ECLI:NL:RBNNE:2025:4465

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
LEE 23/4710
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor vergroting van paviljoen De Leyen in Rottevalle

Deze einduitspraak volgt op een tussenuitspraak van 23 december 2024 over het beroep van eiseres, de Natuur- en Landschapsvereniging "De Wâlden, de Marren", tegen de omgevingsvergunning voor het vergroten van paviljoen De Leyen in Rottevalle. Eiseres is van mening dat er onvoldoende rekening is gehouden met natuurbelangen, de parkeersituatie en de brandveiligheid van het pand. In de tussenuitspraak oordeelde de rechtbank dat de beslissing op het bezwaarschrift van eiseres in strijd was met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, omdat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar beschermde dieren. De rechtbank gaf het college de kans om het gebrek in het besluit te herstellen. In de einduitspraak concludeert de rechtbank dat het college dit gedeeltelijk heeft gedaan, maar dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om extra voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden, terwijl de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor het overige in stand blijven. Eiseres krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.721,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 23/4710

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2025 in de zaak tussen

Natuur- en Landschapsvereniging "De Wâlden, de Marren", uit Eastermar, eiseres

(gemachtigde: mr. M.T. Hoen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland

(gemachtigde: mr. F.P. Doting).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
Paviljoen De Leyen vofte Rottevalle.

Inleiding

1. Deze einduitspraak volgt op een tussenuitspraak van 23 december 2024 over het beroep van eiseres tegen de omgevingsvergunning voor het vergroten van paviljoen De Leyen in Rottevalle. Het betreft een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’. [1] Eiseres is het niet eens met de omgevingsvergunning, omdat er volgens haar onvoldoende rekening is gehouden met natuurbelangen, de parkeersituatie ter plaatse en de brandveiligheid van het pand.
1.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de beslissing op het bezwaarschrift van eiseres (het bestreden besluit) is genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. Uit de besluitvorming kwam onvoldoende naar voren of er voldoende onderzoek was gedaan naar beschermde dieren. De rechtbank heeft het college daarom de mogelijkheid gegeven om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
2. Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd.
2.1.
De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om nogmaals schriftelijk te reageren. Hiervan hebben het college en eiseres gebruik gemaakt.
2.2.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [2]
4. De rechtbank is van oordeel dat het college in zijn reactie op de tussenuitspraak en de daarna gevoerde correspondentie het gebrek gedeeltelijk heeft hersteld. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Met het oog op een spoedig einde van het geschil [3] geeft de rechtbank aan het college de opdracht om extra voorschriften aan de omgevingsvergunning te verbinden, en laat het de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor het overige in stand.
4.1.
Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen hiervan zijn. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Overwegingen

