ECLI:NL:RBNNE:2020:3133

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 augustus 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3799
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2013; correctie inkomen en vergrijpboete

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013. Eiser, die in Assen woont, had een navorderingsaanslag ontvangen van de inspecteur van de Belastingdienst, die het belastbaar inkomen uit werk en woning had vastgesteld op € 227.853. Eiser had echter geen aangifte gedaan en de inspecteur had de aanslag ambtshalve opgelegd. Tijdens de zitting op 6 augustus 2020 bleek dat de inspecteur het inkomen van eiser te hoog had geschat, wat leidde tot een vermindering van de navorderingsaanslag tot € 226.396. De rechtbank oordeelde dat eiser niet de vereiste aangifte had gedaan, waardoor de omkering van de bewijslast van toepassing was. De rechtbank heeft de vergrijpboete, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 46.386, verlaagd tot € 36.815 vanwege undue delay en de vermindering van het inkomen. De rechtbank heeft ook de belastingrente dienovereenkomstig verminderd en het griffierecht aan eiser vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/3799
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 25 augustus 2020 in de zaak tussen
[eiser], te Assen, eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Emmen, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).
Procesverloop
Verweerder heeft voor het jaar 2013 aan eiser een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV), berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 227.853 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 377. Deze navorderingsaanslag is gedagtekend 4 november 2016. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 9.964 aan belastingrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 51.306.
Bij uitspraak op bezwaar van 6 oktober 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiser (gedeeltelijk) gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 227.810 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 377. De belastingrente heeft verweerder verminderd tot € 9.961. De boete heeft verweerder verminderd tot een bedrag van € 46.386.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2020. De rechtbank heeft eiser
per brief van 27 mei 2020 uitgenodigd voor deze zitting. Op 20 juli 2020 is deze uitnodiging nogmaals per aangetekende post naar eiser gezonden. Hoewel eiser daarmee op de juiste wijze is uitgenodigd, is hij niet verschenen op de zitting. Uit het Track &Trace-systeem van PostNL blijkt dat de (aangetekend verstuurde) uitnodiging op 21 juli 2020 is afgeleverd op het door eiser opgegeven adres. Ook is voor ontvangst getekend. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1 Sinds 17 januari 2002 staat eiser in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerd
op [adres] .
1.2 Op 28 februari 2014 is eiser door verweerder uitgenodigd tot het doen van aangifte
IB/PVV 2013. Bij brief van 4 juni 2014 heeft verweerder een herinnering gestuurd aan eiser
met het verzoek om de aangifte uiterlijk 19 juni 2014 in te dienen. In de brief van 10 juli
2014 heeft verweerder eiser aangemaand om de aangifte IB/PVV 2013 uiterlijk 24 juli 2014
in te dienen. Verweerder heeft de uitnodiging, de herinnering en de aanmaning naar het
onder 1.1 genoemde adres gestuurd.
1.3 Onder de naam [naam onderzoek] heeft de Politie Noord-Nederland onderzoek verricht naar mogelijk strafbare gedragingen van onder andere eiser. De bevindingen zijn vastgelegd in procesdossier [naam onderzoek] , gedateerd 6 augustus 2014.
A. In het proces-verbaal procesdossier [naam onderzoek] staat onder meer het volgende op:
a. pagina 2:

Algemeen
Het procesdossier geeft de bevindingen weer aangaande het onderzoek naar strafbare gedragingen van de nader te noemen verdachten.
b. pagina 5:

In opdracht van de Regionale Stuurcommissie (RSC) van de Regiopolitie Drenthe is er een voorbereidend onderzoek ingesteld naar het criminele samenwerkingsverband (CSV) rondom de familie[naam familie eiser]en[naam growshop]
(…)
Het strafrechtelijk onderzoek werd gedaan door de Regiopolitie Drenthe, Unit Recherche Noord. Per 1 januari 2013 werd dit Politie Noord-Nederland, Recherche Drenthe. Het onderzoek kreeg de naam[naam onderzoek].
c. pagina 7:

Op basis van het voorbereidende onderzoek werden de volgende personen als verdachte beschouwd:
(…)
[eiser]
[geboortedatum] te [geboorteplaats]
[adres] .
d. pagina 8:

In de periode van 3 april 2013 tot en met 4 maart 2014 is de bijzondere opsporingsmethode van stelselmatige informatie inwinning ingezet. Gedurende dit traject van stelselmatige informatie-inwinning heeft er op 16 oktober 2013 een vertrouwensaankoop plaatsgevonden van 10 kilo hennep. Op 30 januari 2014 heeft er een tweede pseudoaankoop plaatsgevonden van 9 kilo hennep.
e. pagina 18:

Tijdens dit gesprek heeft[geboorteplaats]o.a. verklaard dat er wekelijks 50 kilo hennep wordt verhandeld door het CSV waarvan een groot deel naar Duitsland gaat.
(…)

