ECLI:NL:RBNHO:2025:7952

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
HAA 24/5821
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WIA-toeslag na niet melden van gewijzigde leefsituatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de herziening, terugvordering en invordering van de toeslag op zijn WIA-uitkering. Eiser ontving vanaf 1 januari 2014 een uitkering op grond van de Wet WIA en had een toeslag aangevraagd op basis van de Toeslagenwet. Na een scheiding in mei 2018 heeft eiser zijn gewijzigde leefsituatie niet tijdig doorgegeven aan het Uwv, wat leidde tot een herziening van zijn toeslag en een terugvordering van een aanzienlijk bedrag. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht heeft gehandeld door de toeslag te herzien en de terugvordering in stand te houden. Eiser had de verplichting om wijzigingen in zijn situatie door te geven, en het Uwv heeft adequaat gereageerd op de ontstane situatie. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om de terugvordering verder te matigen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en de besluiten van het Uwv blijven in stand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 24/5821

uitspraak van de meervoudige kamer van 3 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: S. Meeuwsen).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening, terugvordering en invordering van de door hem op grond van de Toeslagenwet (TW) op zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangen toeslag.
1.2.
Bij besluit van 22 september 2023 (het primaire besluit 1) heeft het Uwv het recht op toeslag van eiser over de periode van 1 mei 2018 tot en met 30 juni 2023 herzien wegens een gewijzigde leefvorm en de over die periode te veel ontvangen toeslag van € 29.925,92 (bruto) van eiser teruggevorderd.
1.3.
Bij besluit van 28 september 2023 (het primaire besluit 2) heeft het Uwv in totaal € 28.773,79 (€ 26.483,23 bruto en € 2.290,56 netto) van eiser ingevorderd.
1.4.
Met het bestreden besluit van 8 augustus 2024 heeft het Uwv het bewaar van eiser gegrond verklaard, de toeslag herzien over de periode van 1 mei 2018 tot en met 11 december 2022 en het terug te betalen bedrag aangepast naar € 26.637,77.
1.5.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam] (eisers dochter), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser, nu 59 jaar oud, ontvangt vanaf 1 januari 2014 een uitkering op grond van de Wet WIA. Hij heeft op 22 maart 2014 samen met destijds zijn echtgenote een toeslag op zijn WIA-uitkering aangevraagd. Bij besluit van 9 april 2014 is aan eiser vanaf 3 januari 2014 op grond van de TW een toeslag van € 49,18 bruto per dag toegekend. Bij dit besluit heeft het Uwv onder meer vermeld dat eisers inkomen hiermee is aangevuld tot het sociaal minimum dat geldt voor zijn leefsituatie, te weten gehuwd of samenwonend. Eiser is daarbij gewezen op zijn verplichting om wijzigingen in zijn situatie door te geven. Vervolgens heeft hij (maandelijks) betaalspecificaties ontvangen.
2.2.
Per 16 mei 2018 zijn eiser en zijn echtgenote gescheiden. Na een door eiser op
16 juni 2023 doorgegeven adreswijziging is het Uwv middels de systemen op de hoogte geraakt van deze echtscheiding.
2.3.
Bij besluit van 22 juni 2023 heeft het Uwv eisers toeslag vervolgens per 23 juni 2023 verlaagd naar de norm die geldt voor een alleenstaande en de over de periode van 23 juni 2023 tot en met 30 juni 2023 te veel ontvangen toeslag ter hoogte van € 378,75 bruto van eiser teruggevorderd.
2.4.
Op 11 augustus 2023 heeft het Uwv eiser laten weten dat hij mogelijk te veel toeslag heeft ontvangen en dat hij als gevolg hiervan mogelijk € 29.925,92 bruto moet terug betalen en een boete kan krijgen van € 2.256,00. Eiser heeft hierop, ondanks daartoe de gelegenheid te hebben gehad, niet gereageerd.
2.5.
Bij besluit van 20 september 2023 heeft het Uwv aan eiser na een melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 12 december 2022 een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschiktenuitkering (IVA-uitkering) toegekend.
2.6.
Bij brief van 22 september 2023 is eiser meegedeeld dat het Uwv van het opleggen van een boete afziet in verband met eisers persoonlijke situatie.
2.7.
Verweerder heeft vervolgens de primaire besluiten 1 en 2 genomen.
2.8.
Bij (afzonderlijk) besluit van 28 september 2023 heeft het Uwv het onder r.o. 2.3. genoemde besluit, onder verwijzing naar het primaire besluit 1, ingetrokken.
Bestreden besluit
3.
3.1.
Het Uwv heeft het bezwaar van eiser gegrond verklaard, de toeslag op grond van dringende redenen/evenredigheid herzien over de periode van 1 mei 2018 tot en met 11 december 2022 en het terug te betalen bedrag verlaagd naar € 26.637,77. Voor het overige zijn de besluiten gehandhaafd. Dit heeft het Uwv als volgt gemotiveerd.
3.2.
Eiser heeft zijn scheiding niet doorgegeven. Volgens het Uwv had eiser kunnen weten dat hij dit moest doen en dat de scheiding gevolgen had voor zijn recht op toeslag. Om die reden is eisers toeslag volgens het Uwv op goede gronden per 1 mei 2018 herzien. Een ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende toeslag moet worden teruggevorderd. Door vervolgens op 22 juni 2023 een besluit af te geven om de toeslag per 23 juni 2023 te verlagen is volgens het Uwv voortvarend gehandeld.
3.3.
Gelet op wat eiser heeft aangevoerd en het feit dat eiser per 12 december 2022 een IVA-uitkering ontvangt, is volgens het Uwv aanleiding om de terugvordering in het kader van de evenredigheid te verlagen. Volgens het Uwv is het evenredig om de periode gelijk te stellen met de ingangsdatum van de IVA. De toeslag wordt dan ook herzien over de periode van 1 mei 2018 tot en met 11 december 2022. Het totale bedrag wordt verminderd met
€ 3.288,15.
3.4.
Er is volgens het Uwv geen aanleiding om de terugvordering verder te verlagen. Bij het terugbetalen wordt rekening gehouden met eisers financiële mogelijkheden. Er is op 1 oktober 2023 een betalingsregeling afgesproken van € 53,00 per maand.
Beroepsgronden eiser
4. Eiser stelt zich gelet op de ter zitting gegeven toelichting thans (alleen nog) op het standpunt dat volgens hem op grond van dringende redenen en het evenredigheidsbeginsel van terugvordering had moeten worden afgezien dan wel dat deze (verder) had moeten worden gematigd.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank dient te beoordelen of de herziening, terugvordering en invordering van de aan eiser in de periode van 16 mei 2018 tot en met 11 december 2022 verstrekte toeslag ter hoogte van € 26.637,77 in stand kunnen blijven. Dit doet zij aan de hand van wat eiser heeft aangevoerd.