Is een natuurtoestemming in combinatie met een bouwtoestemming nodig?
De tussenuitspraak
5. Het is verboden om zonder vergunning een activiteit te verrichten waarmee - kort gezegd - beschermde dieren of hun nesten of rustplaatsen worden gedood of verstoord. [4] Als er sprake is van een vergunningplicht op grond van dit artikel, moet dit, op grond van artikel 2.7 van de Wabo, tegelijkertijd worden aangevraagd met de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo. [5] Dit heet de aanhaakplicht.
5.1.
Om na te gaan of er mogelijk sprake is van verstoring van beschermde dieren heeft vergunninghouder een quickscan uit 2019 geactualiseerd. Dit advies, gedateerd 14 juni 2023, opgesteld door Bureau FaunaX, heeft het college aan het bestreden besluit van 17 oktober 2023 ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft hierover in de tussenuitspraak overwogen dat in het advies onvoldoende naar voren komt op welke wijze gebouwd gaat worden en of dit invloed heeft op de in het gebied voorkomende soorten. Niet duidelijk is hoe dit is onderzocht. Ook is niet onderbouwd waarop de grootte van het plangebied is gebaseerd. Dit was van belang, omdat door het college tijdens de zitting op 17 oktober 2024 werd gesteld dat er geen bomen in de nabijheid van het plangebied zijn, maar tegelijkertijd foto’s zijn overgelegd waaruit blijkt dat er bomen staan in het gebied dat Bureau FaunaX in haar advies heeft aangeduid als ‘het plangebied’. Tot slot waren partijen het erover eens dat in het gebied vleermuizen voorkomen, maar is geen nader onderzoek gedaan naar effecten van de activiteit op deze dieren.
Na de tussenuitspraak
5.2.
Het college heeft, naar aanleiding van de tussenuitspraak, een nadere rapportage laten opstellen door Bureau FaunaX. In deze rapportage, gedateerd maart 2025, heeft Bureau FaunaX in beeld gebracht welke werkzaamheden zullen plaatsvinden. Het gaat om buitenwerkzaamheden voor de duur van twee weken, waarbij prefab houtskeletelementen worden geplaatst. Daarna vindt afbouw binnen in het pand plaats. Er worden geen bomen gekapt en er wordt alleen met daglicht gewerkt, dus effecten op vleermuizen worden op voorhand uitgesloten. Verder heeft Bureau FaunaX geen jaarrond beschermde nesten geconstateerd tijdens haar veldbezoek op 6 februari 2025 en adviseert zij om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In dat geval zijn negatieve effecten op voorhand uitgesloten. Het college heeft naar aanleiding van dit advies geconcludeerd dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven. Deze conclusie van het college noemt de rechtbank verder ‘de herstelhandeling’.
5.3.
Eiseres heeft op 22 april 2025 gereageerd op de herstelhandeling. Zij geeft in deze zienswijze aan dat het college niet uit mag gaan van het rapport van Bureau Fauna X, omdat er geen rekening is gehouden met diverse werkzaamheden, zoals slopen, storten van beton, afwerken van het terras, enzovoort. Eiseres wijst erop dat vogels ook in andere perioden van het jaar bescherming nodig hebben. Bovendien is de te slopen bebouwing niet geïnspecteerd op de aanwezigheid van marterachtigen, vogels en vleermuizen. Ook is het niet mogelijk om op basis van één inspectie vast te stellen dat er geen jaarrond beschermde soorten zijn, aldus eiseres. Verder geeft zij aan dat vogels verstoringsgevoelig zijn op 250 meter. Ook is het wenselijk dat met een Ecologisch werkprotocol wordt gewerkt, aldus eiseres.
5.4.
Het college heeft op de reactie van eiseres gereageerd. Volgens haar heeft eiseres haar beroepsgronden in strijd met een goede procesorde uitgebreid. Verder heeft zij een nadere reactie van Bureau Fauna X toegezonden. Bureau FaunaX heeft daarin haar expertise en werkwijze nader toegelicht. Eiseres heeft haar standpunt nogmaals samengevat.
5.5.
Of voor de bouwactiviteit ook een natuurtoestemming als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo nodig is, bespreekt de rechtbank hierna ten aanzien van marterachtigen, vleermuizen, jaarrond beschermde nesten en vogels afzonderlijk.
Marterachtigen
6. In de zienswijze waarmee een partij reageert op een herstelhandeling van het bestuur kunnen geen gronden worden aangevoerd die al voor de tussenuitspraak aangevoerd hadden kunnen worden. [6] Eiseres heeft in haar zienswijze van 22 april 2025 gesteld dat er geen onderzoek is gedaan naar de verblijf- en nestelplaatsen van marterachtigen in of onder de te slopen bebouwing. Zij heeft deze beroepsgrond niet eerder aangevoerd. Eiseres heeft zich in de brief met beroepsgronden van 21 september 2023 gericht op de verstoring van vogels en vleermuizen. Zij heeft verder aangegeven dat geen onderzoek is gedaan naar de verstoring van ‘de fauna’, [7] maar deze stelling als zodanig is te algemeen en niet voldoende onderbouwd om als beroepsgrond over marterachtigen te worden gezien. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond over marterachtigen is aangevoerd in strijd met een goede procesorde en bespreekt deze niet inhoudelijk.
Vleermuizen
Sloopactiviteiten
