ECLI:NL:RBOBR:2020:4394
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van het recht op bijstand en de kostendelersnorm in bestuursrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 14 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sint Anthonis. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder waarin haar recht op bijstand over de periode van 4 februari 2019 tot 1 mei 2019 werd herzien en bijstand werd teruggevorderd tot een bedrag van € 847,64. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat eiseres samenwoonde met een andere persoon, [naam], en dat deze persoon zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres van eiseres.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat [naam] zijn hoofdverblijf op het adres van eiseres had. De rechtbank oordeelde dat de onderzoeksbevindingen niet voldoende feitelijke grondslag boden voor de conclusie van verweerder. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor de herziening van de bijstand in beginsel op verweerder rustte en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar de woon- en leefsituatie van eiseres en [naam].
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050,00 en het griffierecht van € 47,00 diende te worden vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en voldoende bewijs in bestuursrechtelijke procedures, vooral bij herziening van bijstandsrechten.