Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[gedaagde sub 3]
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek tevens wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek tevens antwoord wijziging van eis.
2.De feiten
bijlage). U heeft deze pandakte, in uw hoedanigheid van (middellijk) bestuurder van [gedaagde sub 3] , ondertekend.
3.Het geschil
4.Het standpunt van KWS
Beheergehouden tot vergoeding van de hierdoor door KWS geleden schade. De schade van KWS bestaat erin dat zij, na de betaling aan Constructie van € 61.305,68, nogmaals dit bedrag heeft moeten betalen aan de Belastingdienst. Het oorzakelijk verband tussen het onrechtmatig handelen van Beheer en de door KWS geleden schade staat vast. Ten gevolge van het handelen van Beheer is de door KWS gedane betaling onttrokken aan de boedel van Constructie. De betaling door KWS is door [gedaagden] niet aangewend om de schuld aan de Belastingdienst te voldoen. Indien de betaling wel in de boedel van Constructie was terechtgekomen, dan was de Belastingdienst wellicht voldaan in het (latere) faillissement van Constructie vanwege haar preferente positie. In dat geval zou de Belastingdienst KWS niet tot betaling hebben aangesproken en zou KWS dan ook geen schade hebben geleden.
Beheer en Onroerend Goedaansprakelijk jegens KWS op grond van bestuurdersaansprakelijkheid, waartoe KWS het volgende aanvoert. Onroerend Goed heeft bewerkstelligd c.q. toegelaten dat Constructie haar wettelijke en contractuele verplichtingen niet nakwam. Als (indirect) bestuurder van Constructie wist Onroerend Goed van het pandrecht van de Belastingdienst op de vordering van Constructie op KWS. Na de mededeling van het pandrecht door de Belastingdienst aan KWS was Constructie niet langer bevoegd om betaling van de vordering in ontvangst te nemen. Hiervan behoorde Onroerend Goed als bestuurder van Constructie op de hoogte te zijn. Door met deze wetenschap niettemin toe te laten c.q. te bewerkstelligen dat de door Constructie onbevoegd geïnde en ontvangen betaling van KWS werd doorbetaald aan Beheer, heeft Onroerend Goed als bestuurder van Constructie onrechtmatig gehandeld. Hiervan kan aan Onroerend Goed een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt. In strijd met de wet heeft Onroerend Goed immers toegelaten c.q. bewerkstelligd dat Beheer de gelden heeft aangenomen. Daar komt bij dat Onroerend Goed als bestuurder wist althans moet hebben geweten dat Constructie in zwaar weer verkeerde. Slechts enkele maanden na de betaling is Constructie failliet verklaard. Zodoende wist Onroerend Goed, althans moest zij weten dat Constructie geen verhaal zou bieden voor de schade. Onroerend Goed is gelet op het voorgaande als bestuurder van Constructie aansprakelijk voor de door KWS geleden schade. Ook Beheer, die op haar beurt bestuurder van Onroerend Goed is, is alsdan op grond van artikel 6:162 jo. 2:11 BW aansprakelijk voor de door KWS geleden schade. Van het voorgaande kan aan Beheer eveneens een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt. Beheer heeft als bestuurder van Onroerend Goed voornoemde handelwijze eveneens toegelaten of bewerkstelligd. Voorts heeft zij de betaling zonder rechtsgrond aangenomen.
[gedaagde sub 3]ook aansprakelijk voor de door KWS geleden schade, nu Onroerend Goed als bestuurder van Constructie aansprakelijk is. [gedaagde sub 3] is bestuurder van Beheer en daarmee indirect bestuurder van Onroerend Goed en Constructie (geweest). In die hoedanigheid heeft hij toegelaten c.q. bewerkstelligd dat Beheer - in weerwil van het pandrecht van de Belastingdienst op de vordering van Constructie op KWS - de betaling heeft aangenomen die niet voor haar bestemd was. [gedaagde sub 3] was op de hoogte van het pandrecht omdat hij degene is die de pandakte heeft ondertekend. Ten aanzien van voornoemde handelwijze treft [gedaagde sub 3] een persoonlijk ernstig verwijt.
