Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 27 maart 2019,
- de conclusie van antwoord in reconventie van 27 juni 2019,
- het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2019.
2.De feiten
'tot het tekenen op 1 maart 2015 van de koopovereenkomst van aandelen, zoals opgemaakt door Notariskantoor [naam notariskantoor] en als bijlage toegevoegd aan deze overeenkomst'. Partijen verplichten zich voorts '
tot het tekenen, op 1 maart 2015, van de aandeelhoudersovereenkomst, zoals opgemaakt door Notariskantoor [naam notariskantoor] en als bijlage toegevoegd aan deze overeenkomst'. In de door partijen getekende akte is opgenomen dat bij
'het niet nakomen van het tekenen van, dan wel de bovengenoemde koopovereenkomst, dan wel bovengenoemde aandeelhoudersovereenkomst, de andere partij een boete van € 250.000 verschuldigd zal zijn, die per direct opeisbaar is'.
3.Het geschil in conventie en in reconventie
4.De beoordeling
Een boetebeding beoogt partijen rechtszekerheid te verschaffen en een gang naar de rechter te voorkomen, doordat nakoming niet behoeft te worden afgedwongen en geen discussie over eventuele schade en de omvang daarvan behoeft te worden gevoerd. Uitgangspunt is dat partijen de vrijheid hebben om het boetebeding zo in te richten als zij wensen en dat deze partijafspraak leidend is, zodat aan de beoogde rechtszekerheid geen afbreuk wordt gedaan. Onverkorte afdwingbaarheid is daarom uitgangspunt, rechterlijke matiging uitzondering(randnummer 3.3). Gelet op de bewoordingen van het onderhavige boetebeding, heeft deze zowel de functie van het op voorhand fixeren van de schade alsmede het geven van een aansporing tot nakoming. Daarover zijn partijen het ook eens.
NJ2007/262, rov. 5.3).
6.005,00(2,5punt × tarief € 2.402,00)