Op 21 januari 2014 is er een bezoek gebracht aan deGrowshop [naam growshop]. (,,,) tijdens deze afspraak is er door[eiser]en[broer eiser]gesproken over hun gezamenlijke reis naar Turkije en de investeringen die ze daar hadden gedaan.
f. pagina 30

Op basis van de verklaringen van[Z], de inhoud van afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken en inbeslag genomen bescheiden kan blijken dat hij op 18 december 2013 vijftien in aanbouw zijnde appartementen in Cerkezkoy aan[eiser]voor een bedrag van € 273.000,- heeft verkocht.
g. pagina 42:

“Pseudoaankoop tien (10) kilo wiet op 16 oktober 2013

Door verbalisant [naam] is onderzoek gedaan naar de Pseudoaankoop van tien (10) kilo wiet op 16 oktober 2013. Hierbij is door verbalisant [naam] onderzoek gedaan in gegevens welke waren vastgelegd binnen het onderzoek [naam onderzoek] . Er is onderzoek gedaan in o.a.:
• Bevindingen observatieteam
• Telecom / Tap / Mastlokatie gegevens
Op maandag 16 oktober 2013, heeft een opsporingsambtenaar, werkzaam bij de Unit Werken Onder Dekmantel, een hoeveelheid softdrugs, te weten tien (10) kilo wiet, gekocht bij degrowshop [naam growshop]. Hij kocht deze wiet van één of meerdere leden van hetCSV [naam familie eiser]. Op maandag 16 oktober 2013, omstreeks 16.24 uur was er een eerste contact bijde growshop [naam growshop]. Op maandag 16 oktober 2013, omstreeks 18.56 uur was er een tweede contact bijde growshop [naam growshop]tussen de opsporingsambtenaar werken onder dekmantel met één of meerdere leden van hetCSV [naam familie eiser]. Gedurende dit contact vond de daadwerkelijke levering van 10 kilo wiet plaats.
h. pagina 42:

“Pseudoaankoop tien (9) kilo wiet op 30 januari 2014

(…)
Op donderdag 30 januari 2014, hebben opsporingsambtenaren, werkzaam bij de Unit Werken Onder Dekmantel middels daartoe strekkend bevel middels een pseudokoop, een hoeveelheid softdrugs, te weten negen (9) kilo hennep, gekocht bij de growshop [naam growshop] 9…).
i. pagina 48:

Informatie verkregen binnen traject van stelselmatige informatie-inwinning
(…)
Waar
Wie spreekt
erover
Waarover gesproken
(…)
(…)
(…)
[geboorteplaats]
gaat maandelijks 4 keer voor [broer eiser] geld halen in Duitsland.
(…)
Voor elke koeriersrit vangt hij 300 tot 400 euro.
(…)
(…)
(…)
(…)
[broer eiser]
De transporteur van [broer eiser] zit vast. Vraagt normaal 200 euro per kg voor een rit naar Duitsland.
(…)
j. pagina 54:

CIE Informatie:
(…)

In het eerste kwartaal van 2013 kwam de navolgende informatie binnen:

[eiser][uit] verstrekt grote hoeveelheden wiet aan een voormalig coffeeshophouder uit Groningen genaamd[naam].”

In februari 2013 kwam de navolgende informatie binnen:

“Coffeeshop [naam coffeeshop] betrekt de weed voor de verkoop onder andere van[eiser]en/of[broer eiser]. Een Russische man die in Assen woont (wijk Peelo) knipt de weed in gebruikershoeveelheden. Hij doet dit voorde broers [naam familie eiser] .
k. pagina 59:

“19 april 2013 (Cluster Happy Corner)

(...)

Op dinsdag 20 mei 2014 is verdachte[X]o.a. gehoord, over haar betrokkenheid bij het bevoorraden van weed voor [naam coffeeshop] . Zij verklaarde dat ze ongeveer al 3 jaar lang weed bracht naar [naam coffeeshop] . Zij haalde dit op bijde growshop [naam growshop]. Het was per keer ongeveer 2 kilo weed dat ze ophaalde. Thuis maakte ze er dan kleine pakjes van voor [naam coffeeshop] . Gemiddeld ging ze 3 tot 4 keer per week naar [naam coffeeshop] om deze te bevoorraden. Als ze bij[naam growshop]was om weed te halen kreeg ze dit van[broer eiser]of[eiser].
Voor het verpakken van de weed kreeg ze per week ongeveer 300 euro van[broer eiser].
l. pagina 67:

Verklaringen over kweken van en handel in hennep
(...)

Verdachte [broer eiser]

(...)