7. Eiseres heeft aangevoerd dat het slopen van de bestaande terrassen en het verwijderen van het sanitairgebouw niet zijn meegenomen in het onderzoek. Er had moeten worden gecontroleerd op de verblijfplaats van vleermuizen.
7.1.
Deze procedure gaat over de vraag of de verleende omgevingsvergunning voor het verbouwen van het paviljoen in stand kan blijven. Dat betekent dat alleen de gevolgen van de bouw moeten worden bekeken. Het slopen van terrassen gaat weliswaar vooraf aan de bouw, maar is geen onderdeel van de verleende omgevingsvergunning. Het slopen kan immers ook zonder de verleende omgevingsvergunning plaatsvinden. De rechtbank beoordeelt dit aspect daarom niet. De rechtbank merkt op dat de beschermingsbepalingen van de Omgevingswet en paragraaf 11.2 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), zoals het verbod om dieren te doden of te verstoren, ook geldt voor de sloopwerkzaamheden. Als vergunninghouder deze overtreedt, kan handhavend worden opgetreden door het bevoegde gezag. De beroepsgrond slaagt niet.
Inspectie
8. Eiseres heeft aangevoerd dat één inspectie op 6 februari 2025 onvoldoende is, omdat vleermuizen dan in hun winterslaap zijn. Volgens eiseres hadden de mogelijke verblijfplaatsen met een hoogwerker moeten worden geïnspecteerd.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. De rechtbank licht dit als volgt toe.
8.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat vleermuizen in de omgeving voorkomen. In het rapport van Bureau Fauna X van februari 2019 is aangegeven dat er geen holtes zijn aangetroffen waarin vleermuizen kunnen verblijven. Er zitten spleten tussen de houten planken van het paviljoen, maar de ruimte erachter zit dicht en deze kant staat blootgesteld aan weer en wind. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen aangetroffen. In 2023 heeft Bureau Fauna X hetzelfde geconcludeerd naar aanleiding van een veldonderzoek op 29 mei 2023. In deze rapportage was het plangebied kleiner. In het rapport van maart 2025 is aangegeven dat de bomen op een afstand tot 50 meter afstand tot het paviljoen zijn gecontroleerd op holten die geschikt zijn voor vleermuizen. Er worden geen bomen gekapt en er wordt alleen met daglicht gewerkt. Daarmee wordt volgens Bureau Fauna X op voorhand uitgesloten dat er verblijfplaatsen verloren gaan of de uitstoot of bewegingen van de kraan gepaard gaan met negatieve effecten voor vleermuizen. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende onderbouwd hoe is onderzocht wat de mogelijke gevolgen van de bouwactiviteiten zijn voor vleermuizen. Het college mag daarbij uitgaan van de deskundigheid van een ecologisch adviesbureau zoals Bureau Fauna X. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er wel holtes zijn waarin vleermuizen verblijven. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat alleen de aanwezigheid van vleermuizen in de omgeving moet leiden tot weigering van de omgevingsvergunning voor het bouwen.
Voorschriften
8.3.
Eiseres heeft in haar zienswijze aangevoerd dat er geen handhaafbare restricties of maatregelen zijn opgenomen in de verleende omgevingsvergunning. Zij wijst op diverse verstorende activiteiten zoals lichtverstoring door bouwlampen, verlichting van graafmachines, geluidverstoring en optische verontrusting.
8.4.
De omgevingsvergunning is verleend op 26 januari 2023 en in stand gelaten met de beslissing op het bezwaarschrift van 17 oktober 2023 (het bestreden besluit). In de omgevingsvergunning is vermeld dat moet worden voldaan aan de voorwaarden die in de bijlagen staan. In de voorwaarden is onder ander vermeld
‘De aanbevelingen gedaan in “Ruimtelijke onderbouwing Bildreed 3 Rottevalle’ zijn van toepassing’. Het college heeft hiermee willen regelen dat aan de aanbevelingen uit het onderzoek van Bureau FaunaX uit 2019 wordt voldaan. Deze aanbeveling luidden, wat betreft vleermuizen, dat lichtuitstraling naar het meer De Leijen moet worden voorkomen tijdens en na de uitbreidingswerkzaamheden. Als dit onoverkomelijk was, dan moest nader onderzoek worden gedaan naar de aanwezigheid van essentieel foerageergebied. Aan het laatste advies van maart 2025 heeft Bureau Fauna X- ten grondslag gelegd dat de bouwwerkzaamheden alleen overdag plaatsvinden. Op basis hiervan heeft het college geconcludeerd dat de omgevingsvergunning in stand kan blijven (de herstelhandeling).
8.5.
Naar het oordeel van de rechtbank had het college op basis van de zienswijze van eiseres aanleiding moeten zien om aan de omgevingsvergunning een voorschrift te verbinden waaruit volgt dat alleen overdag gewerkt mag worden. Dit volgt immers niet uit het voorschrift dat is openomen in het besluit van 26 januari 2023. Dit heeft het college niet gedaan. Het besluit is daarmee onvoldoende hersteld en komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking. De beroepsgrond slaagt.
8.6.
Met het oog op finale geschilbeslechting zal de rechtbank het college opdragen de volgende voorschriften alsnog aan de omgevingsvergunning te verbinden:

