Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2014 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
.
Beslissing
Rechtbank Oost-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 8 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de voortzetting van een WW-uitkering. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het dagloon dat was vastgesteld bij de voortzetting van zijn uitkering. Het primaire besluit van 12 december 2013 had de uitkering van de eiser met ingang van 28 november 2013 voortgezet, maar het bezwaar van de eiser werd door de verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat het dagloon al eerder was vastgesteld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het bestreden besluit ten onrechte was genomen. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), waarin werd geoordeeld dat het dagloon niet als een zelfstandig deelbesluit kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het dagloon niet eerder was vastgesteld en dat het bezwaar van de eiser dus ontvankelijk was.
De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar ongegrond te verklaren. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.