Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2022 in de zaak tussen
[eiser], te [plaats], eiser
Instituut Mijnbouwschade Groningen, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
13 september 2019. In het rapport zijn 28 schades beschreven. Bij zes schades (6, 13, 18, 25, 26 en 27) heeft de deskundige aangenomen dat zij veroorzaakt en/of verergerd zijn door mijnbouw. Hij heeft geadviseerd daarvoor een schadevergoeding van € 5.230,98 toe te kennen. Voor de overige schadenummers geldt volgens de deskundige dat deze niet zijn veroorzaakt en/of verergerd door mijnbouwactiviteiten.
- krimpscheuren: 1, 10 t/m 12, 14, 15, 17, 22, 28 en 34;
De commissie heeft de deskundigen (Nietsch en Frankort) gevolgd en overwogen dat de beoordeling van het adviesrapport van Nietsch voorligt en dat er geen aanwijzingen zijn dat de daarin opgenomen bevindingen en de daarop gebaseerde conclusies zodanige gebreken vertonen dat verweerder dit niet aan het besluit ten grondslag kon en kan leggen.
22 januari 2019 geadviseerd om het wettelijk bewijsvermoeden weerlegd te achten als de schadeoorzaak evident en aantoonbaar een andere is dan de in artikel 6:177a BW bedoelde bodembeweging.
18 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4250), mag een bestuursorgaan, als in een advies van een door dat bestuursorgaan benoemde deskundige op objectieve en onpartijdige wijze verslag is gedaan van het door de deskundige verrichte onderzoek en op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, bij het nemen van een besluit van dat advies uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid naar voren zijn gebracht (rechtbank Noord-Nederland 18 mei 2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:1935).
geen grond voor het oordeel dat sprake is van een situatie waarin wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel een hoger schadebedrag aan eiser dient te worden uitgekeerd dan hij al heeft ontvangen.