V: Hoeveel hennep verkoopt[eiser]aan de coffeeshop dan?
A: 15 kilo per maand gemiddeld. Aan 1 coffeeshop (…).
B. in het proces-verbaal van 3e verhoor verdachte Y.K. Bas, proces-verbaalnummer 03DRN12004, op:
a. pagina 2:

V: Goed dat je openheid geeft. Laten wij bij het begin beginnen, bij Duitsland.
A: Dat is niet zo lang geleden, een jaar denk ik. Daarvoor deden de jongens zaken in Groningen.
b. pagina 4:

V: En als je nou naar Duitsland moest, hoe ging dat dan?
A: Zelfde verhaal. Alles wordt van te voren geregeld door hun, de familie [naam familie eiser] . Ik hoef alleen maar vooruit te rijden. Als het een grote partij was ging ik vooruit rijden.
(...)
V: Hoe ging de allereerste keer, hoe ging dat?A: We komen bij de growshop aan, we kregen zakgeld mee (…). We belden de jongens, die kwamen ons ophalen. Ik ging altijd met [Y] . Ik krijg 100, 200 euro mee voor eten en diesel. Van [eiser] of [broer eiser] .
(…)
V: Wat voor bestelling hebben we het over?
A: Meestal... in het begin was het tussen de 8 en de 12 kilo geloof ik. Dat werd steeds meer. Die laatste ke[e]r was het 24 kilo... blijkt dat ze meerdere klanten hadden ofzo. Maar meestal.. tussen de 8 en de 15 kilo.
c. pagina 9:

V: Hoe vaak gebeurde een transport?
A: Twee keer in de week, dan weer een tijdje niet, verschilde. Dat gold voor beide groepen.
V: (...) Hoeveel kilo, denk je, is naar Duitsland vervoerd?
A: Dat weet ik echt niet, honderden kilo’s moet dit zijn, ik denk ongeveer 100 kilo per maand, reken maar uit. Daar ging ik niet over. Ik pakte de tas, klaar.
(...)
V: Als een kweker komt, wie spreekt hen aan?
A: [broer eiser] of [eiser] .
d. pagina 11:

V: Ben je niet bang dat je gecontroleerd wordt dan?
A: Nee. Puur geluk gehad denk ik. In Nederland is het met het gedoogbeleid toch makkelijker. Ik heb de jongens ook verteld dat als ik gepakt zou worden, of beroofd, dat ik niet risico zou lopen en schuld zou hebben bij hen.
V: Met wie maakte jij die afspraak?
A: [eiser] of [broer eiser] .
(...)
V: Sinds 2007 is [naam growshop] daar. Hoelang komen mensen daar hennep brengen voorr doorverkoop?
A: Van 2007, tot en met eind 2012, kwam ik niet veel in Assen. Daar weet ik dus niet zoveel van. Ik ben betrokken sinds eind 2012, heel 2013, sinds ik in de ziektewet zit.”
C. in het proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [geboorteplaats] , proces-verbaalnummer 03DRN12004, op pagina 7:

V: Hoelang weet u al dat de familie [naam familie eiser] handelt in hennep?
A: Dat weet ik al wel 30 jaar. Ze hadden vroeger de coffeeshop.
D. het proces-verbaal van bevindingen, nummer 03DRN12004-FIN-089, op pagina 2 en 3:

Uitgangspunten berekening export naar Hamburg.
Op basis van genoemde bronnen zijn de volgende uitgangspunten voor de berekening
geformuleerd:
- hennepexport naar Hamburg in de periode janurari-’13 t/m februari-’14 = totaal 14 maanden
- omvang hennepleveringen: 100 kg per maand, gemiddeld 10 kg per transport
- samenstelling henneplevering: 5 kg PP-hennep + 5 kg Haze-hennep
- PP-hennep: inkoopprijs € 4.000,- per kg; verkoopprijs € 4.400,- per kg
- Haze-hennep: inkoopprijs € 5.000,- per kg; verkoopprijs € 5.500,-/ kg
- aantal transporten: 100/10 = 10 per maand
- kosten drugskoerier t.l.v. de organisatie: € 1.000,- per transport
- kosten geldkoerier t.l.v. de organisatie: € 250,- voor helft alle transporten; de andere groep koerierde het geld zelf
- kosten huur, verpakking en bewerking t.l.v. de organisatie: € 250,- per maand (helft totale maandhuur)
- netto winst is op 50/50-basis verdeeld over[broer eiser]en[eiser] .
Bruto opbrengst en organisatiekosten.
Genoemde uitgangspunten leiden tot berekening van de volgende bruto opbrengst:

14 (maanden) x 100 (kg per maand) x € 450,- (gemiddelde winst per kg) = € 630.000,-.

