ECLI:NL:RBNNE:2022:4274

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
18/120001-22
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag na geweldsincident met honkbalknuppel

Op 1 november 2022 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 14 mei 2022 te Sneek, waar de verdachte na een woordenwisseling een man met een honkbalknuppel op zijn hoofd sloeg. Het slachtoffer liep hierdoor een verwonding op die gehecht moest worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer heeft aanvaard, wat leidde tot de bewezenverklaring van poging tot doodslag.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 374 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd een taakstraf van 180 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De rechtbank hield rekening met de psychologische rapportage die wees op een persoonlijkheidsstoornis en PTSS bij de verdachte, wat invloed had op zijn gedragingen. De rechtbank besloot tot bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer.

De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte om herhaling te voorkomen. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld, rekening houdend met de verklaringen van getuigen en de omstandigheden van het incident.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht Locatie
Leeuwarden
parketnummer 18/120001-22
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 1 november 2022 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 18 oktober 2022.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.H. Titahena, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair hij op of omstreeks 14 mei 2022 te Sneek, binnen de gemeente Súdwest-Fryslân, op of aan de openbare weg de [straatnaam] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte eenmaal (met kracht) met een (houten) honkbalknuppel, althans met een hard en/of zwaar voorwerp die
[slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of tegen/in zijn gezicht geslagen en/of eenmaal (met kracht) met een (houten) honkbalknuppel, althans met een hard en/of zwaar voorwerp die [slachtoffer] tegen zijn linkerbeen, in elk geval tegen zijn lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te Sneek, binnen de gemeente Súdwest-Fryslân, op of aan de openbare weg de [straatnaam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers heeft verdachte eenmaal (met kracht) met een (houten)honkbalknuppel, althans met een hard en/of zwaar voorwerp die [slachtoffer] tegen zijn hoofd en/of tegen/in zijn gezicht geslagen en/of eenmaal (met kracht) met een (houten) honkbalknuppel, althans met een hard en/of zwaar voorwerp die
[slachtoffer] tegen zijn linkerbeen, in elk geval tegen zijn lichaam geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Hij heeft daartoe betoogd dat verdachte geen opzet op de dood van aangever had, maar dat verdachte, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm, wel voorwaardelijk opzet op de dood van aangever had.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnota, gemotiveerd vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde nu het (voorwaardelijk) opzet op de dood niet kan worden vastgesteld.
Verdachte heeft, aldus de raadsman, de aanmerkelijke kans op de dood niet willens en wetens aanvaard, nu hij aangever niet op zijn hoofd, maar op zijn arm wilde raken. Daarnaast heeft de raadsman de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen betwist. Hij heeft daartoe aangevoerd dat zij het gebeuren op afstand hebben waargenomen en dat het daardoor zeer wel mogelijk is dat deze getuigen iets cruciaals als een afwerende beweging van het slachtoffer hebben kunnen missen. Het is voorstelbaar dat door het zien van de klap, de waarneming van de getuigen is gekleurd. De mededeling dat met kracht is geslagen is een interpretatie en kan eveneens sterk worden gekleurd door het zien van het gevolg.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat hoewel aangever is onderzocht, men geen onderzoek heeft gedaan naar eventueel letsel aan de arm of aan het bovenlichaam. Het uiteindelijke letsel was niet zodanig dat daaruit kan worden afgeleid dat verdachte het hoofd van aangever met kracht heeft geraakt. Nu uit de medische gegevens niet volgt dat sprake is geweest van mogelijk fatale verwondingen, kan evenmin worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond op het overlijden van aangever.
