ECLI:NL:RBOBR:2020:4540

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
22 september 2020
Zaaknummer
SHE 20/2213
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woonwagen op basis van Opiumwet na politieonderzoek

Op 22 september 2020 heeft de Rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening met betrekking tot de sluiting van een woonwagen op grond van de Opiumwet. De burgemeester van de gemeente Cranendonck had op 4 augustus 2020 besloten om de woning van verzoekers te sluiten voor de duur van vier maanden, na een politieonderzoek waaruit bleek dat er op het woonwagenkamp verschillende soorten drugs, wapens en aan drugs gerelateerde goederen waren aangetroffen. Verzoekers, die de gebruikers en bewoners van de woonwagen zijn, maakten bezwaar tegen dit besluit en vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting van de woning te bevelen, gezien de ernst van de situatie en de aangetroffen goederen. De rechtbank stelde vast dat er voldoende bewijs was van de aanwezigheid van zowel soft- als harddrugs, en dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot sluiting. Verzoekers voerden aan dat de burgemeester onvoldoende rekening had gehouden met hun persoonlijke omstandigheden, waaronder de aanwezigheid van minderjarige kinderen en hun financiële situatie. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekers onvoldoende hadden aangetoond dat de sluiting onevenredig was en dat de burgemeester de sluiting voor de duur van vier maanden gerechtvaardigd had kunnen achten.

Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en de sluiting van de woning bleef van kracht. De uitspraak benadrukt de bevoegdheid van de burgemeester onder de Opiumwet en de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in dergelijke situaties.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 20/2213
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 september 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[naam] , verzoeker,
[naam] , verzoekster,
samen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. J.H.L. Antonides),
en
De burgemeester van de gemeente Cranendonck, de burgemeester
(gemachtigden: mr. F. A. Pommer en Y.M.H. Titulaer).

