
2.12.
Eiser maakt bezwaar op 26 oktober 2023, 31 oktober 2023, 3 november 2023 en 7 november 2023.
2.13.
Op 31 oktober 2023 vult eiser zijn bezwaarschrift aan. In de aanvulling valt het volgende, voor zover hier van belang, te lezen:
Ik heb een aantal hypotheses die ik wil toetsen.
Dit is onderdeel van een grote leugen en laster campagne tegen mij (…).
Of is dit gewoon pestgedrag van een club JuZA medewerkers die er satanisch genoegen in scheppen mij boos te maken?
Ja, ik spreek ambtenaren - soms op pittige wijze – aan als ze zich misdragen.
(…) is een scabreus geval van framing.
Het is bezopen.
Want ik ben de aanhoudende leugens en laster (…) zat en zal stelselmatig aangifte doen tegen iedereen die zijn handtekening onder valse verklaringen zet.
Waarom misdraagt mw. [naam 4] zich zo en laat dhr. [naam 3] zich hiertoe lenen?
2.14.
Met de uitspraak van 23 december 2023 heeft de rechtbank Noord-Holland het beroep behandeld dat eiser had ingesteld tegen de besluiten die het college had genomen op eerdere Woo-verzoeken van eiser. [1] In de uitspraak is, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
13.2
De rechtbank stelt vast dat eiser bij verweerder in de loop der jaren meer dan zestig verzoeken heeft ingediend op grond van de Wob en de Woo, waarvan meer dan de helft ziet op of verband houdt met het dossier ‘ [naam dossier] ’. Hieronder vallen niet alleen de verzoeken die direct verband houden met ‘ [naam dossier] ’, maar ook de verzoeken die uit dit dossier voortkomen, zoals die met betrekking tot het onderzoek over integriteit of de verzoeken die eiser indient naar aanleiding van beslissingen van verweerder op zijn eerdere verzoeken die gaan over ‘ [naam dossier] ’.
13.3
Ten aanzien van deze verzoeken van eiser volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat, gelet op het aantal, de aard en de omvang van die verzoeken, het eiser kennelijk niet langer gaat om het verkrijgen van publieke informatie die nog niet eerder openbaar is gemaakt.
13.4
Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat eiser met regelmaat herhaalde of aanvullende verzoeken indient met minimale verschillen ten opzichte van eerdere verzoeken die in wezen geen nieuwe verzoeken inhouden omdat zij over dezelfde bestuurlijke aangelegenheid gaan. Op die manier creëert eiser bovendien zelf bestuurlijke informatie, omdat de behandeling van en de beslissingen op de Wob- en Woo-verzoeken onderdeel gaan uitmaken van het dossier ‘ [naam dossier] ’. Die bestuurlijke informatie vraagt eiser vervolgens weer op, door na ontvangst van een besluit op bezwaar waar hij het niet mee eens is vrijwel direct een nieuw verzoek in te dienen om informatie over het proces rondom dat besluit. Hiermee doet eiser een overmatig beroep op de gemeentelijke faciliteiten, waarbij openbaarmaking van aan eiser nog niet bekende bestuurlijke informatie kennelijk niet voorop staat.
13.5
Ook heeft verweerder bij zijn standpunt dat eiser misbruik maakt van zijn recht kunnen betrekken de aanzienlijke belasting die eiser door de wijze van het indienen van Wob- en Woo-verzoeken op het gemeentebestuur en ambtenarenapparaat legt. In de overlegde stukken ziet de rechtbank een proceshouding, waarbij eiser zich initieel welwillend en coöperatief lijkt op te stellen, maar na een voor hem onwelgevallige reactie op zijn verzoek communiceert op een wijze die goed overleg over de Wob- en Woo-verzoeken niet mogelijk maakt. Eiser laat zich beledigend en dreigend uit, benadert ambtenaren via hun privé contactgegevens en zet hen onder druk door (te dreigen met) het doen van (ongegronde) aangiften bij politie en justitie. Ook uit deze proceshouding blijkt dat het eiser bij onderhavige verzoeken niet in de eerste plaats gaat om openbaarmaking van bestuurlijke informatie, maar dat zijn handelen met name gericht is op het (blijven) uiten van zijn ongenoegen over de afhandeling van dit dossier ‘ [naam dossier] ’ en het handelen van individuele medewerkers van de gemeente in verband met dat dossier.