Onder verwijzing naar diverse jurisprudentie
1heeft de raadsman tot slot betoogd dat niet iedere klap met een hard voorwerp tegen het hoof een aanmerkelijke kans op de dood op zal leveren. Daarnaast kan niet zonder meer worden gezegd dat het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer was gericht op de dood van aangever dat het, behoudens contra-indicaties, niet anders kan dan dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans op de door heeft aanvaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 18 oktober 2022 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Op 14 mei 2022 ben ik na een woordenwisseling met aangever naar mijn woning gelopen. Ik heb mijn knuppel uit de meterkast gehaald. Ik wilde hem pijn doen. Ik heb aangever met de knuppel tegen zijn been geslagen. Daarna wilde ik hem op zijn schouder slaan. Omdat hij zijn arm omhoog deed, raakte ik zijn hoofd. Aangever is daarna op de grond gevallen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 15 mei 2022, opgenomenop pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2022120757 van 16 mei 2022, inhoudend als verklaring van [slachtoffer] :
Op 14 mei 2022 liep ik met mijn hond langs [straatnaam], over het schelpenpad welke parallel loopt aan de [straatnaam] te Sneek.
Ik zie ineens een man van onder een parasol vandaan komen, vanuit een tuin. Hij komt naar mij toe, het schelpenpad op. Hij kwam direct met verwijten dat ik de hondenpoep niet opruim. Hij ging tekeer tegen mij. Ik heb toen ook wat gezegd, in de zin van dat het enige stuk stront wat daar was, dat hij dat was. Toen begon hij te dreigen met je moet het maar weten, hij begon over een honkbalknuppel en "ik maak je kapot". Die man stormde zijn huis in. Ik zag die man weer uit de woning komen en ik zag dat hij een honkbalknuppel in zijn hand vast had. Hij liep op mij af en hij haalde direct met de honkbalknuppel uit op mijn linker been, ter hoogte van de hamstring. Ik zag dat hij de honkbalknuppel met een zwaaibeweging op mijn been sloeg. Ik voelde een beste pijnscheut door mijn been. Kort daarna voelde ik een hele harde klap op mijn hoofd, ter hoogte van mijn rechter oog. Ik heb die klap niet eens aan zien komen. Voor dat ik het wist, voelde ik die klap al. Ik ben toen direct op de grond gevallen en ik voelde direct dat ik bloedde uit mijn hoofd. Ik merkte dat er bloed uit mijn mond kwam. Volgens mij ben ik op mijn rug terecht gekomen. Want ik had mijn telefoon in mijn kontzak en er zit een barst in het scherm. Ik voelde me heel angstig. Dus ik heb me zo snel mogelijk omgedraaid, met mijn gezicht naar de grond toe. Ik ben toen op mijn knieën gaan zitten.
Ik heb 112 gebeld. Ik heb gezegd dat ik een ambulance nodig had. Die man begon toen ook weer tegen mij te praten. Maar ik weet niet wat hij tegen mij zei. Ik heb toen tegen hem gezegd: "ga weg, anders sla je me weer".
Ik ben gaan staan en ben zwalkend naar een bankje verderop gelopen. Daar ben ik op adem gekomen. Maar ik wilde zo snel mogelijk weg daar. Ik zag vanaf het bankje een steegje naar een straat. Dus ik ben door het steegje naar die straat toegelopen.
Ik ben toen met de ambulance meegenomen naar het ziekenhuis.
Na de klap was ik erg duizelig. Maar ik was ook alert omdat ik bang was dat hij nog een keer zou slaan. Ik was bang, vooral toen ik op de grond lag. Ik was bang dat hij nog een keer zou slaan of schoppen. Door het bloed kon ik ook niet meer goed zien.
In het ziekenhuis werd mijn been al behoorlijk blauw. De wond is geïnspecteerd in het ziekenhuis en er is een CT scan gemaakt omdat ze bang waren voor inwendig letsel.
