ECLI:NL:RBNNE:2022:4299
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van besluiten tot intrekking en terugvordering van bijstand na strafrechtelijke vrijspraak
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Assen, wordt het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun verzoek om herziening van eerdere besluiten tot intrekking en terugvordering van bijstand beoordeeld. De rechtbank behandelt de zaak op 17 november 2022, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. E.P. Groot, in beroep zijn gegaan tegen besluiten van het dagelijks bestuur van Werkplein Drentsche Aa. Deze besluiten, genomen op 13 april 2016, 29 maart 2016 en 12 september 2016, betroffen de intrekking van bijstand en de terugvordering van eerder verstrekte bijstandsbedragen. De rechtbank overweegt dat het dagelijks bestuur in een eerder besluit van 23 december 2021 het verzoek om herziening heeft afgewezen, en dat dit besluit op 15 februari 2022 is bevestigd in een bestreden besluit.
De rechtbank concludeert dat het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 februari 2021, waarin eiser vrijgesproken is van schending van de inlichtingenplicht, niet kan worden aangemerkt als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de besluiten van het dagelijks bestuur in rechte vaststaan en dat er geen aanleiding is om deze besluiten te herzien. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van het verzoek om herziening door het dagelijks bestuur terecht is, en dat er geen strijd is met de onschuldpresumptie. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, maar het dagelijks bestuur wordt wel veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 1.518,- worden vastgesteld.
De rechtbank benadrukt dat de vrijspraak in de strafzaak niet automatisch leidt tot herziening van bestuursrechtelijke besluiten, en dat de feiten en omstandigheden van de zaak bepalend zijn voor de beoordeling. De rechtbank concludeert dat de besluiten van het dagelijks bestuur in stand kunnen blijven, zonder dat dit strijd oplevert met de onschuldpresumptie, en dat de rechtbank de eisers in hun verzoek om herziening niet kan volgen.