13.6
Alle verzoeken die ten grondslag liggen aan de bestreden besluiten zien op het dossier ‘ [naam dossier] ’ in brede zin, en sluiten aan op de diverse eerdere verzoeken. Gelet op het geheel aan gedragingen van eiser in dit dossier, zoals hiervoor onder 13.3 tot en met 13.5 omschreven, komt de rechtbank tot de conclusie dat de onderhavige verzoeken zodanig evident zijn ingediend voor een ander doel dan openbaarmaking van bestuurlijke informatie, dat de indiening ervan en het maken van bezwaar tegen beslissingen op die verzoeken blijk geeft van kwade trouw. Verweerder kon in de bestreden besluiten dan ook tot de conclusie komen dat eiser met zijn verzoeken, c.q. met de bezwaren, misbruik maakt van recht.
2.15.
Op 1 maart 2024 stuurt eiser, in onderhavige zaak. aanvullende informatie naar de rechtbank. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Het verdraaien, framen en liegen van verweerder gaat alle grenzen te buiten.
En ik reageer daar direct op felle bewoordingen.
(…) tegen hele gore vuile rotstreken.
Ik begrijp echt niet hoe schoften en hufters gewetenloos mogen liegen in rechtszaken en dan ook nog eens de resultaten van hun vuige framing in hele andere zaken waar nadat [naam 5] zich een oor heeft laten aannaaien een hele laffe voorzieningen rechter ook heeft gebukt (…).
Dan moet heb je in de advocatuur niets te zoeken. Dan ben een psychopathisch geval.
Domheid kun je niemand kwalijk nemen, achterbaksheid en foul play wel.
Verweerder stuurt een hyena en een bloedhond op mij af om mij persoonlijk aan te vallen.
En dan krijgen we met [naam 5] weer een rechtszaak die niet over de feiten en juridische argumenten over de walgelijke framing en de verwarring zaaiing waar het crapuul van verweerder zich aan schuldig maakt.
(…) ik ook niet kalm kan blijven onder onrecht, hufterigheid en malversaties.
Als het gaat om [naam 6] kan ik u ook melden dat hij zich weer te buiten aan leugens tegen de RvS.
2.16.
In een emailbericht van 1 maart 2024, gericht aan de gemachtigde van het college, staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Wat een enorme laaghartige hufter ben je ook. Vuile rat ben je.
(…) alleen maar te zieken, liegen en verdraaien.
Je bent echt een ziekelijk slecht mens.
2.17.
Op 2 maart 2024 stuurt eiser aanvullende informatie naar de rechtbank. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Laat de boodschap duidelijk zijn: achter elk stukje smadelijke knip- en plakwerk zit ook een vuistdik dossier vol misdragingen van verweerder.
Verweerder heer [naam 6] is al onderdeel van een lastercampagne tegen mij sinds tenminste 2014.
2.18.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op 12 maart 24 af wegens ontbreken spoedeisend belang (HAA 23/5910).
2.19.
Op 13 maart 2024 stuurt eiser aanvullende informatie naar de rechtbank. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Rechter [naam 5] dient dan – zelfs als hij dwaalt in de spoedeisendheid -te toetsen op evidente onrechtmatigheid.
Hij heeft verzuimd.
Verder vraag ik de president van de rechtbank te toetsen of mr [naam 5] fysiek en geestelijk nog wel geschikt is om zijn taak uit te voeren. Als wel, dan is hier sprake van te kwader trouw, en verzoek ik u hem te schorsen voor elke volgende behandeling van welke zaak dan ook gerelateerd aan mij.
2.20.
Met het bestreden besluit van 15 mei 2024 worden de bezwaren ongegrond verklaard.
2.21.
Op 17 mei 2024 dient eiser opnieuw een verzoek in tot het treffen van een voorlopige voorziening. Daarin staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Het wordt tijd dat u recht gaat spreken en uw fouten gaat herstellen.
2.22.
Op 17 mei 2024 stelt eiser beroep in. In het beroepschrift staat, voor zover hier van belang, het volgende:
“ [naam 4] ” en “ [naam 7] ” gaan over het verspreiden van leugens en procedurele machinaties (…).
U kunt mijn verweer op de vieze leugens ving bij (…).
2.23.
Op 28 juni 2024 dient eiser aanvullende informatie in bij de rechtbank. Hier staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Want u – iig Rechter [naam 5] – maakt mensen kapot door argumenten te negeren en zorgvuldigheids- en motiveringsbeginselen aan de laars te lappen.
