R. Noordbruis, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Datum onderzoek : 24-05-2022
Betrokkene : de heer [slachtoffer] Geboortedatum : [geboortedatum] 1964
Letselbeschrijving:
Plaats : rechter gelaatshelft, rond rechter oog.
Rangschikking : 2 verwondingen, 1 op wenkbrauw, 1 op jukbeen
Omvang : allebei 1,5 cm lang
Vorm : beide streepvormig
Omtrek : scherp begrensd
Kleur : paars
Soort verwonding: bovenste: scheurwond; onderste: blauw plek
Mechanisme van ontstaan: traumatisch contact met een voorwerp, waarschijnlijk stomp.
Plaats : achter/buitenzijde linker bovenbeen
Rangschikking : combinatie van 2 verwondingen
Omvang : 6 bij 4 cm: lengte lijnvormige verwonding: 4 tot 5 cm Vorm : 1 onregelmatig van vorm, andere streepvormig, gebogen Omtrek : vaag begrensd.
Kleur : eerste geel van kleur: gebogen rood
Soort verwonding: blauw plek
Mechanisme van ontstaan: traumatisch contact met een voorwerp
Datum/tijd incident :14 mei 2022 om ongeveer 17.30 uur [straatnaam] Sneek Genezingsduur: 2 weken.
(Blijvende) beperking: Niet te verwachten. Vermoeden van inwendig letsel: Nee.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling is vereist dat bewezen is dat verdachte opzet heeft gehad op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden afgeleid dat bij verdachte sprake is geweest van de daadwerkelijke intentie om het slachtoffer van het leven te beroven, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, het zogenaamde ‘volle opzet’.
Voorwaardelijk opzet
Opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen als gevolg van zijn gedragingen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, van belang.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Bij de beoordeling of er in de onderhavige zaak sprake is van opzet in voorwaardelijke zin (op het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde), heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Aanmerkelijke kans op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Aangever heeft verklaard dat nadat verdachte hem met de honkbalknuppel tegen zijn been sloeg, hij vervolgens met die honkbalknuppel tegen zijn hoofd, ter hoogte van zijn rechteroog, is geslagen Hij is direct op de grond gevallen. Die aangifte wordt bevestigd door de verklaringen van de getuigen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Zij hebben alle drie verklaard dat verdachte aangever eerst tegen zijn be(n)en sloeg en vervolgens tegen zijn hoofd De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van deze getuigen nu deze in de kern gelijk zijn. Bovendien heeft getuige [naam 1] verklaard dat de verdachte met héél veel kracht uithaalde naar het gezicht van aangever en verklaren alle getuigen dat aangever meteen op de grond viel. Naar het oordeel van de rechtbank wijst het feit dat aangever direct na de klap tegen de grond viel er op dat aangever met kracht tegen het hoofd is geraakt.
Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op de dood van het slachtoffer. Het is een algemene ervaringsregel dat delen van het hoofd dusdanig kwetsbaar zijn dat, indien daarop dergelijk geweld wordt uitgeoefend, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever had kunnen overlijden. Dat er feitelijk geen dodelijk letsel is ontstaan en er kon worden volstaan met het hechten van de wond, maakt dit oordeel niet anders. Aldus was bij verdachte sprake van opzet op de dood van aangever. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.