Beheergehouden tot terugbetaling jegens KWS op grond van ongerechtvaardigde verrijking, als bedoeld in artikel 6:212 BW. Beheer is verrijkt door de betaling van KWS aan Constructie zonder enige rechtsgrond aan te nemen. De betaling was niet voor Beheer bestemd. Verder was Beheer geen rechthebbende op de gelden. Hierdoor is de verrijking van Beheer ongerechtvaardigd. KWS heeft schade geleden, nu zij tweemaal betaling van dezelfde vordering heeft moeten verrichten. KWS is hierdoor verarmd. Tussen de verrijking van Beheer enerzijds en de verarming van KWS anderzijds bestaat voldoende verband. Als Beheer de betaling niet had aangenomen, was KWS niet verarmd. Beheer dient daarom de schade van KWS te vergoeden ten belope van het bedrag van de verrijking.
5.Het standpunt van [gedaagden]
[gedaagden] uit. Indien de vordering uit hoofde van onverschuldigde betaling dan wel ongerechtvaardigde verrijking zou worden toegewezen, dan komt de rechtbank niet meer toe aan een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad.
erkend dat KWS een dergelijk bericht van de Belastingdienst heeft ontvangen. [gedaagden] was er echter niet van op de hoogte dat het pandrecht door de Belastingdienst geopenbaard was. [gedaagden] heeft nooit een daartoe strekkend bericht van de Belastingdienst ontvangen.
, die onwetend was van de openbaarmaking van het pandrecht door de Belastingdienst.
6.De beoordeling van het geschil
betoogt, kon KWS dus niet slechts Constructie, althans haar curator, dagvaarden tot betaling van voornoemd bedrag.
zelfstandigonrechtmatig handelen van Beheer jegens KWS.
zelfstandigonrechtmatig handelen jegens KWS verweten in de zin van artikel 6:162 BW. Voor een dergelijke aansprakelijkheid van een bestuurder - die niet een tekortschietende of onbehoorlijke taakuitoefening als bestuurder betreft, maar berust op een daarvan losstaande zorgvuldigheidsnorm - gelden de gewone regels van onrechtmatige daad. In het bijzonder is dan niet vereist dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt van zijn handelen kan worden gemaakt (HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5881 en HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2628).
(vgl. HR 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627). Een bestuurder kan onder meer uit hoofde van onrechtmatige daad jegens een derde aansprakelijk zijn indien hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt jegens een derde die daardoor benadeeld is. In dat geval dient het handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van deze derde zodanig onzorgvuldig te zijn, dat aan de bestuurder daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt aan het adres van de bestuurder zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen
heeft slechts in algemene bewoordingen aangevoerd dat
mogelijknog een uitkering uit het faillissement van Constructie aan KWS volgt, maar heeft zulks in deze procedure niet verder geconcretiseerd. In dat kader staat ook nog op geen enkele wijze vast dat de door de curator ingestelde juridische procedure tegen [gedaagde sub 3] en een feitelijk beleidsbepaler wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur tot enige vergoeding aan de boedel van Constructie zal leiden, laat staan dat KWS daaruit vervolgens een uitkering zal ontvangen. Bij deze stand van zaken is thans niet aannemelijk dat KWS enige uitkering uit de boedel van Constructie zal ontvangen, die in mindering zou kunnen strekken op de schade die zij thans vordert. Met de gestelde
mogelijkeuitkering uit het faillissement van Constructie zal de rechtbank bij de begroting van de schade dan ook geen rekening houden. Daarom zal de rechtbank de door KWS geleden schade onverkort op het door haar aan Constructie betaalde bedrag van € 61.306,68 begroten.