Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
1. Indien de betrokkene verzoekt om inzage, op grond van artikel 18, eerste lid, of rectificatie, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid, wordt hij schriftelijk in kennis gesteld van de ontvangst van het verzoek, de termijn voor uitsluitsel en de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens.
2. Een verzoek als bedoeld in artikel 18, eerste lid, of artikel 22 eerste en tweede lid, wordt afgewezen voor zover dit een noodzakelijke en evenredige maatregel is:
a. ter vermijding van belemmering van de gerechtelijke onderzoeken of procedures;
b. ter vermijding van nadelige gevolgen voor de voorkoming, de opsporing, het onderzoek en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen;
c. ter bescherming van de openbare veiligheid;
d. ter bescherming van de rechten en vrijheden van derden;
e. ingeval van een kennelijk ongegrond of buitensporig verzoek, als bedoeld in artikel 25, tweede lid.
3. Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een verzoek als bedoeld in het eerste lid is
schriftelijk en bevat de redenen voor de afwijzing.
1. De betrokkene heeft het recht om op diens schriftelijke verzoek van het College van
procureurs-generaal uitsluitsel te krijgen over de al dan niet verwerking van hem betreffende
strafvorderlijke gegevens en, wanneer dat het geval is, om die strafvorderlijke gegevens in
te zien en om de volgende informatie te verkrijgen:
a. de doelen en de rechtsgrond van de verwerking;
b. de betrokken categorie van de gegevens;
c. de vraag of de deze persoon betreffende strafvorderlijke gegevens gedurende een periode van vier jaar voorafgaande aan het verzoek overeenkomstig de artikelen 39e, 39f en 39ga zijn verstrekt en over de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de gegevens zijn verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d. de voorziene periode van opslag of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e. het recht te verzoeken om verbetering, vernietiging of beperking van de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens;
f. het recht een klacht in te dienen bij de Autoriteit persoonsgegevens, en de contactgegevens van die autoriteit;
g. de herkomst, voor zover beschikbaar, van de verwerking van hem betreffende strafvorderlijke gegevens.
2. Het College van procureurs-generaal geeft op een verzoek als bedoeld in het eerste lid,
binnen zes weken uitsluitsel, met uitzondering van het deel van het verzoek om inlichtingen,
bedoeld in het eerste lid, onderdeel c. Het College van procureurs-generaal kan zijn
beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen, dan wel voor ten hoogste zes weken
indien blijkt dat bij verschillende parketten strafvorderlijke gegevens over de verzoeker
worden verwerkt. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.
3. Op het deel van een verzoek om inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, geeft
het College van procureurs-generaal binnen vier weken uitsluitsel.
2. Een verzoek als bedoeld in de artikelen 39i, eerste lid, en 39m, eerste lid, wordt
afgewezen, voor zover het onthouden van inzage of het achterwege laten van rectificatie een
noodzakelijke en evenredige maatregel is gelet op één of meer van de gronden, bedoeld in
artikel 21, tweede lid.