ECLI:NL:RBNNE:2023:771

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
LEE 22/2053
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke hulp op basis van de Wmo 2015

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland, gedaan op 9 februari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van huishoudelijke hulp door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen beoordeeld. Eiseres had een maatwerkvoorziening aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor 3 uur en 25 minuten huishoudelijke hulp per week, over de periode van 4 januari 2021 tot en met 31 december 2023. Het college had eerder een besluit genomen op 13 juli 2021, dat later werd herzien op 5 april 2022, waarbij de omvang van de hulp was vastgesteld op basis van het HHM-normenkader van juni 2019.

De rechtbank oordeelt dat het college de omvang van de toegekende huishoudelijke hulp juist heeft vastgesteld. Eiseres voerde aan dat de toegekende tijd niet voldoende was gezien haar medische beperkingen en de extra kamer in haar woning. De rechtbank concludeert echter dat het college voldoende onderzoek heeft gedaan en dat de toegewezen tijd in overeenstemming is met de geldende normen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die bevestigen dat het HHM-normenkader een objectieve basis biedt voor het vaststellen van de benodigde ondersteuning.

De rechtbank wijst de argumenten van eiseres af, waaronder de verzoeken om extra tijd voor strijken en boodschappen doen, en concludeert dat het college niet verplicht was om meer uren toe te kennen. De uitspraak bevestigt dat de maatwerkvoorziening van 205 minuten per week in stand blijft, en dat het beroep van eiseres ongegrond is verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Assen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 22/2053

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen (het college)

(gemachtigden: K. Mulder en A. Reintjes).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning door het college van een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) in de vorm van huishoudelijke hulp voor 3 uur en
25 minuten per week over de periode van 4 januari 2021 tot en met 31 december 2023 in de vorm van zorg in natura.
1.1.
Het college heeft dit toegekend met het gewijzigde besluit van 5 april 2022, waarbij het eerdere besluit van 13 juli 2021 herroepen en vervangen.
1.2.
In het kader van het bezwaar heeft op 5 april 2022 een digitale hoorzitting bij de Algemene Commissie Bezwaarschriften (commissie) plaatsgevonden. De commissie heeft op 21 april 2022 advies aan het college uitgebracht.
1.3.
Met het bestreden besluit van 21 april 2022 op het bezwaar van eiseres is het college – onder overname van het advies van de commissie – bij dat besluit gebleven.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres – vergezeld door haar begeleider –, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres, geboren in 1962, is bekend met lichamelijke aandoeningen en ervaart daardoor beperkingen in haar zelfredzaamheid en participatie. Op 4 januari 2021 heeft eiseres zich gemeld bij het college om uitbreiding van het aantal uren voor huishoudelijke ondersteuning. Naar aanleiding van deze melding heeft het college onderzoek verricht. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een resultatenplan van 19 maart 2021. Op 1 juli 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend.
2.1.
Met het besluit van 13 juli 2021 heeft het college aan eiseres voor de periode van
4 januari 2021 tot en met 31 december 2023 een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning toegekend, te ontvangen in natura. De maatwerkvoorziening is bedoeld voor het behalen van het resultaat een schoon en leefbaar huis, met als ondersteuning het voeren van regie.
2.2.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft het college een nieuw onderzoek verricht op basis van dossieronderzoek en telefonisch contact met eiseres, waarbij twee klantadviseurs Wmo aanwezig waren. Van het onderzoek is verslag gedaan in een geactualiseerd resultatenplan van 15 maart 2022. Vervolgens is het gewijzigde besluit van 5 april 2022 genomen, waarbij het besluit van 13 juli 2021 is vervangen. Het bezwaar van eiser is mede gericht tegen het besluit van 5 april 2022.
2.3.
Bij het bestreden besluit is het college, onder verwijzing naar het advies van de commissie, bij de toegekende omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp gebleven. Deze maatwerkvoorziening bestaat uit 125 basisminuten huishoudelijke hulp en daar bovenop 80 minuten extra (3 uur en 25 minuten) per week voor een schoon en leefbaar huis.