Procesverloop

Bij besluit van 4 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten de woning van verzoekers aan [adres] te sluiten voor de duur van vier maanden.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft gedingstukken aan de rechtbank toegezonden en daarbij verzocht om op een aantal van die stukken artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toe te passen. Het betreft de integrale en de zwartgemaakte versie van de bestuurlijke rapportage. Bij besluit van 7 september 2020 heeft een andere rechter van deze rechtbank het verzoek toegewezen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter desgevraagd geen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 september 2020. Verzoekers zijn naar de zitting gekomen, bijgestaan door hun gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De feiten
1. Verzoekers zijn de gebruikers en bewoners van het adres, een woonwagenstandplaats, [adres] .
Uit de bestuurlijke rapportage van 30 juni 2020 blijkt het volgende.
Op 25 mei 2020 ontving de politie van team Dommelstroom een proces-verbaal met daarin de volgende tekst: “
Op het woonwagencentrum in [plaats] is kort geleden een aanslag gepleegd waarbij een auto werd vernield door een explosie. De bewoners van het woonwagencentrum zijn angstig en hebben zich bewapend. Bewoners zinnen op wraak.”
Op 29 mei 2020 heeft een politieonderzoek plaatsgevonden op het woonwagenterrein en ook op het woonperceel van verzoekers. Op het perceel van verzoekers zijn de volgende zaken aangetroffen:
In de woning aan [adres] :
- verborgen in het bankstel in de woonkamer een doorgeladen vuurwapen, merk Smith & Wesson revolver, model 60 kal.38, met 5 patronen;
- 2 losse patronen die in het inbeslaggenomen vuurwapen passen.
In de schuur bij de woning aan [adres] :
- een zakje met hennepgruis;
- 2 snowseals met wit poeder;
- onder de overkapping van de schuur een machete.
In een caravan naast de woning aan [adres] :
- een boterhamzakje met daarin 37,5 witte tabletten.
In een pipowagen op het perceel van de woning aan [adres] :
- verschillende goederen die gebruikt worden bij het exploiteren van hennepkwekerijen, waaronder assimilatielampen, koolstoffilters, diverse soorten afvoerslangen en droogrekken;
- in de koelkast een bruin tasje waarin 2 weegschaaltjes, mengbakje en vijzel die gebruikt worden bij het afwegen van harddrugs;
- in de koelkast een doosje met 8 snowseals gevuld met wit poeder. Dit witte poeder betrof cocaïne.
In een als shisha-lounge ingericht schuurtje bij de woning aan [adres] :
2 samoerai-zwaarden.
Verder blijkt volgens de burgemeester uit de bestuurlijke rapportage het volgende.
De politie heeft ook op de rest van het woonwagenterrein onderzoek gedaan. Daarbij zijn de volgende goederen aangetroffen:
- een doorgeladen vuurwapen, pistool, merk Glock, met patroonhouder met daarin 9 patronen;
- 23 stuks klein vuurwerk, waarvan een deel opschriften bevatte in de Poolse taal;
- 5 horloges, waarvan 4 van het merk Rolex en 1 van het merk Audemars en Piquet;
- € 1.250,– aan contant geld;
- 1 potje manitol (versnijdingsmiddel behorend bij het versnijden van cocaïne);
- een zakje met 5,04 gram amfetamine;
- twee flesjes met de tekst “Blue Tube 69”, inhoud per flesje 20 ml, met daarin vloeistof bestaande uit de harddrugs speed, ghb, mdma en de alcoholische vloeistof Bleu Curaçao;
- van diefstal afkomstige voertuigen;
- een van diefstal afkomstige fiets, merk Sparta;
- een van diefstal afkomstige snorfiets, merk Peugeot;
- een machete/kapmes;
- 3 gouden/goudkleurige horloges van het merk Rolex;
- 1 zilverkleurig horloge merk Rolex;
- € 2.000,– aan contant geld, opgeborgen in een dubbele bodem van een blik;
- 850 gram henneptoppen;
- goederen die in gebruik zijn of zijn geweest bij het voorhanden hebben dan wel vervaardigen, bewerken van verdovende middelen, waaronder een zgn. droogmachine;
- een weegschaal;
- strijkzakken waarvan de politie ambtshalve bekend is dat deze worden gebruikt bij de verpakking van hennep;
- 2 doorzichtige zakken met (per zak) 100 gram aan henneptoppen. Op de zakken stond de tekst “Enemy State” resp. “Dancehall”. Ambtshalve is het de politie bekend dat dit benamingen zijn van soorten hennep;
- meerdere boodschappentassen met gruis en restanten van hennep;
- pepperspray;
- 10 gram cocaïne, samen met verpakkingsmateriaal, snowseals, vijzel en weegschaal.
Volgens de burgemeester blijkt uit het proces-verbaal van 25 mei 2020 uit de bestuurlijke rapportage dat er concrete aanwijzingen zijn voor drugshandel op het woonwagenterrein en de, mogelijk daarmee verband houdende, aanwezigheid van wapens.
Naar aanleiding hiervan en van de op het woonwagenterrein aangetroffen goederen en de vermeende samenhang tussen de woning van verzoekers en de andere woningen en opstallen op het woonwagenterrein heeft de burgemeester op 10 juli 2020 het voornemen kenbaar gemaakt om de woning te sluiten voor de duur van vier maanden.
Verzoekers hebben op 17 juli 2020 hun zienswijze kenbaar gemaakt.
2. In het bestreden besluit heeft de burgemeester zich onder verwijzing naar artikel 13 van de Opiumwet en naar de Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2020 (het beleid), op het standpunt gesteld dat hij bevoegd was de woning voor de duur van vier maanden te sluiten en dat hij dat ook in redelijkheid heeft kunnen doen.
Karakter van deze procedure: een voorlopige voorziening
3. Het gaat hier om een verzoek om voorlopige voorziening. Uitgangspunt van de wet is dat het maken van bezwaar de werking van een besluit niet opschort (artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Met andere woorden: het besluit blijft van kracht ook als er bezwaar tegen is gemaakt. Die hoofdregel kan worden doorbroken door het treffen van een voorlopige voorziening. De mogelijkheid daartoe is geregeld in artikel 8:81 van de Awb. In dat artikel is verwoord dat als tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De verzoeker moet dus goede redenen hebben die maken dat hij de beslissing op zijn bezwaarschrift niet kan afwachten en een uitzondering op de hoofdregel dat het bezwaar de uitvoering van het besluit niet schorst, rechtvaardigen. Een voorlopige voorziening heeft – zoals de term al zegt – het karakter van een tussenmaatregel, in afwachting van de beslissing op bezwaar. De beoordeling die de voorzieningenrechter maakt, is dus voorlopig van aard en de rechtbank die in een later stadium in een eventuele bodemprocedure over de zaak beslist, is niet aan het oordeel van de voorzieningenrechter gebonden.

Onverwijlde spoed?