De wond bij mijn rechter oog is met meerdere hechtingen dicht gemaakt. Dat bleek een moeilijke wond en dit is met verdoven uiteindelijk door twee dokters gehecht. Ik heb nu enorm pijn in mijn nek en hoofd. Ik ben eerder geopereerd aan mijn nek omdat ik mijn nek gebroken had. Door de klap heb ik nu erg veel nekpijn, waardoor de hoofdpijn ontstaat. Er is geen hersenschudding geconstateerd.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 mei 2022,opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Ik stond in mijn bootje, welke op een ligplaats lag in [plaats], ter hoogte van [straatnaam] te Sneek. Ik zag een man voorbij lopen met zijn hond. Dit betrof op het schelpenpad, wat langs [plaats] loopt parallel aan de [straatnaam] . Ik zag dat een andere man de man met de hond al op stond te wachten bij zijn achtertuin, dit was ter hoogte van [straatnaam] (achterzijde). Ik zag en hoorde direct dat de man met de hond en de man die hem op stond te wachten ruzie met elkaar begonnen te maken. Ik zag dat de man die bij de achtertuin stond, zijn tuin inliep door de poort, en al snel terug kwam met een honkbalknuppel. Ik zag dat de man met de honkbalknuppel, met kracht tegen het been van de man het de hond sloeg, en direct daarna in dezelfde beweging met de honkbalknuppel met héél veel kracht uithaalde naar het gezicht van de man met de hond, en deze ter hoogte van de slaap in het gezicht sloeg. Ik zag dat het slachtoffer op de grond viel, en vrij snel buiten bewustzijn raakte. Ik zag dat het slachtoffer weer overeind kwam, niet stabiel was, en een telefoon pakte en weer plat op de grond ging liggen met volgens mij een telefoon aan zijn oor. Daar bleef het slachtoffer best wel een tijdje liggen.
Ik zag dat de man met de knuppel ondertussen enkele keren zijn tuin in- en uitliep en ook naar het slachtoffer toe liep. Ik zag de hij het gezicht van het slachtoffer beet pakte, en deze draaide om te kunnen zien of er bloed was. Toen liep hij weer naar binnen.
Het viel mij op dat de man met de knuppel heel koeltjes rondliep en niet wegvluchtte of iets dergelijks. Ik had het idee dat de man met de knuppel tegen het slachtoffer zei dat hij op moest staan en weg moest gaan. Ten minste dat haalde ik uit de gebaren die hij maakte naar het slachtoffer. Na een tijdje stond het slachtoffer op en liep met zijn de hond naar een bankje wel ongeveer 10 meter verderop stond. Daar heeft hij even gezeten waarna hij opstond en de steeg tussen de huizen doorliep in de richting van de [straatnaam] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 mei 2022,opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 2] :
Op 14 mei 2022 zat ik bij mijn bootje aan de [straatnaam]. Dit bootje ligt op een ligplaats aan [plaats], ter hoogte van de [straatnaam] te Sneek. Ik was op mijn boot bezig toen ik een conflict zag ontstaan tussen twee mannen, waarvan er een met een hond liep op het schelpenpad. Dit schelpenpad loopt langs [plaats] en parallel aan de [straatnaam] . Ik zag en hoorde dat het conflict ontstond met een woordenwisseling tussen een man met een kalend hoofd en een blauw shirt en een man die liep met een hond. Ik zag dat de meneer met het blauwe shirt wegliep. Vlak daarna zag ik de man met het blauwe shirt terugkomen met een honkbalknuppel. Ik zag dat de meneer met het blauwe shirt de man met de hond sloeg met de honkbalknuppel. Ik zag dat hij eerst een (1) keer tegen de benen aan
