Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
uitspraak van de meervoudige kamer van 19 februari 2016 in de zaak tussen
[eisers] ,
(gemachtigde: mr. I.J.J.M. Roorda),
: Forum Rosmalen B.V., te Naarden, vergunninghoudster,
(gemachtigden: mr. M.H.J. van Driel en mr. G.K. den Uyl-Slagter).
Procesverloop
Overwegingen
Het project wordt ontsloten op de Dorpsstraat. Ten behoeve van het project is voorzien in openbare parkeergelegenheid op onder meer het Gildeplein. Er wordt een nieuw parkeerterrein aangelegd met 170 parkeerplaatsen, bedoeld voor de bezoekers van de winkel- en horecavoorzieningen. Voor de bewoners van de 39 te realiseren appartementen is voorzien in eigen parkeerruimte, op een parkeerdek boven de winkels.
1.4 De omgevingsvergunning heeft betrekking op de activiteiten "bouwen" en "gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan" als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, respectievelijk onder c, van de van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Voor zover het het strijdige gebruik betreft, is de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van deze wet. Op grond van deze laatste bepaling kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Die ruimtelijke onderbouwing is neergelegd in de notitie "Ruimtelijke onderbouwing nieuwbouw Kom Zuid (Centrum Rosmalen)" van SO van september 2014.
Belanghebbenden
Belanghebbende is volgens artikel 1:2, eerste lid, van de Awb: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Deze criteria moeten in onderlinge samenhang worden bezien.
2.2 Vergunninghoudster heeft zich op het standpunt gesteld dat een aantal van eisers natuurlijke personen betreft, waarvan niet is aangetoond dat zij belanghebbenden zijn in hun hoedanigheid als eigenaar of zakelijk gerechtigde. Uit kadastraal onderzoek is niet gebleken dat zij eigenaar of zakelijk gerechtigden zijn ten aanzien van gronden in of in de onmiddellijke nabijheid van het projectgebied. Ook verder hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat zij in die hoedanigheid rechtstreeks in hun belangen zijn getroffen.
Evenmin worden deze eisers volgens vergunninghoudster in de hoedanigheid als bewoners rechtstreeks in hun belangen getroffen, omdat zij op een te grote afstand van de projectlocatie wonen, dan wel omdat zij geen zicht hebben op de projectlocatie.
Door het raadsbesluit om niet over te gaan tot betaald parkeren binnen het plangebied, was een substantieel financieel tekort ontstaan, waardoor sprake was van een verlieslatende gemeentelijke grondexploitatie. Daarom is bij raadsbesluit van 22 april 2014 aan de gemeente zelf - en niet aan vergunninghoudster - een krediet beschikbaar gesteld, om het tekort op de gemeentelijke grondexploitatie te kunnen afdekken. Daarmee is het plan economisch uitvoerbaar. Verweerder ontkent dat sprake is geweest van het verlenen van subsidie of staatsteun aan vergunninghoudster. Het beschikbaar gestelde krediet is bedoeld om de gemeente in staat te stellen om een verlieslatende gemeentelijke grondexploitatie te kunnen voeren en hiervoor dekking te creëren, ongeacht de partij die de bouwrijpe grond afneemt. Het krediet is niet gekoppeld aan de betrokkenheid van vergunninghoudster.
In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen om welke bouwplannen het gaat.
In artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder f, van het Bro is bepaald dat een bestemmingsplan, alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld gaan van een toelichting, waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan zijn neergelegd. Dit artikel is, op grond van artikel 5.20 van het Besluit omgevingsrecht (Bor), van overeenkomstige toepassing op het bestreden besluit.
Tot slot zijn eisers van mening dat verweerder in dit geval, vanwege het belang en de noodzaak tot het voeren van een evenwichtig en een actueel ruimtelijk-economisch beleid voor het centrum van Rosmalen, had moeten kiezen voor een bestemmingsplanprocedure.