Genoemde uitgangspunten leiden tot berekening van de volgende organisatiekosten:
- drugskoerier: € 1.000,- x 10 (transporten/maand) x 14 (maanden) € 140.000,-
- geldkoerier: € 250,- (per transport) x 5 (helft maand-transporten) x 14 (maand) =

€ 17.500,-

- huur e.d.: € 250,- (maandhuur) x 14 (maanden) € 3.500,-
Netto opbrengst en verdeling over verdachten.
Genoemde bedragen van opbrengsten en kosten leiden tot berekening van de volgende netto
opbrengst en opbrengst per leidinggevende verdachte:
Netto totaal opbrengst:
€ 630.000 (bruto opbrengst) - kosten (€ 140.000 + € 17.500 + € 3.500) = € 469.000,- netto
opbrengst voor de organisatie.
Verdeeld over beide leidinggevende verdachten betekent dit per persoon de volgende inkomsten uit de hennepexport naar Hamburg in de periode vanaf 1januari 2013:
- netto opbrengst voor[broer eiser]ad€ 234.500,-(€ 469.000,- :2)
- netto opbrengst voor[eiser]ad€ 234.500,-(€469.000,- :2).
1.4
Eiser heeft op 26 augustus 2015 een aangifte IB/PVV 2013 ingediend waarin hij alleen een eigenwoningschuld van € 121.467 heeft vermeld. Er is geen andere financiële informatie aangegeven.
1.5
Met dagtekening 16 september 2015 heeft verweerder (ambtshalve) een aanslag IB/PVV 2013 opgelegd aan eiser, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.146 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 377. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 363 aan belastingrente in rekening gebracht en een verzuimboete opgelegd van € 4.920.
1.6
Verweerder heeft een boekenonderzoek uitgevoerd bij eiser inzake de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2013 en 2014. Van dit boekenonderzoek heeft verweerder een rapport opgemaakt, gedateerd 10 augustus 2016.
In het controlerapport staat onder meer het volgende:

“2.1Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel

Gedurende het onderzoek is naar voren gekomen dat de groep onder leiding van genoemde verdachten [eiser] en [broer eiser] kennelijk in de totale keten van de hennepteelt actief is geweest gedurende een periode van meerdere jaren.
Er is gebleken van hun kennelijke betrokkenheid bij de uitvoer van handelspartijen hennep naar Duitsland (Hamburg). De growshop [naam growshop] , een onderneming van [broer eiser] , is kennelijk de centrale spil van waaruit de handelsactiviteiten zijn georganiseerd. Het vermoeden bestaat dat een groot deel van het met de hennephandel gegenereerde geld naar Turkije is getransfereerd. Op 4 maart 2014 zijn o.a. bovengenoemde personen aangehouden. Ook zijn die dag doorzoekingen uitgevoerd, waarbij totaal bijna 100 kg hennep is inbeslaggenomen op diverse locaties, in gebruik bij voornoemde personen.
Hennephandel
Tijdens het onderzoek is naar voren gekomen dat de verdachten betrokken waren
bij o.a. de volgende hennephandel:
-
- in- en verkoop van hennepstekjes;
-
- leveranties aan coffeeshop [naam coffeeshop] ;
-
- leveranties aan medewerkers van het WOD-traject (werken onder dekmantel);
-
- leveranties aan afnemersgroepen uit Hamburg (Duitsland).

Door de politie werd n.a.v. het opsporingsonderzoek naar de georganiseerde hennephandel en export tegen de verdachten [broer eiser] (geb. 20-09-1963) en [eiser] (geb. 15-10-1969) een berekening gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel over de periode 1 januari 2013 tot 4 maart 2014 (datum van aanhouding van de verdachten).

Bronnen berekening export naar Hamburg
Om een beeld te krijgen van de handelsverdiensten van betrokken verdachten is een globale berekening gemaakt betreffende de hennepexport naar Hamburg. De overige bovengenoemde handelstrajecten zijn hierin buiten beschouwing gelaten. Voor deze berekening is met name gebruik gemaakt van gegevens zoals in het procesdossier opgenomen.
Uitgangspunten berekening export naar Hamburg
Op basis van de in het procesdossier genoemde bronnen zijn de volgende
uitgangspunten geformuleerd
-
- hennepexport naar Hamburg in de periode januari 2013 tot en met februari 2014 (14 maanden)
-
- omvang hennepleveringen: 100 kg per maand, gemiddeld 10 kg per transport
-
- samenstelling henneplevering: 5 kg PP-hennep + 5 kg Haze-hennep
-
- PP-hennep: inkoopprijs € 4.000 per kg; verkoopprijs € 4.400 per kg
-
- Haze-hennep: inkoopprijs € 5.000 per kg; verkoopprijs € 5.500 per kg
-
- aantal transporten : 100/10 - 10 per maand
-
- kosten drugskoerier t.l.v. de organisatie: € 1.000 per transport
-
- kosten geldkoerier t.l.v. de organisatie: € 250 voor de helft van alle transporten.

