ECLI:NL:RBNNE:2023:395

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
NL22.25765
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandeling stellen aanvraag uitstel van vertrek van Nigeriaanse eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een Nigeriaanse eiseres. De eiseres had op 30 juni 2022 een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag werd op 6 oktober 2022 door de staatssecretaris buiten behandeling gesteld, omdat de eiseres niet de benodigde medische gegevens had overgelegd. Het bezwaar van de eiseres tegen dit besluit werd op 18 november 2022 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 24 januari 2023 is de eiseres niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet heeft voldaan aan de verzoeken om aanvullende medische informatie, die noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar aanvraag. De rechtbank overweegt dat de verantwoordelijkheid voor het aanleveren van een compleet dossier bij de eiseres ligt. De rechtbank heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel van de eiseres verworpen, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van gelijke gevallen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiseres ongegrond verklaard, met de conclusie dat de staatssecretaris terecht de aanvraag buiten behandeling heeft gesteld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25765

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,eiseres,
geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 30 juni 2022 tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 januari 2023, tezamen met zaaknummer NL22.20091. Eiseres en haar gemachtigde zijn met bericht van afwezigheid niet ter zitting verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
1.1.
Eiseres, geboren op [geboortedatum] , met de Nigeriaanse nationaliteit, heeft op 30 juni 2022 een aanvraag ingediend tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw.
1.2.
Verweerder heeft op 5 augustus 2022 een mail ontvangen van de gemachtigde van eiseres waarin is aangegeven dat eiseres niet onder behandeling staat van een specifieke behandelaar en dat zij enkel bekend is bij de GZA-arts.
1.3.
Verweerder heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) op 8 augustus 2022 verzocht om een BMA-advies uit te brengen. Daarbij heeft verweerder het BMA verzocht om na te gaan of de overgelegde medische gegevens compleet waren. Het BMA heeft op 16 augustus 2022 een nota niet-inhoudelijke afdoening uitgebracht. Het BMA stelt zich op het standpunt dat het geen medisch advies kan opstellen omdat er nog gegevens ontbreken. Het BMA heeft een samenvatting patiëntendossier van 23 juni 2022 ontvangen van GZA Emmen met externe brieven. Daaruit is gebleken dat eiseres gesprekken heeft met POH-GGZ, maar dat daaruit geen actuele diagnose naar voren komt. Het BMA heeft, voor een zorgvuldig en volledig medisch advies nog informatie van de huisarts nodig en heeft vragen gesteld.
1.4.
Eiseres is bij brief van 16 augustus 2022 in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken de ontbrekende medische gegevens (de antwoorden op de vragen van de BMA-arts) bij de huisarts op te vragen.
1.5.
Bij brief van 14 september 2022 heeft verweerder het verzoek van eiseres om uitstel ingewilligd en verlengd tot uiterlijk 14 september 2022 voor het opsturen van de gevraagde gegevens. Eiseres heeft geen nadere gegevens aangeleverd. Verweerder heeft de aanvraag buiten behandeling gesteld.
2. Aan het bij bestreden besluit gehandhaafde primaire besluit, legt verweerder ten grondslag dat eiseres de ontbrekende, gevraagde medische stukken niet heeft overgelegd om voor te leggen aan het BMA, terwijl haar daartoe wel een herstelverzuimtermijn is geboden.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Op datgene wat is aangevoerd, zal, voor zover relevant, hierna nader worden ingegaan.
4. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en c, aanhef en onder a en slot van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan een aanvraag buiten behandeling stellen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van een beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
4.1.
Volgens paragraaf A3/7.2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (de Vc) legt de vreemdeling bij de schriftelijke aanvraag alle bewijsmiddelen als bedoeld in paragraaf A3/7.2.4 van de Vc over.
4.2.
In paragraaf A3/7.2.4 van de Vc is neergelegd welke bewijsmiddelen de vreemdeling bij de aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw in ieder geval dient te overleggen.
4.3.