“Ten aanzien van vleermuizen:

  • Lichtuitstraling naar het meer De Leijen tijdens de bouwwerkzaamheden dient te worden voorkomen.
  • Werkzaamheden mogen alleen bij daglicht worden uitgevoerd.”
Jaarrond beschermde nesten
Sloopactiviteiten
9. Eiseres heeft in haar zienswijze aangegeven dat het te slopen sanitairgebouw niet is geïnspecteerd op verblijfplaatsen van vogels. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij heeft overwogen over sloop onder rechtsoverweging 7. De beroepsgrond slaagt niet.
Inspectie
10. Eiseres heeft in haar zienswijze aangegeven dat Bureau Fauna X niet heeft gespecificeerd hoe zij het bestaande gebouw en de aanwezige bomen heeft gecontroleerd op de verblijfplaatsen van vogels.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Bureau Fauna X haar werkwijze in de opvolgende rapporten en reacties voldoende toegelicht. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat het college niet van deze rapportages mag uitgaan. Eiseres heeft ook niet aangetoond dat er wel sprake is van jaarrond beschermde nesten. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Vogels
11. Eiseres geeft in haar zienswijze aan dat de bouw mogelijk veel langer duurt dan is aangegeven in het advies van Bureau FaunaX van 2025. Ook is volgens haar de grens van het onderzochte gebied (tot 50 meter rondom het paviljoen) niet voldoende onderbouwd. Zij wijst op de onderzoeken [8] naar de verstoringsgevoeligheid die 250 tot 500 meter zou bedragen. Ook buiten het broedseizoen worden bovendien vogels verstoord, volgens eiseres. Zij wijst op de foeragerende watervogels in de winterperiode, de aansterkperiode na de trek, de broedperiode, de ruiperiode en de opvetperiode. Deze periodes lopen volgens eiseres van 1 november tot 1 oktober. Ook zijn volgens eiseres geen handhaafbare restricties met betrekking tot de bouwperiode, de werktijden, het Natura Netwerk Nederland (NNN) gebied, licht, geluid en optische verstoring opgenomen gegeven. Verder wijst zij op het ontbreken van inspecties van de te slopen bebouwing. Tot slot is onvoldoende onderzocht of kwetsbare rode-lijst-soorten niet voorkomen. Dit vergt vele honderden uren waarnemen, aldus eiseres.
11.1.
De rechtbank stelt voorop, dat zij in de tussenuitspraak heeft geoordeeld dat het feit dat in het gebied rondom het paviljoen (vogel)soorten voorkomen die op de rode lijst staan, niet betekent dat speciale beschermende bepalingen van kracht zijn. [9] Zoals onder punt 5 van deze uitspraak is overwogen, moet de rechtbank beoordelen of er een natuurtoestemming [10] nodig is voor de bouw van het paviljoen. Het gaat alleen om de bouwfase, omdat de omgevingsvergunning voor de gebruiksfase onherroepelijk is. [11] Als een natuurtoestemming nodig is, dan haakt deze aan bij de omgevingsvergunning voor het bouwen van 17 oktober 2023. Dat is het geval als voor de bouw van het paviljoen een nest moet wijken of als de bouw leidt tot een verstoring die van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. [12]
11.2.
In het rapport van 2019 heeft Bureau Fauna X aangegeven dat soorten als de tjiftaf, de winterkoning en de merel tot broeden kunnen komen aan de zuidzijde van het plangebied bij de knotwilgen. In het rapport van 2023 is vermeld dat in het plangebied en aangrenzende delen vogels tot broeden kunnen komen. Er is geen broedgeval vastgesteld, maar het grasdak biedt nestgelegenheid aan de scholekster. In de aangrenzende bomen en bosschages kunnen vogels zoals de houtduif en de merel tot broeden komen. Als advies wordt met betrekking tot broedvogels aanbevolen om buiten de broedperiode (grofweg 15 maart tot 15 juli) te werken, of onder begeleiding van een ecoloog. In de rapportage van 2025 heeft Bureau Fauna X toegelicht met welke werkzaamheden rekening is gehouden. Ook is een toelichting gegeven op de grootte van het plangebied. Bij het bureau- en veldwerk is rekening gehouden met mogelijke effecten op natuurwaarden die buiten het plangebied vallen. De kraanwagen wordt geplaatst op een intensief beheerde en grotendeels verharde parkeerplaats.
11.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Bureau Fauna X haar werkwijze en de grootte van het plangebied voldoende toegelicht. Het college mocht op basis van de rapportages concluderen dat de omgevingsvergunning in stand kon blijven, zonder dat een natuurtoestemming nodig was. Aan de argumenten van eiseres over de grotere afstand en langere periodes van verstoringsgevoeligheid kent de rechtbank minder waarde toe dan aan die van een deskundig ecologisch bureau. Haar standpunten zijn daarvoor te algemeen. Het is bovendien niet zo, zoals eiseres lijkt te veronderstellen, dat elke verstoring van elke individuele vogel moet worden uitgesloten. Met betrekking tot de sloopwerkzaamheden overweegt de rechtbank dat deze geen onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning. Ook het uitbreiden van het paviljoen binnen het Natuur Netwerk Nederland is geen onderdeel van het toetsingskader. In zoverre slaagt de beroepsgrond niet.
11.4.
De rechtbank is het wel met eiseres eens dat het college voorschriften aan de omgevingsvergunning had moeten verbinden, om er zeker van te zijn dat de adviezen van Bureau Fauna X worden opgevolgd. Het beroep slaagt in zoverre.
11.5.
Met het oog op finale geschilbeslechting zal de rechtbank het college opdragen het volgende voorschrift aan de omgevingsvergunning te verbinden:

