In deze zaak heeft de kantonrechter op 6 november 2025 uitspraak gedaan over een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De betrokkene had een boete van € 440,00 ontvangen voor het rijden van 25 km per uur harder dan toegestaan binnen de bebouwde kom, waar de maximumsnelheid 30 km per uur was. De overtreding vond plaats op 31 maart 2024 op de Vierhuisterweg in Surhuisterveen. De betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld, maar dit werd ongegrond verklaard door de officier van justitie. De kantonrechter heeft de zaak behandeld, waarbij de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar de betrokkene en zijn gemachtigde niet. Na sluiting van het onderzoek heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.
De kantonrechter heeft de beroepsgronden van de betrokkene beoordeeld, waarbij de betrokkene betwistte dat hij de overtreding had begaan en stelde dat de meting onduidelijk was. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisanten in het zaakoverzicht voldoende was om de overtreding vast te stellen, tenzij er concrete omstandigheden waren die aanleiding gaven tot twijfel. De kantonrechter concludeerde dat de enkele betwisting van de betrokkene niet voldoende was om aan de verklaringen van de verbalisanten te twijfelen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is op 11 december 2025 verzonden aan de betrokken partijen.