De ander groep koerierde het geld zelf

-
- kosten huur, verpakking en bewerking t.lv. de organisatie: € 250 per maand

(helft totale maandhuur)

-
- netto winst is op basis van 50/50 verdeeld over [broer eiser] en [eiser] .
Bruto opbrengst en organisatiekosten
Genoemde uitgangspunten leiden tot berekening van de volgende bruto opbrengst:
14 (
14 (maanden) x 100 (kg per maand) x € 450 (gemiddelde winst per kg) = € 630.000
Genoemde uitgangspunten leiden tot de volgende organisatiekosten:
-
- drugskoerier: € 1000 x 10 (transporten per maand) x 14 (maanden) = € 140.000
-
- geldkoerier: € 250 per transport) x 5 (helft maand-transporten) x 14 (maand) = € 17.500
-
- huur e.d.: € 250 (maandhuur) x 14 (maanden) = € 3.500
Netto opbrengst en verdeling over verdachten
Genoemde bedragen van opbrengsten en kosten leiden tot berekening van de volgende netto opbrengst en opbrengst per leidinggevende verdachte:
Netto totaal opbrengst:
Bruto opbrengst € 630.000 minus kosten € 161.000 (€ 140.000 + € 17.500 +
€ 3.500) = € 469.000
Verdeeld over beide leidinggevenden c.q. verdachten betekent dit per persoon de volgende inkomsten uit de hennepexport naar Hamburg in de periode januari 2013 tot met februari 2014:
-
- netto opbrengst voor [broer eiser] € 234.500
-
- netto opbrengst voor [eiser] € 234.500
Pseudokopen en stelselmatige informatie inwinning door het Team werken onder
dekmantel door de Nationale Politie Nederland
In de periode van 3 april 2013 tot en met 4 maart 2014 2014 is de bijzondere opsporingsmethode van stelselmatige informatie inwinning ingezet door de politie.
In het kader van dit traject hebben twee pseudokopen van hennep plaatsgevonden van 10 kilo hennep op 16 oktober 2013 en 9 kilo hennep op 30 januari 2014 voor € 49.500 per transactie. In totaal werd door beide verdachten totaal € 99.000 ontvangen. Uitgaande van een winstmarge van gemiddeld € 450 per kilogram kom je op een netto opbrengst van € 8.550. Verdeeld over beide leidinggevenden bedraagt de netto opbrengst:
- netto opbrengst [broer eiser] € 4.275
- netto opbrengst [eiser] € 4.275
Uw aandeel verkregen uit hennepmisdrijven wordt:
2013: € 234.550 + € 4.275 = € 238.825 12/14 = € 204.707
2014: € 234.550 + € 4.275 = € 238.825 2/14 = € 34.118
(…)
3.Inkomstenbelasting [eiser]
3.1
Inkomsten hennephandel
3.1.1
Opbrengsten ROW
Het aandeel van belastingplichtige [eiser] met de hennephandel verkregen
opbrengsten(zie berekening wederrechtelijk voordeel, onderdeel 2.1) voor 2013 en
2014 bedraagt:
Correctie 2013: € 204.707
Correctie 2014: € 34.118
4. Correcties
4.1
Inkomstenbelasting /Premies volksverzekeringen
4.1.1
Inkomsten uit werk en woning (box 1)
Jaren2013 2014
Aangegeven/vastgesteld € 23.146 € 0
Inkomsten hennephandel€ 204.707 € 34.118
Gecombineerd inkomen € 227.853 € 34.118
uit werk en woning
Voor het jaar 2013 werd ambtshalve een aanslag opgelegd waarbij het inkomen
werd vastgesteld op € 23.146. Voor het jaar 2014 is nog geen aanslag vastgesteld.
(…)