Beoordeling door de rechtbank

3. Deze zaak gaat over de vraag of het college de omvang van de toegekende ondersteuning voor huishoudelijke hulp van 3 uur en 25 minuten per week toereikend mocht achten. De rechtbank beantwoordt die vraag aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is en dat het college de omvang van de aan eiseres toegekende huishoudelijk hulp juist heeft vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Daarbij gaat de rechtbank vanaf 4 eerst in op Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2016 (Verordening), de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Assen 2020 (Nadere regels), het rapport “Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning” van juni 2019 van Bureau HHM (HHM-normenkader). De rechtbank zal vanaf 5 de aan eiseres toegekende huishoudelijke hulp bespreken en vervolgens vanaf 5.3 de afzonderlijke beïnvloedingsfactoren.
3.2.
Voor het wettelijk kader en de regelgeving die voor de beoordeling van het beroep van belang zijn, verwijst de rechtbank naar de bijlage bij het advies van de commissie.
Verordening, Nadere regels en HHM-normenkader
4. In de Verordening is geregeld in welke gevallen een maatwerkvoorziening kan worden verstrekt. Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Verordening richt de maatwerkvoorziening zich op een of meerdere van de in dat artikel genoemde resultaten. De maatwerkvoorziening is daarmee resultaatgericht. De maatwerkvoorziening is nader uitgewerkt in de Nadere regels, die op 3 februari 2022 zijn vastgesteld. In artikel 3.8.1 van die Nadere regels zijn, in aanvulling op het resultaat een schoon en leefbaar huis, het resultaat wasverzorging en het resultaat boodschappen opgenomen. In artikel 3.8.4, eerste lid, van de Nadere regels is bepaald dat het college voor de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp gebruik maakt van de meest recente versie van het HHM-normenkader.
4.1.
In de uitspraak van 18 mei 2016 [1] heeft de Centrale Raad van Beroep (Raad) geoordeeld dat de te hanteren maatstaven voor een schoon en leefbaar huis moeten berusten op objectief, door onafhankelijke, geen belang bij de uitkomst hebbende, derden te verrichten onderzoek. In lijn hiermee is in de uitspraken van de Raad van eveneens 18 mei 2016 [2] geoordeeld dat inzicht moet worden verkregen in welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning.
4.2.
Bij de aan eiseres toegekende maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp heeft het college gebruik gemaakt van het normenkader Huishoudelijke ondersteuning, zoals neergelegd in een rapport van het bureau HHM van juni 2019 (het HHM-normenkader). Dat kader is een vervolg op een normenkader dat in 2016 is opgesteld door HHM en KPMG-Plexus (KPMG-rapport). De achtergrond van deze normenkaders is terug te voeren op de in 4.1 aangehaalde uitspraak van de Raad. Op basis van empirisch onderzoek naar normtijden, de objectieve en onafhankelijke onderbouwing hiervan – in samenwerking met KPMG en toetsing binnen een groot aantal gemeenten is een normenkader tot stand gekomen dat, aldus het HHM rapport van juni 2019, alle gemeenten kunnen gebruiken bij het toekennen van huishoudelijke ondersteuning.
4.3.
De Raad heeft in onder meer de uitspraak van 10 december 2018 [3] geoordeeld dat het normenkader uit het KPMG-rapport 2016 (van KPMG Plexus en Bureau HHM) voor het resultaatgebied “schoon en leefbaar huis” als zijnde een standaardmodule voldoende objectief en deugdelijk is. Dit betekent dat gemeenten hun normtijden hierop in beginsel mogen baseren, maar dat wel maatwerk nodig is.
4.4.
In het HHM-normenkader 2019 is voor een “gemiddelde cliëntsituatie” een normtijd van 125 minuten per week voor een schoon een leefbaar huis vastgesteld. Daarnaast worden voor een aantal “beïnvloedingsfactoren”, zoals beperkingen en belemmeringen van de cliënt of een extra kamer, eveneens normtijden genoemd. De normtijden zijn bepaald via onderzoek als dat, waarover de Raad in de uitspraak van 10 december 2018 heeft geoordeeld dat het deugdelijk onderzoek betreft door onafhankelijke derden, die geen belang bij de uitkomst hebben.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat het gevoerde beleid uit de Verordening en de Nadere regels in overeenstemming is met het HHM-normenkader. De in het normenkader genoemde basismodule van 125 minuten per week voor het behalen van het resultaat ‘een schoon en leefbaar huis’ en het aantal minuten per week op basis van de factoren voor meer of minder inzet zijn het resultaat van onderzoek door het Bureau HHM en KPMG Plexus. De rechtbank is van oordeel dat het college voor zijn beleid het HHM-normenkader mocht gebruiken, gelet op het feit dat het HHM-normenkader is gebaseerd op vergelijkbaar onderzoek door dezelfde organisaties als dat waarover de Raad heeft geoordeeld in de uitspraken van 10 december 2018. Dit betekent dat de beroepsgrond dat het college niet mocht uitgaan van het HHM-normenkader, omdat de normtijd niet is gebaseerd op een onafhankelijke en deugdelijke normering, niet slaagt.