Ingevolge paragraaf A3/7.2.5 van de Vc vraagt de IND de vreemdeling in ieder geval om aanvullende informatie of bewijsmiddelen als de relevante medische gegevens of overige bewijsmiddelen niet volledig zijn. De IND geeft de vreemdeling schriftelijk aan welke gegevens ontbreken. Als medische stukken ouder zijn geworden dan drie maanden dan moet de vreemdeling zorgen voor een actualisering van de medische stukken en deze naar de IND zenden. De IND stelt de aanvraag buiten behandeling of wijst de aanvraag af als de vreemdeling niet binnen de door de IND gegeven termijn het verzuim heeft hersteld.
4.4.
Ingevolge paragraaf A3/7.2.6 van de Vc verzoekt verweerder het BMA in ieder geval niet om een advies uit te brengen als de vreemdeling incomplete of ontbrekende bewijsmiddelen als genoemd in paragraaf A3/7.2.4 van de Vc overlegt en deze niet heeft aangevuld, ondanks dat verweerder hem daartoe in de gelegenheid heeft gesteld.
5. Eiseres voert aan dat verweerder de aanvraag niet buiten behandeling had mogen stellen, maar ongegrond had moeten verklaren, omdat het BMA de aanvraag in behandeling heeft genomen. Dat er door het BMA aanvullende vragen zijn gesteld, doet hier volgens eiseres niet aan af.
5.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder het BMA heeft verzocht om na te gaan of de overgelegde medische gegevens compleet waren. Hierop heeft het BMA een nota niet-inhoudelijke afdoening afgegeven omdat het BMA de relevante gegevens van de huisarts niet compleet achtte. De aanvraag was dus niet in behandeling genomen.
5.2.
Verder betoogt eiseres dat haar aanvraag niet buiten behandeling gesteld kon worden omdat zij wel pogingen heeft ondernomen om de informatie van de GZA te krijgen maar haar de informatie niet werd verstrekt. Volgens eiseres is daarbij van belang dat het GZA door hetzelfde ministerie wordt gefinancierd als verweerder en het BMA en eiseres er vanuit mag gaan dat verweerder korte lijnen heeft met de GZA en de GZA kan bewegen om informatie te verstrekken. Verder blijft het volgens eiseres onduidelijk waarom het BMA niet zelf het GZA heeft aangeschreven. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank acht het niet relevant dat de GZA door hetzelfde ministerie wordt gefinancierd als verweerder en het BMA. Uit vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 14 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3164 en 15 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2448) volgt dat de verantwoordelijkheid voor het verstrekken van medische informatie bij de vreemdeling is neergelegd. Eiseres is gelet op het voorgaande zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van een compleet dossier met daarbij de relevante en recente medische gegevens van haar behandelaar(s). Dat heeft eiseres niet gedaan, hetgeen voor haar rekening en risico komt.
5.3.
Voorts betoogt eiseres dat het BMA in een vergelijkbaar geval wel zelf de behandelaar heeft aangeschreven. De rechtbank stelt vast dat eiseres een beroep op het gelijkheidsbeginsel doet. Het gelijkheidsbeginsel houdt in dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden en ongelijke gevallen ongelijk naar de mate waarin zijn verschillen.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder meer de uitspraak van 26 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4830, volgt dat het gelijkheidsbeginsel een consistent en dus doordacht bestuursbeleid vergt. Het veronderstelt dat het bestuur welbewust richting geeft en derhalve een algemene gedragslijn volgt bij zijn optreden in individuele vergelijkbare gevallen. Het bewaken van de consistentie van het eigen optreden is bij uitstek de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur. Wanneer de vreemdeling zich op het gelijkheidsbeginsel beroept en daartoe een volgens hem gelijk, althans vergelijkbaar geval noemt, ligt het op de weg van verweerder om aannemelijk te maken dat deze gevallen rechtens niet gelijk, althans vergelijkbaar zijn. Zie ook uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:308, r.o. 8.4. In deze zaak is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van gelijke gevallen. Uit de overgelegde informatie kan immers niet worden afgeleid dat bij de aanvraag onvoldoende relevante gegevens zijn overgelegd, en het BMA ondanks dat, heeft besloten de aanvraag in behandeling te nemen en zelf gegevens op te vragen. Er volgt uit de informatie alleen dat het BMA vragen heeft gesteld en dat deze vragen niet zijn beantwoord.
5.4.
Tot slot betoogt eiseres dat zij gehoord had moeten worden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alles dat eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, verweerder in dit geval redelijkerwijs tot het oordeel kon komen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. U ziet deze datum hierboven.