4.3.1Vergrijpboete

Naast de op te leggen navorderingsaanslag inkomstenbelasting over 2013 en de
aanslag inkomstenbelasting over 2014 zal er ook een vergrijpboete worden
opgelegd.
(…)
Ik ben van mening dat opzettelijk geen aangifte is gedaan met als gevolg dat er geen dan wel buiten de termijn belasting is betaald. Door het niet doen van de aangiften is willens en wetens getracht te bereiken dat er geen aanslagen worden opgelegd, dan wel bij schatting voor veel te lage bedragen.
Gebleken is dat al gedurende meerdere jaren geen aangifte is gedaan van de inkomsten verkregen uit de handel in hennep. Naar aanleiding van het onderzoek door de Politie Noord Nederland is gebleken dat er over de jaren 2013 en 2014 inkomsten zijn verkregen waarvan geen aangifte is gedaan. (…)
(…)
Met betrekking tot de hiervoor genoemde correctie(s) ben ik van mening dat er sprake is van (voorwaardelijke) opzet.
(…)
Dit doet zich voor als belanghebbende doelbewust het risico neemt dat er te weinig belasting wordt geheven of kan worden geheven, of dat er niet of te laat wordt betaald. Hiervan is onder andere sprake als er willens en wetens gehandeld of nagelaten is, leidend tot het niet of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heffen of betalen van belasting. Op basis van de in het controlerapport weergegeven feitencomplex kan afgeleid worden dat die situatie zich heeft voorgedaan en dus sprake is van opzet.
In geval van (voorwaardelijke) opzet legt de Belastingdienst in de regel een boete op van 50% van de te weinig geheven belasting. Van dit percentage wordt soms - als er zich bijzondere omstandigheden voordoen dan wel voorgedaan hebben - afgeweken. Als die situatie zich voordoet dan ga ik daar hierna ook nader op in.
De grondslag waarover deze boete berekend wordt, wordt gevormd door het bedrag van de aanslagen. Daarbij geldt dat indien verliezen in aanmerking zijn of worden genomen er voor wat betreft de boetegrondslag geen rekening gehouden wordt met deze verliezen.
1.7
Naar aanleiding van het onder 1.6 genoemde boekenonderzoek heeft verweerder aan eiser de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 opgelegd zoals vermeld onder het procesverloop.
1.8
Bij vonnis van 26 maart 2019 is eiser door de rechtbank Noord-Nederland strafrechtelijk veroordeeld voor - kort samengevat - het in maart 2014 medeplegen van een poging tot het verkopen van hennep, alsmede het in maart 2014 in bezit hebben van hennep en een vuurwapen (ECLI:NL:RBNNE:2019:1186). Van de tenlastegelegde levering en betaling van de hennep in maart 2014 is eiser vrijgesproken.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 en de bijbehorende rente- en boetebeschikking, voor zover gehandhaafd bij uitspraak op bezwaar, terecht en tot de juiste bedragen heeft vastgesteld.
Vooraf
3. Tijdens de zitting heeft verweerder verklaard dat hij in zijn uitspraak op bezwaar eisers inkomen uit werk en woning te hoog heeft vastgesteld. Dit komt omdat hij ten onrechte rekening heeft gehouden met de pseudoverkoop van negen kilo hennep op 30 januari 2014 (zie1.3.A.h). Volgens verweerder moet eisers inkomen daarom als volgt worden verminderd:
- vastgesteld in (ambtshalve aanslag IB/PVV 2013): € 23.146
- correctie bij uitspraak op bezwaar: € 204.707
- af: pseudoverkopen 2013 en 2014: € 3.707 -/-
- bij: pseudoverkoop 2013:
€ 2.250
inkomen uit werk en woning:
€ 226.396
4. De rechtbank constateert dat eisers inkomen uit werk en woning in elk geval
(€ 227.810 - € 226.396 =) € 1.414 lager moet worden vastgesteld dan verweerder heeft gedaan bij uitspraak op bezwaar. Het beroep is in zoverre dan ook gegrond.
Omkering bewijslast
5. Verweerder stelt dat eiser - ondanks een uitnodiging, een herinnering en een aanmaning te hebben ontvangen - geen aangifte IB/PVV 2013 heeft gedaan binnen de door verweerder gestelde termijnen. Gelet hierop vindt verweerder dat eiser niet de vereiste aangifte IB/PVV 2013 heeft gedaan, zodat omkering aangewezen is.
6. Eiser heeft niet weersproken dat hij de vereiste aangifte IB/PVV 2013 niet heeft gedaan.
7.1
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat eiser door verweerder is uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2013. Verder staat vast dat eiser de herinnering en aanmaning van verweerder heeft genegeerd, door niet binnen de daarin gegeven termijn alsnog aangifte te doen, en dat verweerder pas daarna ambtshalve de aanslag IB/PVV 2013 heeft opgelegd (zie 1.2 en 1.5).
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser daarmee niet de vereiste aangifte IB/PVV 2013 heeft gedaan. De enkele omstandigheid dat eiser kort voor de ambtshalve oplegging van de aanslag IB/PVV 2013 alsnog een (nagenoeg leeg) aangiftebiljet heeft ingediend (zie 1.4), maakt dat niet anders.
7.2
Omdat de rechtbank van oordeel is dat eiser niet de vereiste aangifte IB/PVV 2013 heeft gedaan, moet eiser doen blijken, dat wil zeggen overtuigend aantonen, dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist is (zie artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Redelijke schatting