4. Omdat de woning op korte termijn wordt gesloten als uitvoering wordt gegeven aan het besluit, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van ‘onverwijlde spoed’ in de zin van artikel 8:81 van de Awb.
Voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit
5. Volgens verzoekers was de burgemeester niet bevoegd om over te gaan tot sluiting van hun woning. Het besluit is volgens hen onvoldoende gemotiveerd en de burgemeester heeft te weinig rekening gehouden met hun belangen. Volgens verzoekers is in hun woning de Opiumwet niet overtreden en had de burgemeester kunnen volstaan met een waarschuwing. Verzoekers hebben, ondanks dat zij daar meerdere malen om hebben verzocht, de bestuurlijke rapportage niet ontvangen. Zij hebben hier dus niet op in kunnen gaan. Verder voeren verzoekers aan dat de burgemeester niet is ingegaan op de belangen van verzoekers. Zij hebben twee thuiswonende minderjarige kinderen en hier had de burgemeester meer rekening mee moeten houden. Verzoekers wonen in een woonwagen om de kosten zo laag mogelijk te houden. Verzoekers zijn niet in staat zelf vervangende woonruimte te regelen of te betalen. Als zij hun woning moeten verlaten zullen nieuwe schulden ontstaan. Sluiting van de woning zal een destabiliserend effect hebben op de al zeer schrijnende situatie van verzoekers. Sluiting van de woning is daarom onevenredig en de burgemeester had op grond van artikel 4:84 van de Awb van zijn beleid kunnen afwijken. Ook zijn verzoekers van mening dat de burgemeester ten onrechte uitgaat van een samenhang tussen hun perceel en de rest van het woonwagenterrein. Verzoekers hebben geen invloed op andere woonwagens of bijgebouwen en kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor wat daar gebeurt. Verder voeren verzoekers aan dat in de woning geen drugs zijn aangetroffen. Wat in de bijgebouwen is aangetroffen was voor eigen gebruik en bovendien is van verschillende producten niet aangetoond dat het drugs is. De goederen die in de pipowagen zijn aangetroffen zijn volgens verzoekers niet van hen. Volgens verzoekers hoort de pipowagen niet bij hun woning.
6. Volgens artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang als in woningen, lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
7. Vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is dat mag worden aangenomen dat drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking als de aangetroffen hoeveelheid groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik. Daarbij is in beginsel aannemelijk dat de drugs voor verkoop, aflevering of verstrekking bestemd zijn, als de maximale hoeveelheid voor eigen gebruik, te weten 0,5 gram bij harddrugs en 5 gram bij softdrugs, wordt overschreden. Het is aan de rechthebbende op het pand om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid drugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Als het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om ten aanzien van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit betekent dat als het om een geringe overschrijding van de grens van een gebruikershoeveelheid gaat en de rechthebbende feiten en omstandigheden kan noemen waaruit volgt dat het om een hoeveelheid voor eigen gebruik zou kunnen gaan, er dan in beginsel toch geen bevoegdheid tot sluiting is en de burgemeester zal moeten motiveren waarom desondanks de conclusie gerechtvaardigd is dat de aangetroffen hoeveelheid softdrugs bestemd is voor de verkoop, aflevering en vertrekking, zodat hij niettemin bevoegd is om ter zake van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen (zie onder meer de uitspraken van de Afdeling van 14 maart 2018 en 4 april 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:738 en ECLI:NL:RVS:2018:1125)).
8. Verzoekers zijn van mening dat de burgemeester niet bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan en dat hij dat ook niet in redelijkheid voor de duur van vier maanden heeft kunnen doen. De voorzieningenrechter volgt verzoekers hierin niet.
9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan. Niet is in geschil dat in de woning van verzoekers en in de bij hun woning behorende bijgebouwen verschillende wapens zijn gevonden. Ook is niet in geschil dat in de schuur behorende bij de woning hennepgruis en 2 snowseals met wit poeder zijn aangetroffen. Volgens verzoekers was het aangetroffen hennepgruis voor eigen gebruik en is van de aangetroffen witte pillen en de 2 snowseals met wit poeder niet aangetoond dat het om drugs ging. Ter zitting heeft verzoeker echter gezegd dat de 2 snowseals die in de stortbak van het toilet werden aangetroffen drugs bevatten, maar dat dit voor eigen gebruik was. Het zat volgens verzoeker verstopt in de stortbak om het buiten bereik van zijn kinderen te houden. De voorzieningenrechter acht dan ook voldoende aannemelijk dat sprake was van de aanwezigheid van zowel softdrugs als harddrugs in de schuur. Nu echter uit de bestuurlijke rapportage niet blijkt om hoeveel hard- en softdrugs het gaat, kan niet worden vastgesteld dat het gaat om een handelshoeveelheid hard- of softdrugs.