2.24.
Op 22 augustus 2024 dient eiser aanvullende informatie in bij de rechtbank. Hier staat, voor zover hier van belang, het volgende:
En nu [naam 5] herhaaldelijk de goede procesorde aan de laars lap en zich inconsequent betoont in de behandeling van gevallen en zichzelf tegensprekende uitspraken doet, begrijpt u dat ik [naam 5] in ieder geval proactief wraak mocht u hem op enige gerelateerde zaak inzetten.
2.25.
In de brief van 26 september 2024 van de Rechtbank Noord-Holland en gericht aan eiser staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Voorts vraag ik in verband met de door u gemaakte opmerkingen over de heer mr. [naam 5] nog uw aandacht voor het volgende.
Tenslotte zou ik u dringend willen verzoeken om in correspondentie in lopende beroepsprocedures geen (dis-)kwalificerende opmerkingen meer te maken over medewerkers van onze rechtbank (…).
2.26.
Op 1 juli 2025 dient eiser aanvullende informatie in bij de rechtbank. In de bijlage staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Rechter [naam 5] heeft in zijn “broodje-aap-vonnis”(…).
Kern van het afwijzen van de wraking is dat slordigheid dan wel laksheid van een rechter (…).
2.27.
Op 3 juli 2025 dient eiser aanvullende informatie in bij de rechtbank. Hier staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Ik vind het buitengewoon onsmakelijk als je juridische successen behaalt door leugen en bedrog en misleiding van rechters op deze manier tracht uit te buiten.
Hoe dan ook (…) zij die straffeloos smadelijk belasteren en u proberen met verdichtingen en verzinsels zand in de ogen proberen te strooien (…).
2.28.
Op 3 juli 2025 dient eiser wederom aanvullende informatie in bij de rechtbank. Hier staat, voor zover hier van belang, het volgende:
Een advocaat die soms ter plekke malverseert en onzin verzint en zo smadelijk en los van elke inhoudelijke kennis mensen belastert om ze uit hun recht te zetten, verdient m.i. geen plek in de rechtspraak.

Beoordeling

Inhoudelijk
3. De rechtbank stelt het volgende voorop. Voor de beantwoording van de vraag of eiser te kwader trouw is geweest bij de indiening van zijn Woo-verzoeken in onderhavige zaak en aldus misbruik van recht heeft gemaakt, mag in beginsel worden betrokken het eerdere oordeel van de rechtbank van 23 december 2023, tenzij er indicaties voorliggen die wijzen op het tegendeel. [2] De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4. Eiser heeft vanaf 2014 bij het college 73 verzoeken om publieke informatie ingediend, eiser heeft 41 maal bezwaar gemaakt, eiser heeft 27 maal beroep ingesteld, eiser heeft 11 klachten ingediend tegen medewerkers en diverse strafrechtelijke aangiften gedaan. Het college heeft hieromtrent aangegeven dat eiser sinds 2013 een conflict heeft met de gemeente Haarlem.
5. De rechtbank heeft in de uitspraak van 28 december 2023 vastgesteld dat eiser zich beledigend, intimiderend en dreigend uit, ambtenaren benadert via hun privé contactgegevens en hen onder druk zet door (te dreigen met) het doen van (ongegronde) aangiften bij politie en justitie. Dit gedrag heeft zich daarna in de onderhavige zaak voortgezet en blijkt ook uit de correspondentie en (geding)stukken die ten grondslag liggen aan onderhavige zaak. Ook in onderhavige procedure heeft eiser zich ronduit beledigend, intimiderend en dreigend getoond jegens medewerkers van het college. Eiser uit zich bovendien herhaaldelijk beledigend jegens de gemachtigden van het college en jegens een lid van de rechterlijke macht, waarvoor hij ook is aangesproken door de rechtbank. Daarbij maakt eiser herhaaldelijk gebruik van de mogelijkheid om te wraken.
6. Eiser heeft die feiten en omstandigheden niet weersproken. Hiervan uitgaande heeft, naar het oordeel van de rechtbank, het college zich terecht op het standpunt gesteld dat in het thans voorliggende zaak de misbruikintentie van eiser kan worden voorondersteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dan ook kennelijk een ander doel voor ogen dan het verkrijgen van publieke informatie in de zin van artikel 4.6 van de Woo. De conclusie is dat het college terecht kon besluiten dat eiser met zijn verzoeken misbruik maakt van recht. Het beroep is daarom ongegrond.