8.1
De onder 7.2 bedoelde omkering en verzwaring van de bewijslast neemt niet weg dat verweerder de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 moet baseren op een redelijke schatting. In de context van de omkering en verzwaring van de bewijslast, strekt dit vereiste ertoe te voorkomen dat een belastingaanslag naar willekeur wordt vastgesteld (zie Hoge Raad 31 mei 2013, ECLI:NL:HR: 2013:BX7184). Het voorgaande betekent dat verweerder de schatting zodanig met feitelijke stellingen moet onderbouwen dat deze de redelijkheidstoets kan doorstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder daarin geslaagd.
8.2
De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van de processtukken, in het bijzonder de onderbouwingen en de gespecificeerde berekeningen zoals vermeld in het proces-verbaal van bevindingen (zie 1.3.D.), het controlerapport (zie 1.6) en de daarop ter zitting aangebrachte correctie (zie 3.). De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat het in aanmerking nemen van inkomen bij eiser, alsmede de ter zake geschatte bedragen aansluiten bij de verklaringen in het procesdossier [naam onderzoek] over de:
- maandelijks en per transport vervoerde hoeveelheid hennep (zie 1.3.A.e., 1.3.B.b en
1.3.B.c);
- frequentie en de aantallen transporten (zie 1.3.B.c en 1.3.B.e);
- kosten voor de bewerking (zie 1.3.A.k.);
- kosten voor de drugs- en geldkoeriers (zie 1.3.A.i)
- de privéuitgaven die eiser heeft gedaan (zie 1.3.A.e en 1.3.A.f).
De rechtbank heeft daarnaast in haar beoordeling betrokken dat eiser de omvang van de inkomsten uit tegenwoordige arbeid, waarvan verweerder is uitgegaan bij de vaststelling van de navorderingsaanslag IB/PVV 2013, ook niet gemotiveerd heeft weersproken.
Tegenbewijs
9. De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord, is of eiser het onder 7.2
bedoelde tegenbewijs heeft geleverd. Daartoe heeft eiser in zijn beroepschrift twee
beroepsgronden aangedragen, te weten dat:
- niet kan worden vastgesteld dat hij inkomen heeft genoten uit hennepteelt omdat hij niet strafrechtelijk is veroordeeld; en
- er in elk geval geen feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan de helft van de netto opbrengst aan hem kan worden toegerekend.
10. Verweerder heeft deze stellingen van eiser gemotiveerd weersproken.
11. De rechtbank overweegt het volgende. Op grond van het onder 1.3 geciteerde en grondig gemotiveerde procesdossier is aannemelijk dat eiser in 2013 nauw betrokken is geweest bij transporten van hennep naar Duitsland vanuit coffeeshop [naam coffeeshop] . Dat eiser niet strafrechtelijk is veroordeeld voor handel in hennep in 2013, maakt dat niet anders. Dat geldt temeer omdat de strafrechtelijke vervolging van eiser betrekking had op het jaar 2014 en niet op het jaar 2013, terwijl in deze procedure belastingjaar 2013 centraal staat (zie 1.8). Verder acht de rechtbank het aannemelijk dat, zoals verweerder tijdens de zitting heeft toegelicht, eiser en zijn broer [broer eiser] gezamenlijke klanten hadden en veelal gezamenlijk handelden (zie onder 1.3.A.e, 1.3.A.j, 1.3.A.k, 1.3.B.b., 1.3.B.c., 1.3.B.d., en 1.3.C). Een zakelijke verdeling van de opbrengsten van de handel in hennep bij helfte ligt dan in de rede. Gelet hierop, bezien in het kader van de omkering en verzwaring van de bewijslast, kon eiser dan ook niet volstaan met enkel zijn onder 9. weergegeven stellingen, zonder deze verder te onderbouwen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dan ook niet overtuigend aangetoond dat aan hem geen inkomsten uit handel van hennep kunnen worden toegerekend en evenmin in hoeverre de onder 3. genoemde berekening van verweerder onjuist is.
12. Uitsluitend vanwege verweerders gewijzigde schatting van eisers inkomen uit werk en woning (zie 3.) is het beroep gericht tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 voor zover gehandhaafd bij de uitspraak op bezwaar, gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV 2013 daarom tot een navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 226.396 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 377.
Vergrijpboete
13. Verweerder heeft primair gesteld dat eiser willens en wetens informatie om de aanslag IB/PVV 2013 op een juist bedrag te kunnen vaststellen, heeft achtergehouden. Tijdens de zitting heeft verweerder die stelling toegelicht. Volgens verweerder heeft eiser jarenlang verzuimd belastingaangifte IB/PVV te doen, terwijl hij wel onroerende zaken (in Nederland en Turkije) en voertuigen in eigendom heeft. Daarmee is sprake van doelbewust handelen. Subsidiair heeft eiser grofschuldig gehandeld, aldus verweerder.
14. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden gericht tegen de opgelegde vergrijpboete. Hij heeft het standpunt van verweerder slechts impliciet weersproken (zie 9.).
15.1
