7.12.Bij het voorgaande overweegt de rechtbank dat verweerder zich bij de besluitvorming heeft gebaseerd op het advies van de commissie. Op grond van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het bestuursorgaan, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Nu verweerder de besluitvorming heeft gebaseerd op een ondeugdelijk advies van de commissie, heeft hij daarmee niet voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht van artikel 3:9 van de Awb. Verweerder heeft zich bij de besluitvorming daarom niet (uitsluitend) op het advies van de commissie mogen baseren. Door dat wel te doen, heeft verweerder het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en wordt het niet gedragen door een deugdelijke motivering.
8. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren en het bestreden besluit zal vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2, 3:9 en 7:12, eerste lid, van de Awb, omdat verweerder het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en ondeugdelijk heeft gemotiveerd. Aansluitend dient te worden bezien welk vervolg aan deze uitkomst wordt gegeven.
9. De rechtbank ziet in deze zaak geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien, omdat voor een nieuw besluit op bezwaar door verweerder eerst nog advies aan de commissie zal moeten gevraagd over de vraag of er inzake de gediagnosticeerde PTSS een oorzakelijk verband bestaat tussen het beroep en/of de werkomstandigheden (beroepsgerelateerdheid). Nadat de commissie opnieuw advies aan verweerder heeft uitgebracht, kan verweerder vervolgens een nieuw besluit op bezwaar nemen. De rechtbank zal verweerder opdragen binnen acht weken een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht dient te vergoeden.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van
€ 501,00 en een wegingsfactor 1).