In deze zaak heeft Dexia Nederland B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in 1999 twee effectenleaseovereenkomsten met Dexia heeft gesloten. Deze overeenkomsten zijn tussentijds beëindigd, wat heeft geleid tot restschulden die door de gedaagde zijn voldaan. Dexia heeft in 2012 een bedrag van € 683,02 aan de gedaagde betaald op basis van het hofmodel en vordert nu voor recht te verklaren dat zij aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer verschuldigd is aan de gedaagde. De kantonrechter heeft de vordering van Dexia toegewezen, waarbij de gedaagde geen voldoende onderbouwd verweer heeft kunnen voeren. De kantonrechter oordeelt dat Dexia voldoende belang heeft bij haar vordering en dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er sprake is van misbruik van recht of dat de zaak moet worden aangehouden in afwachting van andere procedures. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde als gemiddeld geïnformeerde consument op de hoogte had kunnen zijn van de risico's van de effectenleaseovereenkomsten. De vordering van Dexia wordt toegewezen en de gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.