Had verweerder de terugvordering (verder) moeten matigen?

6. Zoals de Centrale Raad van Beroep in vier uitspraken van 10 december 2024 [1] tot uitdrukking heeft gebracht moet een besluit om, al dan niet van de mogelijkheid gebruik te maken om op grond van dringende redenen (deels), van terugvordering af te zien zijn gebaseerd op een belangenafweging. Daarbij geldt het uitgangspunt dat wat ten onrechte is ontvangen in beginsel moet worden terugbetaald en verder dat met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval rekening wordt gehouden. Die feiten en omstandigheden kunnen zien op de gevolgen van de terugvordering, maar ook op de oorzaak daarvan. De afweging zal een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het evenredigheidsbeginsel, moeten kunnen doorstaan.
7. Eiser stelt zich in dit kader op het standpunt dat de echtscheiding is ingeschreven in de daarvoor bestemde systemen. Het Uwv had hiervan dan ook al eerder op de hoogte kunnen en moeten zijn. Gelet hierop heeft het Uwv volgens eiser een eigen aandeel gehad in het ontstaan van de (onnodig hoog opgelopen) terugvordering. Hij heeft bovendien volgens hem tijdig zelf melding gemaakt van zijn scheiding. Hij verkeert echter ten aanzien hiervan in bewijsnood.
Daarnaast stelt eiser dat er gelet op zijn leeftijd, zijn gezondheid, de door hem als gevolg van de terugvordering ervaren stress en de omstandigheid dat hij niet bewust frauduleus heeft gehandeld, aanleiding is om van terugvordering af te zien dan wel deze nog verder te matigen.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat het Uwv in de situatie van eiser zowel bij de oorzaak als bij de gevolgen van de terugvordering alle relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling van de dringende reden voldoende heeft meegewogen. De beroepsgrond dat de terugvordering van de toeslag in strijd is met het evenredigheidsbeginsel slaagt niet.
8.2.
Daarbij acht de rechtbank allereerst van belang dat het aan eiser is om (tijdig) van zijn gewijzigde leefvorm melding te maken bij het Uwv. Zoals door het Uwv is toegelicht volgt er bij wijziging van de leefvorm geen (automatische) systeemmelding. Voorts is een echtscheiding geen omstandigheid die op grond van artikel 12, eerste lid, van de TW en artikel 4a, eerste lid van de Regeling uitzondering inlichtingenplicht is uitgezonderd van de inlichtingenverplichting. [2] Niet is gebleken dat eiser uit eigen beweging bij het Uwv melding heeft gemaakt van zijn echtscheiding. De enkele stelling dat hij dit wel heeft gedaan, is daartoe onvoldoende. Dat hij dit niet (meer) kan bewijzen ligt in zijn risicosfeer.
Het Uwv is dus (pas) vanwege een adreswijziging op 16 juni 2023 van de echtscheiding op de hoogte geraakt. Het Uwv heeft vervolgens voortvarend gehandeld door de toeslag per 23 juni 2023 te verlagen. Van het door toedoen van het Uwv onnodig hoog oplopen van de terugvordering is volgens de rechtbank dan ook geen sprake.
8.3.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het Uwv met het beperken van de terugvordering tot de toeslag die is betaald in de periode van 16 mei 2018 tot en met 11 december 2022 voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, waaronder de omstandigheid dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Zonder nadere onderbouwing acht de rechtbank de overige door eiser genoemde omstandigheden onvoldoende voor het oordeel dat het Uwv de terugvordering nog verder had moeten matigen. Eiser is tot slot in staat gebleken te voldoen aan de getroffen betalingsregeling. Gelet hierop is er geen aanleiding om in dit geval de (financiële) gevolgen van het terugvorderingsbesluit voor eiser als onevenredig te beoordelen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de besluiten tot herziening, terugvordering en invordering van eisers recht op toeslag in stand kunnen blijven. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, voorzitter en mr. A.R. ten Berge en mr. dr. J. de Wit, leden, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.De uitzondering geldt voor a: een adreswijziging als bedoeld in artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen en b: gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 5°, van de Wet basisregistratie personen.