In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde, die een effectenleaseovereenkomst had gesloten. Dexia vorderde een verklaring voor recht dat zij aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan de gedaagde verschuldigd is. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er mogelijk nog een vordering op Dexia resteert, onder andere vanwege de advisering door een tussenpersoon, Spaaradvies, die zonder vergunning zou hebben geadviseerd.
De kantonrechter overwoog dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door de gedaagde als cliënt te accepteren via Spaaradvies, terwijl deze geen vergunning had om advies te geven. De rechter concludeerde dat Dexia wist of had moeten weten dat er vergunningplichtig advies werd gegeven. De vorderingen van Dexia werden afgewezen, en Dexia werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van effecteninstellingen en de noodzaak voor vergunningen bij advisering over financiële producten.
De uitspraak is relevant in het kader van effectenlease en de aansprakelijkheid van financiële instellingen bij het adviseren van consumenten. De kantonrechter heeft de vorderingen van Dexia afgewezen en de proceskosten aan Dexia opgelegd, wat de gevolgen van onrechtmatig handelen in de financiële sector onderstreept.