De rechtbank stelt voorop dat de omkering en verzwaring van de bewijslast (zie 7.2) niet van toepassing zijn op de vergrijpboete. Wat betreft het primaire standpunt van verweerder rust op hem daarom de stelplicht en - bij gemotiveerde betwisting - de bewijslast, van feiten en omstandigheden waaruit in dit geval volgt dat het aan de opzet van eiser (dus willens en wetens) is te wijten dat de aanslag IB/PVV 2013 tot een te laag bedrag is vastgesteld, of anderszins te weinig belasting is geheven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan deze stelplicht en bewijslast voldaan. De rechtbank is als volgt tot dit oordeel gekomen.
15.2
Allereerst constateert de rechtbank dat eiser geen expliciete gronden heeft gericht tegen de vergrijpboete die verweerder aan hem heeft opgelegd. Van een gemotiveerde betwisting van het standpunt van verweerder is dan ook geen sprake.
Verder heeft verweerder, mede onder verwijzing naar het procesdossier [naam onderzoek] , toegelicht dat eiser:
- van 2006 tot 2013 heeft verzuimd belastingaangifte IB/PVV te doen;
- in de aangifte 2013 alleen een eigenwoningschuld heeft aangegeven;
- geen enkele verklaring heeft gegeven voor zijn financiële positie, terwijl hij wel vermogensbestanddelen in eigendom heeft;
- inkomsten uit hennephandel heeft genoten.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder daarmee feiten en omstandigheden
gesteld op grond waarvan aannemelijk is dat eiser opzettelijk geen correcte aangifte heeft gedaan, waardoor de aanslag IB/PVV 2013 tot een te laag bedrag is vastgesteld, of anderszins te weinig belasting is geheven.
15.3
Wat betreft de omvang van de vergrijpboete, overweegt de rechtbank het volgende. In geval van omkering van de bewijslast is denkbaar dat een belastingplichtige voor een te hoog bedrag in de belastingheffing is betrokken, waarmee ook de kans bestaat dat de boete op een te hoog bedrag wordt vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is echter niet aannemelijk dat daarvan in de gegeven situatie sprake is. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de gemotiveerde verklaring tijdens de zitting van verweerder dat eiser hoogstwaarschijnlijk (aanzienlijk) meer inkomen heeft genoten dan waarvan is uitgegaan bij het opleggen van de navorderingsaanslag IB/PVV 2013, nu daarin alleen de inkomsten uit de handel in Duitsland zijn betrokken. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat de verschuldigde boete is vastgesteld met omkering van de bewijslast (vlg. HR 18 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1962)
15.4
Nu de rechtbank het belastbaar inkomen uit werk en woning € 1.414 lager heeft vastgesteld dan bij uitspraak op bezwaar (zie 4.), dient de vergrijpboete dienovereenkomstig te worden verlaagd met 50% van (€ 1.414 x 52% =) € 367.
15.5
Daarnaast heeft verweerder tijdens de zitting desgevraagd verklaard dat matiging van de vergrijpboete met 20% gepast is vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor de oplegging daarvan (vgl. Hoge Raad, 22 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AO9006 en het gerechtshof Amsterdam, 2 juli 2009 ECLI:NL:GHAMS:2009:BJ1298). De rechtbank deelt dit standpunt en zal dienovereenkomstig beslissen.
15.6
Op grond van wat de rechtbank onder 15.1 tot en met 15.5 heeft overwogen en beslist, vermindert zij de vergrijpboete tot een bedrag van:
- vergrijpboete conform de uitspraak op bezwaar: € 46.386
- vermindering wegens vermindering inkomen uit werk en woning: € 367
- vermindering wegens undue delay ((€ 46.386 - € 367) x 20% =)
€ 9.204
resteert:
€ 36.815
15.7
De rechtbank acht een vergrijpboete van € 36.815 passend en geboden.
Belastingrentebeschikking
16. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrentebeschikking.
Nu de rechtbank de met de beschikking belastingrente samenhangende navorderingsaanslag vermindert, vermindert de rechtbank het bedrag van de belastingrente dienovereenkomstig.
Griffierecht
17. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank verweerder opdragen het door eiser betaalde griffierecht van € 46 aan hem te vergoeden.
Proceskosten
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten in de bezwaar- en beroepsfase. Tijdens de zitting heeft verweerder zijn aanvankelijke standpunt betreffende de proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase laten varen. Zoals vervolgens besproken, stelt de rechtbank de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand dan ook vast op € 786 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 261 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de navorderingsaanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 226.396 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 377;
- vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;
- vermindert de boete tot een bedrag van € 36.815;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 786.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, voorzitter, en mr. P.P.D. Mathey-Bal en mr. T. van de Bospoort, leden, in aanwezigheid van mr. J. Zomer, griffier, op 25 augustus 2020. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.