Ten overvloede
7. De rechtbank overweegt ten overvloede nog het navolgende. Er is, zoals overwogen, bij eiser een patroon kenbaar waarbij eiser voortdurend gebruik maakt van grensoverschrijdend taalgebruik richting medewerkers van het college, de procesdeelnemers en een lid van de rechterlijke macht. Dat taalgebruik gaat naar het oordeel van de rechtbank voorbij de grens van legitieme kritiek. De schriftelijke en mondelinge communicatie van eiser in correspondentie en (geding)stukken is in hoofdzaak gericht op het beledigen, intimideren en bedreigen van de betrokken ambtenaren en de gemachtigden van het college. Net als in de zaken die hebben geleid tot de uitspraak van de rechtbank van 28 december 2023, volgt uit onderhavige zaken dat de proceshouding van eiser bij de Woo-verzoeken niet in de eerste plaats gaat om openbaarmaking van bestuurlijke informatie, maar dat zijn handelen met name is gericht is op het (blijven) uiten van zijn ongenoegen en het handelen van individuele medewerkers van de gemeente.
8. Op grond van artikel 3:13, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, deze niet inroepen voor zover hij deze misbruikt. Op grond van het tweede lid kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Op grond van artikel 3:15 van het BW vindt artikel 3:13 toepassing buiten het vermogensrecht voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
9. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2014 [3] , brengen deze wetsbepalingen met zich dat de bevoegdheid om een bestuursrechtelijk rechtsmiddel in te stellen niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze wetsbepalingen verzetten zich daarom tegen inhoudelijke behandeling van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel dat misbruik van recht behelst en bieden dan ook een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van dat rechtsmiddel als van dat misbruik sprake is. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
10. Zoals de voorzieningenrechter van de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 16 april 2025 [4] is in een bestuursrechtelijke procedure eenieder die daarin een rol heeft, waaronder de rechtszoekende, gebonden aan het beginsel van behoorlijke procesvoering. Dat beginsel houdt onder meer in dat zowel schriftelijk als mondeling het debat met elkaar gevoerd moet worden op een fatsoenlijke manier, zonder daarbij gebruik te maken van ongepaste, beledigende en dreigende teksten en/of uitlatingen. De rechter kan overgaan tot het niet-ontvankelijk verklaren van een rechtsmiddel als het taalgebruik de grenzen van de normale, beschaafde en legitieme kritiek overstijgt en/of in een procedure systematisch rechters of medewerkers van een gerecht, bestuursorganen of representanten van bestuursorganen worden beschuldigd van vooringenomenheid, partijdigheid of het plegen van misdrijven. [5]
11. Gelet op vorenstaande geeft de rechtbank eiser mee dat indien hij op deze wijze doorgaat met procederen en zich structureel blijft gedragen in strijd met de fatsoensnormen, eiser de gerede kans loopt om in een volgende procedure niet-ontvankelijk te worden verklaard wegen misbruik van procesrecht. Dit betekent dat de zaak dan niet inhoudelijk behandeld zal gaan worden.

Conclusie en gevolgen

12. De conclusie is dat het beroep ongegrond is.
13. Met de brief van 2 juli 2025 heeft het college de rechtbank verzocht eiser in de proceskosten te veroordelen. Uit artikel 8:75, eerste lid, derde volzin, van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat een natuurlijke persoon slechts in de proceskosten kan worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat sprake is van misbruik van recht, zoals ook al eerder is geoordeeld in de uitspraak van 23 december 2023, ziet de rechtbank aanleiding dit verzoek in te willigen. [6] Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,00 (1 punt voor het verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,00, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt eiser tot vergoeding van bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00 geheel toe te rekenen aan de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens voorzitter, en mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, en mr. H.H. Riemeijer, leden, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Vgl. de uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1655, van 21 augustus 2019, ECLI:NL:2019:2817 en van 23 juli 2025, ECLI:RVS:2025:3447.
5.Europees Hof voor de Rechten van de Mens (zie Gherardi Martiri tegen San Marino, arrest van 15 december 2022, ECLI:CE:ECHR:2022:1215JUD003551120, par. 75-76 en Řehák tegen Tsjechië, beslissing van 21 januari 2001, ECLI:CE:ECHR:2004:0518DEC006720801).
6.Vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1987 en van 27 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:799.