Beoordeling
3. De rechtbank stelt het volgende voorop. Voor de beantwoording van de vraag of eiser te kwader trouw is geweest bij de indiening van zijn Woo-verzoeken in onderhavige zaak en aldus misbruik van recht heeft gemaakt, mag in beginsel worden betrokken het eerdere oordeel van de rechtbank van 23 december 2023, tenzij er indicaties voorliggen die wijzen op het tegendeel.De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4. Eiser heeft vanaf 2014 bij het college 73 verzoeken om publieke informatie ingediend, eiser heeft 41 maal bezwaar gemaakt, eiser heeft 27 maal beroep ingesteld, eiser heeft 11 klachten ingediend tegen medewerkers en diverse strafrechtelijke aangiften gedaan. Het college heeft hieromtrent aangegeven dat eiser sinds 2013 een conflict heeft met de gemeente Haarlem.
5. De rechtbank heeft in de uitspraak van 28 december 2023 vastgesteld dat eiser zich beledigend, intimiderend en dreigend uit, ambtenaren benadert via hun privé contactgegevens en hen onder druk zet door (te dreigen met) het doen van (ongegronde) aangiften bij politie en justitie. Dit gedrag heeft zich daarna in de onderhavige zaak voortgezet en blijkt ook uit de correspondentie en (geding)stukken die ten grondslag liggen aan onderhavige zaak. Ook in onderhavige procedure heeft eiser zich ronduit beledigend, intimiderend en dreigend getoond jegens medewerkers van het college. Eiser uit zich bovendien herhaaldelijk beledigend jegens de gemachtigden van het college en jegens een lid van de rechterlijke macht, waarvoor hij ook is aangesproken door de rechtbank. Daarbij maakt eiser herhaaldelijk gebruik van de mogelijkheid om te wraken.
6. Eiser heeft die feiten en omstandigheden niet weersproken. Hiervan uitgaande heeft, naar het oordeel van de rechtbank, het college zich terecht op het standpunt gesteld dat in het thans voorliggende zaak de misbruikintentie van eiser kan worden voorondersteld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dan ook kennelijk een ander doel voor ogen dan het verkrijgen van publieke informatie in de zin van artikel 4.6 van de Woo. De conclusie is dat het college terecht kon besluiten dat eiser met zijn verzoeken misbruik maakt van recht. Het beroep is daarom ongegrond.
7. De rechtbank overweegt ten overvloede nog het navolgende. Er is, zoals overwogen, bij eiser een patroon kenbaar waarbij eiser voortdurend gebruik maakt van grensoverschrijdend taalgebruik richting medewerkers van het college, de procesdeelnemers en een lid van de rechterlijke macht. Dat taalgebruik gaat naar het oordeel van de rechtbank voorbij de grens van legitieme kritiek. De schriftelijke en mondelinge communicatie van eiser in correspondentie en (geding)stukken is in hoofdzaak gericht op het beledigen, intimideren en bedreigen van de betrokken ambtenaren en de gemachtigden van het college. Net als in de zaken die hebben geleid tot de uitspraak van de rechtbank van 28 december 2023, volgt uit onderhavige zaken dat de proceshouding van eiser bij de Woo-verzoeken niet in de eerste plaats gaat om openbaarmaking van bestuurlijke informatie, maar dat zijn handelen met name is gericht is op het (blijven) uiten van zijn ongenoegen en het handelen van individuele medewerkers van de gemeente.
8. Op grond van artikel 3:13, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan degene aan wie een bevoegdheid toekomt, deze niet inroepen voor zover hij deze misbruikt. Op grond van het tweede lid kan een bevoegdheid onder meer worden misbruikt door haar uit te oefenen met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend of ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen. Op grond van artikel 3:15 van het BW vindt artikel 3:13 toepassing buiten het vermogensrecht voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet.
9. Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2014, brengen deze wetsbepalingen met zich dat de bevoegdheid om een bestuursrechtelijk rechtsmiddel in te stellen niet kan worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze wetsbepalingen verzetten zich daarom tegen inhoudelijke behandeling van een bestuursrechtelijk rechtsmiddel dat misbruik van recht behelst en bieden dan ook een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van dat rechtsmiddel als van dat misbruik sprake is. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist, die onder meer aanwezig zijn als rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij zijn gegeven, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
10. Zoals de voorzieningenrechter van de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraken van 16 april 2025is in een bestuursrechtelijke procedure eenieder die daarin een rol heeft, waaronder de rechtszoekende, gebonden aan het beginsel van behoorlijke procesvoering. Dat beginsel houdt onder meer in dat zowel schriftelijk als mondeling het debat met elkaar gevoerd moet worden op een fatsoenlijke manier, zonder daarbij gebruik te maken van ongepaste, beledigende en dreigende teksten en/of uitlatingen. De rechter kan overgaan tot het niet-ontvankelijk verklaren van een rechtsmiddel als het taalgebruik de grenzen van de normale, beschaafde en legitieme kritiek overstijgt en/of in een procedure systematisch rechters of medewerkers van een gerecht, bestuursorganen of representanten van bestuursorganen worden beschuldigd van vooringenomenheid, partijdigheid of het plegen van misdrijven.
11. Gelet op vorenstaande geeft de rechtbank eiser mee dat indien hij op deze wijze doorgaat met procederen en zich structureel blijft gedragen in strijd met de fatsoensnormen, eiser de gerede kans loopt om in een volgende procedure niet-ontvankelijk te worden verklaard wegen misbruik van procesrecht. Dit betekent dat de zaak dan niet inhoudelijk behandeld zal gaan worden.