10. Anders is dat volgens de voorzieningenrechter ten aanzien van hetgeen is aangetroffen in de pipowagen. Daar zijn 8 snowseals aangetroffen gevuld met wit poeder en in de bestuurlijke rapportage staat dat het om cocaïne gaat. Nu de bestuurlijke rapportage een deskundigenrapport is, mag de burgemeester hier in eerste instantie vanuit gaan. Ook is in de pipowagen allerlei apparatuur aangetroffen die gebruikt wordt bij het kweken van hennep en een set om cocaïne te verwerken en te verpakken. Hoewel geen exacte hoeveelheid wordt genoemd in de bestuurlijke rapportage, acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat 8 snowseals gevuld met cocaïne in totaal meer dan een gebruikershoeveelheid van 0,5 gram drugs bevatten. Immers, de gemachtigde van verweerder heeft ter zitting onbetwist gesteld dat in 1 snowseal gemiddeld al 0,5 gram zit. Gelet op de andere spullen die zijn aangetroffen, is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een gerechtvaardigd vermoeden dat de pipowagen betrokken is bij drugshandel.
11. Verzoekers betwisten dat de pipowagen bij hun woning hoort en dat de spullen die er zijn aangetroffen van hen zijn. Ook hierin volgt de voorzieningenrechter verzoekers niet. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat de pipowagen op het woonperceel van verzoekers stond. Ter zitting hebben verzoekers dit betwist en gezegd dat de pipowagen niet op hun perceel stond, maar op een voetbalveld dat in eigendom is van de gemeente, aansluitend op de standplaats die zij huren. Dit standpunt hebben zij echter niet nader onderbouwd. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de burgemeester uit heeft mogen gaan van wat in de bestuurlijke rapportage staat en dat de woonwagen en de pipowagen op hetzelfde perceel staan. De woonwagen is in eigendom van verzoekers en de pipowagen is, zo heeft verzoeker ter zitting verklaard, mede in eigendom van verzoekers. Ook heeft verzoeker ter zitting verklaard dat hij de pipowagen gebruikt, net als de andere mede-eigenaren. De gemachtigde van verweerder heeft bovendien op zitting onbetwist gesteld dat de pipowagen aan verzoekers is teruggegeven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen aannemen dat sprake is van samenhang tussen de woonwagen en de pipowagen. Daarbij is van belang dat de woonwagen, waar een doorgeladen vuurwapen is aangetroffen, op hetzelfde perceel staat als de pipowagen, waarin een handelshoeveelheid cocaïne is aangetroffen en verschillende goederen die gebruikt worden bij het exploiteren van hennepkwekerijen en voor het afwegen van harddrugs. Ook is van belang dat de woonwagen en de pipowagen (mede) in eigendom zijn van verzoekers. Gezien deze omstandigheden heeft de burgemeester het perceel als een samenhangend geheel mogen beschouwen dat voor de handel in drugs wordt gebruikt en dat de woonwagen daar niet los van kan worden gezien. Zie in dit verband de uitspraak van de Raad van State van 14 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2456). Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester bevoegd was om over te gaan tot sluiting van de woning van verzoekers.
12. De burgemeester heeft de sluiting van de woning ook noodzakelijk mogen achten, gelet op de ernst van wat is aangetroffen. Niet alleen is er harddrugs aangetroffen, maar ook is een doorgeladen vuurwapen en andere wapens aangetroffen. Daarbij zijn andere goederen die indiceren dat sprake is van drugshandel aangetroffen. Met name de aanwezigheid van het doorgeladen vuurwapen maakt dat de burgemeester uit heeft kunnen gaan van een ernstig geval.
13. Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de woning van verzoekers ook in redelijkheid voor de duur van vier maanden heeft kunnen sluiten. Verzoeker hebben onvoldoende aangetoond met welke van hun specifieke belangen de burgemeester onvoldoende rekening zou hebben gehouden. Dat verzoekers twee minderjarige kinderen hebben van 11 en 17, wil niet zeggen dat alleen al daarom zou moeten worden afgezien van sluiting van de woning. De burgemeester heeft erop gewezen dat er verschillende mogelijkheden zijn die verzoekers kunnen aanwenden om vervangende woonruimte te vinden. Bovendien hebben verzoekers ter zitting gezegd dat zij zelf vooralsnog geen enkele poging hebben gedaan om vervangende woonruimte te vinden. Volgens verzoekers kunnen ze dat niet betalen, maar ook dat is op geen enkele manier aangetoond. Verder voeren verzoekers aan dat als zij ergens anders een woning moeten huren, dit voor nieuwe schulden zal zorgen en dat het destabiliserend zal werken voor hun toch al schrijnende situatie. Maar wat hun situatie zo schrijnend maakt, wordt niet verder beschreven. Ook is niet gebleken dat verzoekers, of in elk geval de kinderen, tijdens de duur van de sluiting niet tijdelijk bij bijvoorbeeld vrienden of familie zouden kunnen verblijven. Dat de burgemeester meer rekening had moeten houden met hun specifieke belangen en op grond van hun uitzonderlijke situatie met toepassing van artikel 4:84 Awb van zijn beleid had moeten afwijken, volgt de voorzieningenrechter, gelet op het bovenstaande niet.
14. Gelet op wat is aangetroffen in met name de pipowagen, de samenhang die gezien kan worden tussen de woning van verzoekers en die pipowagen en de summiere omschrijving van de belangen van verzoekers, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester bevoegd was de woning te sluiten en dat hij dat ook in redelijkheid voor de duur van vier maanden heeft kunnen doen.
15. Het verzoek wordt afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Heer-Schotman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Meijer-Habraken, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 22 september 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.