sloeg en vervolgens opnieuw uithaalde en de man met de hond tegen zijn hoofd aan sloeg met de honkbalknuppel. Ik zag dat de man met de hond (slachtoffer) direct achterover op de grond viel en bleef liggen. Vervolgens zag ik dat de man met het blauwe shirt over het slachtoffer heen boog en zei: "Moet ik je doodmaken"? of woorden die daarop lijken. Daarna zag ik dat de man met het blauwe shirt weg liep en naar binnen gaan. Het slachtoffer lag ongeveer twee minuten stil in het gras. Daarna ging hij zitten. Ik heb meteen 112 gebeld.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 mei 2022,opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [naam 3] :
Op 14 mei 2022 zat ik met mijn schoonzoon in de achtertuin. De achtertuin grenst aan [plaats]. Aan de overkant van het water, wat de [straatnaam] in Sneek betreft, hoorden wij twee mannen een woordenwisseling hebben. De precieze woorden van de woordenwisseling heb ik niet kunnen horen. Wel hoorden wij de man met een blauw shirt zeggen: 'Ik haal een knuppel op'. Vervolgens zag ik de man met het blauwe shirt, de man met de hond slaan met een knuppel. Ik zag dat hij hem eerst tegen zijn bil aan sloeg en daarna met dezelfde knuppel tegen het hoofd. Ik zag dat de man met de hond (het slachtoffer) bewusteloos neerviel. Ik zag dat hij zijn handen naast zijn lichaam hield en deze ook niet bewoog toen hij viel. Als je valt, probeer je jezelf op te vangen. Dit gebeurde niet. Vervolgens zag ik dat het slachtoffer een paar minuten op de grond bleef liggen. Ik zag het slachtoffer plat liggen, er zat geen beweging in. Ik dacht 'hij kan wel dood geslagen zijn'. Vervolgens zag ik dat het slachtoffer eventjes ging zitten en vervolgens weer ging liggen.
We hadden het in eerste instantie niet zo in de gaten, toen ik de man zag neervallen ben ik gaan filmen. Dit filmpje stuur ik u toe.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2022,opgenomen op pagina 20 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Wij zagen hier een man strompelen met grijs haar en een grijze baard. Wij zagen dat de man bloedde vanuit een verwonding aan de rechterzijde van zijn hoofd, boven het oog. De man droeg een wit shirt. Wij zagen dat het witte shirt onder de bloedvlekken zat. Wij zagen dat de man een hond aangelijnd vasthield. Wij zagen dat de man onvast ter been was, ook reageerde hij niet goed op vragen die wij hem stelden. De man keek verdwaasd uit zijn ogen. Wij zagen dat de ambulance ook aankwam en hebben de man, slachtoffer [slachtoffer] , overgedragen aan het ambulancepersoneel.
7. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van J. Heida, arts-assistent SEH namens
C. ten Wolde, SEH-arts van het Antonius Ziekenhuis te Sneek aan H.P.M. Croonen te Sneek, voor zover inhoudend: 14.05.2022
Geachte collega,
Bovengenoemde patiënt werd op 14-05-2022 gezien op de Spoedeisende Hulp van het Antonius Ziekenhuis Sneek.
Reden van komst / Verwijzing
Hoofdletsel
Anamnese
Geslagen met de honkbalknuppel op hoofd en het been. wond thv bij slaap rechts. Niet buiten bewustzijn geweest. Geen bewustzijnsverlies. Heeft niet gebraakt. Weet nog wat er is gebeurd. Gebruikt geen bloedverdunning. Heeft last van het onderbeen maar kan hem goed belasten.
Conclusie
Hoofdwond na ruzie zonder traumatische afwijkingen op CT.
8. Een schriftelijk bescheid, te weten een brief van H.P.M. Croonen, huisarts te Sneek, voor zover inhoudend: 25.05.2022 C
S komt voor het verwijderen van hechtingen in zijn rechter wenkbrauw, na een mishandeling 10 dagen gelden met een honkbalknuppel, alles rondom het oog nog fors gezwollen, last van traan oog en duizeligheid
E N79.00 (Hersenschudding/hoofdtrauma)
P 4 hechtingen verwijderd en steristrips geplakt.
9. Een geneeskundige verklaring, op 24 mei 2022 opgemaakt en ondertekend door
R. Noordbruis, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend, als zijn verklaring:
Datum onderzoek : 24-05-2022
Betrokkene : de heer [slachtoffer] Geboortedatum : [geboortedatum] 1964
Letselbeschrijving:
Plaats : rechter gelaatshelft, rond rechter oog.
