Uitspraak
RECHTBANK Noord-Nederland
[eiser],
[gedaagde],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens antwoordakte wijziging van eis, tevens akte wijziging eis
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de mondelinge behandeling van 12 september 2024 waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de antwoordakte van [gedaagde] .
2.De feiten in conventie en in reconventie
erflater) overleden. Hij was in algehele gemeenschap van goederen getrouwd met mevrouw [erflaatster] (verder:
erflaatster). Zij is op 12 april 2020 in de gemeente Meppel overleden.
(
[eiser], partij in deze procedure)
[broer eiser]).
[gedaagde], partij in deze procedure), die is geboren op [geboortedatum] 1981. [broer eiser] heeft bij testament van 11 september 2013 over zijn nalatenschap beschikt en zijn zus [eiser] tot zijn enige erfgenaam benoemd. [eiser] heeft de nalatenschap van [broer eiser] zuiver aanvaard.
3.Het geschil
gerechtelijke kosten, te vermeerderen met rente.
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
De legitieme portie wordt berekend over de legitimaire massa; dat is de waarde van de goederen van de nalatenschap, vermeerderd met de in aanmerking te nemen giften en verminderd met bepaalde schulden (artikel 4:65 van het Burgerlijk Wetboek, BW). Welke giften voor de berekening van de legitimaire massa in aanmerking komen, en voor welke waarde, wordt geregeld in de artikelen 4:65-4:69 BW. Als hoofdregel geldt dat in aanmerking worden genomen alle giften waarvan de prestatie binnen vijf jaar voor het overlijden van de erflater/erflaatster is geschied. Op grond van art. 4:67 onder d BW worden ook in aanmerking genomen giften aan een afstammeling waarvan de prestatie langer dan vijf jaar voor het overlijden is geschied, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is. In dit geval gaat het om de giften die erflater en erflaatster hebben verricht aan hun kinderen [broer eiser] en [eiser] , en de giften die zij in de vijf jaren voor hun overlijden hebben verricht aan de kleinkinderen [kind 1 van eiser] en [kind 2 van eiser] ( [gedaagde] heeft geen giften ontvangen).
De rechtbank volgt [gedaagde] daarin niet. Onder “de kosten van vereffening van de nalatenschap” als bedoeld in artikel 4:7 onder c BW moet worden verstaan de kosten wegens handelingen die objectief noodzakelijk zijn bij de afwikkeling van een nalatenschap (ook indien geen sprake is van formele vereffening als bedoeld in Afdeling 4.6.3. BW). Naar het oordeel van de rechtbank zijn in dit geval de kosten van de verklaring van erfrecht te rekenen tot de kosten van de vereffening, omdat de verklaring van erfrecht, naar [eiser] onweersproken heeft gesteld, noodzakelijk was om te komen tot vereffening van de nalatenschap. Dat betekent dat de omvang van de nalatenschap van erflater moet worden gesteld op
€ 171.002,20.
opname B’ steeds verantwoordde onder de kolom ‘
extra lasten’. De laatste vermelding van ‘opname B’ in het kasboek dateert van 4 september 2013. [broer eiser] is overleden op 14 september 2013. Nadien staan in het kasboek, dat doorloopt tot en met 2017, geen uitgaven meer genoteerd als ‘opname B’. De verklaring van erfrecht inzake de nalatenschap van [broer eiser] is afgegeven door notaris mr. Lever. In de maand oktober 2013 administreert erflaatster in het kasboek enkele uitgaven met de aanduiding ‘kosten begrafenis B.’; ‘Lever notarissen erfrecht’; ‘idem testament B.’ en ‘Wassink begrafeniskosten B.’ De rechtbank is van oordeel dat met de letter ‘B’ niemand anders dan [broer eiser] kan zijn bedoeld. Achter alle uitgaven die kennelijk te maken hadden met het overlijden en de begrafenis van [broer eiser] , heeft erflaatster in het kasboek een kruis geplaatst, hetgeen een extra aanwijzing is dat de letter ‘B’ betrekking heeft op de overleden [broer eiser] .
[=opname, rechtbank]
[=opname, rechtbank]
[=opname, rechtbank]
[=opname, rechtbank]
[=opname, rechtbank]
[=opname, rechtbank]
[=opname, rechtbank]
[=opname, rechtbank]
€ 264.852,57.
De berekening van dat bedrag luidt als volgt:
5.De beslissing
woensdag 26 november 2025voor uitlating door [eiser] en [gedaagde] of zij bewijs willen leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwillen overleggen, zij die stukken dan direct in het geding moeten brengen,
getuigenwillen laten horen, zij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
december 2025tot en met
maart 2026dan direct moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
mr. G. Kattenberg op 12 november 2025.