4.6.
Wat in 4.5 is overwogen neemt niet weg dat in de hiervoor aangehaalde uitspraken van de Raad ook staat dat het college altijd een onderzoek moet doen naar alle relevante individuele feiten en omstandigheden. Als dit onderzoek uitwijst dat toepassing van de urennorm niet leidt tot een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie, zal het college van die urennorm al naar gelang de persoonlijke situatie van een betrokkene moeten afwijken. Bovendien moet het college meer uren toekennen als het onderzoek uitwijst dat er bijzondere (individuele) omstandigheden zijn waarmee in de urennorm geen of onvoldoende rekening is gehouden. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een medische noodzaak om een hoger niveau van hygiëne of schoonhouden te realiseren.
Huishoudelijke hulp (3 uur en 25 minuten)
5. Eiseres voert aan dat het aantal uren en minuten voor huishoudelijke ondersteuning per week niet genoeg is om de woning schoon en leefbaar te houden. Zij stelt daartoe dat vanwege haar medische beperkingen meer minuten per week moeten worden toegekend voor veel extra inzet (60 minuten), de extra kamer die vaak in gebruik is (18 minuten), het strijken van de kleding (20 minuten), de regievoering (30 minuten) en het doen van boodschappen (51 minuten).
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Het college heeft aan het bestreden besluit het voor eiseres geactualiseerde resultatenplan van 15 maart 2022 ten grondslag gelegd en het HHM-normenkader toegepast. In dat resultatenplan is een beschrijving gegeven van het onderzoek dat is gedaan naar de aard en omvang van de door eiseres benodigde huishoudelijke ondersteuning en de uitkomsten daarvan. Bij de beoordeling van de hulpvraag van eiseres heeft de klantadviseur Wmo zich gebaseerd op het HHM-normenkader. Hierin is als uitgangspunt opgenomen de basismodule van 125 minuten per week voor hulp bij het huishouden (standaardmodule “Schoon en leefbaar huis). Daar bovenop zijn voor eiseres
80 minuten per week extra geïndiceerd: vijftien minuten per week voor extra vaak of extra goed schoonmaken vanwege beperkingen en belemmeringen van eiseres, vijf minuten per week in verband met één extra kamer die niet in gebruik is als slaapkamer, vijftien minuten per week voor overige kenmerken, 30 minuten per week voor overname van de regie en
15 minuten per week voor het extra knoeien en het rolstolgebruik in de hal. In het resultatenplan is een toelichting gegeven voor het extra aantal minuten per week. Volgens het genoemde resultatenplan is de indicatie voor eiseres in totaal 205 minuten per week
(3 uur en 25 minuten) voor het schoon en leefbaar houden van de woning. Voor de overname van boodschappen doen en de overname van het strijkwerk, zijn voorliggende oplossingen beschikbaar, aldus het resultatenplan.
5.2.
De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel om de toegekende 205 minuten per week aan huishoudelijke hulp voor onjuist te houden dan wel onredelijk te achten. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eiseres ingaan op de afzonderlijke beïnvloedingsfactoren voor meer of minder inzet.
Veel extra inzet
5.3.
Eiseres voert aan dat – gelet op haar gezondheidssituatie – 60 minuten per week voor veel extra inzet nodig is Zij stelt daartoe dat door knoeien er meer vervuiling van oppervlaktes en vloeren is. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling. De rechtbank volgt het college in zijn standpunt dat extra minuten per week mogelijk is in het geval van een medische aandoening, zoals COPD, waardoor extra schoonmaakwerkzaamheden gedaan moeten worden. Eiseres heeft niet met medische gegevens onderbouwd dat dit in haar geval zo is. De door het college toegekende vijftien minuten per week voor het extra vaak of extra goed schoonmaken vanwege de beperkingen en belemmeringen van eiseres en ook de vijftien minuten per week voor de overige kenmerken zijn dan ook redelijk. Daarbij acht de rechtbank van belang dat het college in het resultatenplan van 15 maart 2022 voldoende heeft toegelicht waarom de extra minuten per week aan eiseres zijn toegekend. Het college heeft hier dus terecht geen extra tijd voor toegekend.
Extra (slaap)kamer
5.4.