Rangschikking : 2 verwondingen, 1 op wenkbrauw, 1 op jukbeen
Omvang : allebei 1,5 cm lang
Vorm : beide streepvormig
Omtrek : scherp begrensd
Kleur : paars
Soort verwonding: bovenste: scheurwond; onderste: blauw plek
Mechanisme van ontstaan: traumatisch contact met een voorwerp, waarschijnlijk stomp.
Plaats : achter/buitenzijde linker bovenbeen
Rangschikking : combinatie van 2 verwondingen
Omvang : 6 bij 4 cm: lengte lijnvormige verwonding: 4 tot 5 cm Vorm : 1 onregelmatig van vorm, andere streepvormig, gebogen Omtrek : vaag begrensd.
Kleur : eerste geel van kleur: gebogen rood
Soort verwonding: blauw plek
Mechanisme van ontstaan: traumatisch contact met een voorwerp
Datum/tijd incident :14 mei 2022 om ongeveer 17.30 uur [straatnaam] Sneek Genezingsduur: 2 weken.
(Blijvende) beperking: Niet te verwachten. Vermoeden van inwendig letsel: Nee.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Opzet
Voor een bewezenverklaring van poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling is vereist dat bewezen is dat verdachte opzet heeft gehad op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting kan niet worden afgeleid dat bij verdachte sprake is geweest van de daadwerkelijke intentie om het slachtoffer van het leven te beroven, dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, het zogenaamde ‘volle opzet’.
Voorwaardelijk opzet
Opzet op de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er een slachtoffer zou komen te overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel zou oplopen als gevolg van zijn gedragingen.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, of anders gezegd om een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo’n kans is bovendien vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, van belang.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Bij de beoordeling of er in de onderhavige zaak sprake is van opzet in voorwaardelijke zin (op het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde), heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Aanmerkelijke kans op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Aangever heeft verklaard dat nadat verdachte hem met de honkbalknuppel tegen zijn been sloeg, hij vervolgens met die honkbalknuppel tegen zijn hoofd, ter hoogte van zijn rechteroog, is geslagen Hij is direct op de grond gevallen. Die aangifte wordt bevestigd door de verklaringen van de getuigen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Zij hebben alle drie verklaard dat verdachte aangever eerst tegen zijn be(n)en sloeg en vervolgens tegen zijn hoofd De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van deze getuigen nu deze in de kern gelijk zijn. Bovendien heeft getuige [naam 1] verklaard dat de verdachte met héél veel kracht uithaalde naar het gezicht van aangever en verklaren alle getuigen dat aangever meteen op de grond viel. Naar het oordeel van de rechtbank wijst het feit dat aangever direct na de klap tegen de grond viel er op dat aangever met kracht tegen het hoofd is geraakt.
Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op de dood van het slachtoffer. Het is een algemene ervaringsregel dat delen van het hoofd dusdanig kwetsbaar zijn dat, indien daarop dergelijk geweld wordt uitgeoefend, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever had kunnen overlijden. Dat er feitelijk geen dodelijk letsel is ontstaan en er kon worden volstaan met het hechten van de wond, maakt dit oordeel niet anders. Aldus was bij verdachte sprake van opzet op de dood van aangever. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
primair hij op 14 mei 2022 te Sneek, aan de openbare weg de [straatnaam] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte eenmaal met kracht met een houten honkbalknuppel die [slachtoffer] tegen zijn hoofd geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaardeHet bewezen verklaarde levert op: primair: poging tot doodslag
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren voor het bewezen verklaarde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens betoogd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. Hij heeft daarbij gewezen op de voorgeschiedenis van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische rapportage van 4 oktober 2022, opgemaakt door E.C. Aarnink,
GZ-psycholoog. De conclusie van de psycholoog luidt, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis en PTSS. Deze complexe problematiek heeft de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte beïnvloed. De psycholoog adviseert om verdachte het ten laste gelegde in een verminderende mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het primair bewezen verklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 464 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft hij gevorderd om de algemene en bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel te verbinden zoals door Reclassering Nederland zijn geadviseerd in het rapport van 10 oktober 2022. Ten aanzien van een contactverbod heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit dat, indien de rechtbank hem volgt in zijn standpunt dat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen, dient te worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Verder heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat, indien de primair ten laste gelegde poging tot doodslag bewezen wordt geacht, naast deze onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest nog een voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd en een taakstraf.
Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen justitiële documentatie heeft. Verder heeft de raadsman gewezen op het belang van de leeftijd en proceshouding van verdachte. Er was sprake van een incident en een daaraan voorafgaande turbulente periode. Volgens de reclassering zou detentie een negatief effect hebben en verdient een behandeling de voorkeur. Tot slot is verdachte reeds gestart met een ambulante behandeling en is het reclasseringstraject van start gegaan.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting, de psychologische rapportage van E.C. Aarnink van 4 oktober 2022, de rapportage van Reclassering Nederland van 10 oktober 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij heeft op klaarlichte dag na een woordenwisseling een man met een honkbalknuppel op zijn hoofd geslagen. Het slachtoffer liep een verwonding vlakbij zijn slaap op. Deze moest worden gehecht. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschonden. Aannemelijk is dat slachtoffers van dergelijk geweld daarvan langere tijd psychisch nadelige gevolgen ondervinden. Bovendien vond het feit in het openbaar plaats, waardoor ook de openbare orde is geschonden. Door het plaatsvinden van dergelijke feiten in de publieke ruimte, nemen de gevoelens van onveiligheid toe bij omwonenden en anderen die hiervan kennis nemen.
Het feit rechtvaardigt in beginsel dan ook een gevangenisstraf van langere duur.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte de laatste jaren niet onherroepelijk is veroordeeld. Daarnaast is verdachte voor deze zaak in voorlopige hechtenis gesteld en is na een periode van 104 dagen onder voorwaarden geschorst. Hij heeft zich aan die voorwaarden gehouden.
De psycholoog concludeert dat het recidiverisico laag tot matig is. Gelet op de gecompliceerde problematiek, het lage tot matige recidiveniveau en het deels ontbreken van ziekte-inzicht, geeft de psycholoog de rechtbank in overweging om verdachte een ambulante behandeling, gericht op zijn agressieregulatie problematiek, te laten ondergaan. Daarnaast is een behandeling gericht op zijn PTSS (bijvoorbeeld EMDR) van belang om de kans op toekomstig gewelddadig gedrag te verkleinen. Ook is dagbesteding, bij voorkeur in de vorm van werk, aangewezen. Gezien de starheid van de problematiek van verdachte, problemen die kunnen ontstaan op het gebied van zijn beperkte zelfinzicht en beperkte probleembesef acht de psycholoog een dwingend juridisch karakter in de vorm van een verplicht reclasseringscontact aangewezen.
De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van het advies van de Reclassering Nederland. De reclassering adviseert, na overleg met de psycholoog, een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling door de Forensische polikliniek van de GGZ te Leeuwarden, dan wel dan wel een soortgelijke zorgverlener en een contactverbod.
De rechtbank zal, alles afwegend, aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 374 dagen, waarvan 270 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest. Ook zal de rechtbank de door Reclassering Nederland geadviseerde bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een ambulante behandeling en een contactverbod opleggen. Tot slot zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45 en 287 van het Wetboek van
Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 374 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 270 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bijReclassering Nederland, [straatnaam] te Leeuwarden. Veroordeelde blijft zich daarna melden op afspraken met de reclassering en werkt zo nodig mee aan af te leggen huisbezoeken, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt,laat behandelen door de forensische polikliniek van de GGZ te Leeuwarden, dan wel dan wel een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zalopnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen vaneen of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van hetWetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Wolters, voorzitter, mr. F. van der Meulen en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 november 2022.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.