Een project dat afwijkt van het geldende bestemmingsplan, moet op alle relevante ruimtelijke aspecten getoetst worden en de uitkomst hiervan dient te blijken uit de ruimtelijke onderbouwing die aan het project ten grondslag wordt gelegd. Bij de vraag of het project is voorzien van een ruimtelijke onderbouwing die het project en het besluit kunnen dragen, komt het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid toe. Dit betekent dat de rechtbank die kwestie terughoudend moet toetsen. Daarbij is van belang dat, naarmate de inbreuk op de bestaande planologische situatie geringer is, minder zware eisen worden gesteld aan de ruimtelijke onderbouwing van het project. Naarmate de inbreuk op de bestaande planologische situatie groter is, worden zwaardere eisen gesteld aan de ruimtelijke onderbouwing.
Voor zover wel sprake zou zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, stelt vergunninghoudster zich op het standpunt dat de toetsing aan de tweede trede niet behoeft plaats te vinden, omdat die toetsing alleen plaats zou moeten vinden als de ontwikkeling zou zijn voorzien buiten bestaand stedelijk gebied.
Binnen de bestemming "Centrumvoorzieningen C" moet de goothoogte van de hoofdgebouwen lager zijn dan 9 m, bedraagt het bebouwingspercentage 80%, en moet sprake zijn van gesloten bebouwing. Met name wat de bestemming "Woondoeleinden" betreft, passen de te bouwen woningen niet geheel binnen de daarvoor geldende eisen.
Het resterende deel van de bebouwing bevindt zich binnen het plangebied van bestemmingsplan "Centrum" uit 1979 (bestemming "Woondoeleinden B", met een minimum van 25 en een maximum van 35 woningen en een minimum percentage aan openbaar groen van 5%, met de aanduiding "speelveld". Dit betreft een uit te werken bestemming, waarop vooralsnog niet mag worden gebouwd. Op gronden met de bestemming "Woondoeleinden B" zijn volgens de bouwregels vrijstaande, dubbele en/of aangebouwde eengezinshuizen (niet meer dan 6 aaneen en met een maximale bouw- en goothoogte van 10, respectievelijk 5 m), met bijbehorende aan- en vrijstaande bijgebouwen toegelaten. Ook hieraan voldoet het plan niet geheel. Verder voorziet het bouwplan in een aanzienlijke toename van het toegestane aantal vierkante meters.
Daarnaast is bij berekening van de parkeerbehoefte op 819 parkeerplaatsen geen rekening gehouden met nieuwe bouwontwikkelingen in de afgelopen 5 jaar (de bibliotheek, De Hooghe Readt en Marquant/Rabobank), waardoor de parkeerbehoefte met 66 parkeerplaatsen is toegenomen. Eisers hebben de actuele parkeerbehoefte berekend op 1.054 parkeerplaatsen, gebaseerd op de actuele ruimtelijke functionele opbouw van het centrum.
Dit betekent volgens eisers een tekort aan 252 parkeerplaatsen, dat met name wordt veroorzaakt door het grote bouwvolume van het project en de te beperkte parkeercapaciteit.
Verweerder acht de berekening door eisers van het vereiste aantal parkeerplaatsen, waarbij parkeerplaatsen zijn toegerekend aan een activiteit, niet in overeenstemming met de Nota Parkeernormen 2003, omdat geen rekening wordt gehouden met de uitwisselbaarheid van de parkeerplaatsen.
Verweerder heeft de parkeerbehoefte vanwege de woningen en commerciële ruimten berekend op 179 parkeerplaatsen. Voor de appartementen bedraagt de parkeerbehoefte 12 parkeerplaatsen (39 woningen x 0,3 parkeerplaats per woning). Deze zijn voorzien op het parkeerdek boven de winkels. De parkeerbehoefte vanwege de commerciële ruimten bedraagt 162 parkeerplaatsen (4.142 m2/100 x 3,9, inclusief personeel)
.Hierbij is in aanmerking genomen dat, na sanering van bestaande winkels, circa 4.142 m2 bvo aan winkelruimte wordt toegevoegd. Verder zijn er 5 parkeerplaatsen nodig als compensatie voor de vervallen parkeerruimte aan de Raadhuisstraat.