Eiseres voert aan dat het college ten onrechte geen extra 18 minuten per week heeft toegekend voor het gebruik van de extra kamer. Volgens eiseres is de toegekende vijf minuten per week voor de extra kamer niet toereikend voor het schoon en leefbaar houden van de woning. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling. Het college heeft voldoende gemotiveerd waarom geen extra 18 minuten per week voor de extra kamer nodig zijn. Daarbij is van belang dat het college onderzoek heeft gedaan en dat in het resultatenplan van 15 maart 2022 staat dat één extra kamer in gebruik is, die niet als primaire slaapkamer wordt gebruikt. Op de zitting heeft het college toegelicht dat pas 18 minuten extra per week worden toegekend indien het gaat om een ruimte die regelmatig in gebruik is. De rechtbank volgt het college in zijn standpunt dat het niet gaat om een kamer die regelmatig in gebruik is. Eiseres heeft de kamer in gebruik als werk/hobbykamer. Dat eiseres, zoals zij stelt, in die kamer haar computer heeft staan voor het doen van de administratie en dat zij haar computer niet kan verplaatsen naar de woonkamer, doet er niet aan af dat zij de kamer niet in gebruik heeft als slaapkamer. Het college heeft hier dan ook terecht geen extra tijd voor toegekend.
Strijken
5.5.
Eiseres voert aan dat het college ten onrechte geen 20 minuten per week voor het strijken van de kleding heeft geïndiceerd. De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat eiseres vanwege haar medische beperkingen niet in staat is was- en strijktaken te verrichten. Uit vaste rechtspraak [4] volgt dat een dienst of andere maatregel als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt als deze niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau. Naar het oordeel van de rechtbank kon het college in redelijkheid als uitgangspunt nemen dat strijkvrije kleding algemeen gebruikelijk is. Eiseres heeft niet gesteld, en het is de rechtbank ook niet gebleken, dat haar kleding om medische redenen toch gestreken moet worden of dat strijkvrije kleding niet geschikt voor haar is. Dat eiseres, zoals zij stelt, vanwege haar knieprothese alleen een stretchbroek kan dragen, brengt hierin geen verandering. Daarbij is van belang dat het college op de zitting heeft gezegd dat er ook andere broeken verkrijgbaar zijn die wijder uitvallen en passen met een knieprothese. Het voorgaande betekent dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen tijd wordt berekend voor strijken.
Boodschappen
5.6.
Eiseres voert aan dat het college ten onrechte geen 51 minuten per week heeft toegekend voor hulp bij het doen van boodschappen en het maken van een boodschappenlijst. De rechtbank is van oordeel dat het college eiseres niet heeft hoeven compenseren voor hulp bij het doen van boodschappen en het maken van een boodschappenlijst. Het college heeft met verwijzing naar het resultatenplan van 15 maart 2022 voldoende onderbouwd dat eiseres voor het in huis (laten) halen van boodschappen gebruik kan maken van een boodschappendienst. Dat is een algemeen gebruikelijke voorziening. Het is vaste rechtspraak van de Raad [5] dat een dienst als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt als deze daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau. De boodschappendienst is daadwerkelijk beschikbaar voor eiseres. De kosten daarvoor zijn minimaal en voor iemand met een minimum inkomen te dragen. Niet gebleken is dat zij van de boodschappendienst geen gebruik zou kunnen maken. De door eiseres in beroep ingebrachte verklaring van de internist van 10 januari 2022 brengt hierin geen verandering. Hoewel eiseres een oogaandoening heeft, is niet gebleken dat zij hulp nodig heeft bij het opstellen van de boodschappenlijst. Hierbij is van belang dat eiseres zelf haar administratie achter de computer doet. Dat eiseres, zoals zij stelt, niet kan thuisblijven indien de boodschappen door de bezorgdienst worden bezorgd, maakt niet dat zij geen gebruik zou kunnen maken van de boodschappendienst. Eiseres kan met de thuisbezorgservice afspreken om de boodschappen pas te laten bezorgen als zij thuis is.
5.7.
De door eiseres ervaren belemmering bij het opruimen van de boodschappen, maakt niet dat het college daarvoor tijd had moeten toekennen. Eiseres is daartoe zelf in staat en zij kan, voor zover nodig, hulp aan derden vragen. Daarbij is van belang dat, zoals het college heeft gesteld, eiseres zelf haar administratie achter de computer doet. Het college heeft daarom terecht geen tijd toegekend voor het doen van boodschappen en het opstellen van een boodschappenlijst.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de toegekende maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning van 205 minuten per week (3 uur en 25 minuten) over de periode van 4 januari 2021 tot en met 31 december 2023 in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1491.
2.Zie de uitspraken van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en 1403
3.Zie de uitspraak van 10 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3835
4.Zie de uitspraak van 27 januari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:160.
5.Zie de uitspraak van 3 november 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2754, onder 4.2.