In deze zaak is aan de betrokkene een boete opgelegd op basis van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voor het parkeren van een voertuig in een parkeerverbodszone. De overtreding vond plaats op 26 augustus 2023 op het Raadhuisplein in Drachten. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. De kantonrechter heeft de zaak op 10 september 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en de vertegenwoordigster van de officier van justitie aanwezig waren. De gemachtigde voerde aan dat de betrokkene aan het laden en lossen was en dat het parkeerverbod niet van toepassing was op de strook waar de betrokkene had geparkeerd. De kantonrechter oordeelde echter dat het parkeerverbod ook van toepassing was op de strook waar de betrokkene had geparkeerd en dat de verklaring van de verbalisant geloofwaardig was. De kantonrechter heeft de boete uiteindelijk gematigd vanwege schending van de hoorplicht en de redelijke termijn, en de officier van justitie veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak werd gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, kantonrechter, en mr. W.B. Jongsma, griffier, op 23 september 2025.