“Ten aanzien van (broed)vogels

-
De bouwwerkzaamheden dienen plaats te vinden buiten de periode van 15 maart tot 15 juli.”

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. De omgevingsvergunning kan in stand blijven, maar er moeten voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden. De rechtbank zal het college opdragen dit op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht alsnog te doen.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het college moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 3 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,-, 2 x 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 907,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 907,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.721,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het college op om aan de verleende omgevingsvergunning van 26 januari 2023 alsnog de voorschriften te verbinden zoals vermeld onder rechtsoverweging 8.6 en 11.5 van deze uitspraak;
  • laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit voor het overige in stand;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.721,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. Mulder, rechter, in aanwezigheid van mr. A.P. Voorham, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 8:41a
De bestuursrechter beslecht het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief.

Artikel 8:72

1. Indien de bestuursrechter het beroep gegrond verklaart, vernietigt hij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk.
2. De vernietiging van een besluit of een gedeelte van een besluit brengt vernietiging van de rechtsgevolgen van dat besluit of van het vernietigde gedeelte daarvan mee.
3. De bestuursrechter kan bepalen dat:
a. de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven, of
b. zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan.
4. De bestuursrechter kan, indien toepassing van het derde lid niet mogelijk is, het bestuursorgaan opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtneming van zijn aanwijzingen. Daarbij kan hij:
a. bepalen dat wettelijke voorschriften over de voorbereiding van het nieuwe besluit of de andere handeling geheel of gedeeltelijk buiten toepassing blijven;
b. het bestuursorgaan een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit of het verrichten van de andere handeling.
[…]
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
[…]
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
[…]
i. het verrichten van een andere activiteit die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving.

Artikel 2.7

1. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.10, tweede lid, en 2.11, tweede lid, draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning er zorg voor dat de aanvraag betrekking heeft op alle onlosmakelijke activiteiten binnen het betrokken project. In afwijking van de eerste volzin en onverminderd artikel 2.5 kan, indien één van die onlosmakelijke activiteiten een activiteit is als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, voor die activiteit voorafgaand aan en los van de overige onlosmakelijke activiteiten een aanvraag om een omgevingsvergunning worden ingediend.
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 2.2aa. Activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving (Natura 2000-activiteiten en flora- en fauna-activiteiten)
Als categorie activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de wet, worden tevens aangewezen:
a. het realiseren van een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, […], voor zover dat project, onderscheidenlijk die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is […]
[…]
b. het verrichten van een handeling als bedoeld in de artikelen 3.1, 3.5 of 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming, behoudens de gevallen, bedoeld in de artikelen […] 3.10, tweede of derde lid, […], voor zover die handeling bestaat uit een activiteit waarop het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdelen a tot en met h of in artikel 2.2 van de wet, of bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel i, van de wet in samenhang met artikel 2.2a van toepassing is en […]

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
3.Artikel 8:41a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Dit volgt uit artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo in combinatie met artikel 2.2aa, aanhef en onder b, van het Besluit omgevingsrecht (Bor)
5.Tenzij al een vergunning of ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming is aangevraagd, of verleend. Dat is in dit geval echter niet aan de orde.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2853), r.o. 12.1.
7.Bijvoorbeeld in punt 23 van de brief van 21 september 2023.
8.Bijvoorbeeld van Krijgsveld, Klaassen en Van der Winde van 31 maart 2022.
9.Overweging 11.3.3 van de tussenuitspraak van 23 december 2024.
10.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, van de Wabo in combinatie met artikel 2.2aa, aanhef en onder b, van het Bor.
11.Zie overweging 6.3 van de tussenuitspraak van 23 december 2024.
12.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1295