In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen GGB Installaties B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer was op staande voet ontslagen door GGB, omdat hij had gelogen over de reden van zijn afwezigheid. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat het ontslag onterecht was en GGB had veroordeeld tot betaling van het loon. GGB vorderde in dit kort geding een schorsing van de executie van deze beschikking, stellende dat de werknemer geen recht meer had op loon omdat hij zijn werkzaamheden niet had hervat na het ontslag.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de omstandigheden van het geval, waaronder de rol van situatieve arbeidsongeschiktheid. De rechter overwoog dat als beide partijen schuld hebben aan de situatie, dit invloed kan hebben op de loonbetalingsverplichting van de werkgever. De voorzieningenrechter concludeerde dat het waarschijnlijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat GGB gehouden is om loon te betalen, ondanks het feit dat de werknemer niet op het werk is verschenen. Echter, vanaf het moment dat de werknemer via een uitzendbureau ging werken, was hij niet meer beschikbaar voor de bedongen arbeid, wat complicaties met zich meebracht voor zijn recht op loon.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten de executie van de beschikking van de kantonrechter te schorsen voor de periode waarin de werknemer via het uitzendbureau werkte, tot de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigde op 22 september 2017. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.