Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Dexia Nederland B.V.,
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Voor overige vragen kunt u zich wenden tot uw financieel adviseur”). [eiser] stelt in de dagvaarding, en wederom in zijn conclusie van repliek, uitdrukkelijk dat de adviseur nog een tweede keer bij hem is geweest om de contracten in orde te maken. Dat de adviseur betrokken is geweest bij de ondertekening van de overeenkomsten blijkt ook uit het feit dat mevrouw [B] daarop haar stempel, naam het handtekening heeft gezet. Gelet op deze omstandigheden, acht de kantonrechter het onwaarschijnlijk dat dit het eerste moment is geweest waarop de adviseur van [A] betrokken is geraakt. Daarom is de enkele, niet nader onderbouwde betwisting van Dexia dat [eiser] is geadviseerd, onvoldoende om aan te nemen dat geen sprake is geweest van een op de persoon van [eiser] toegesneden beleggingsadvies. De door [eiser] specifieke gestelde gang van zaken met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomsten in de aanloop naar 24 februari 2000 heeft Dexia gelet op het voorgaande dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken. Daar komt nog bij dat uit productie 1 bij dagvaarding en productie 1 bij antwoord blijkt dat [eiser] in de overeenkomsten een bedrag van afgerond NLG 53.000,00 vooruit heeft betaald. Dit bedrag komt nagenoeg overeen met het bedrag waarmee [eiser] zijn hypotheek vervolgens in april 2000 heeft verhoogd, dat betrof namelijk een verhoging met een bedrag van NLG 53.500,00. De vooruitbetalingen in de overeenkomsten Overwaarde Effect, zijn vervolgens op 20 april 2000 betaald aan Bank Labouchère, zo blijkt uit productie J bij dagvaarding. De kantonrechter acht het onaannemelijk dat [eiser] zelf zou hebben bedacht om eerst zijn hypothecaire lening te verhogen en vervolgens dit bedrag aan te wenden voor de vooruitbetalingen van de overeenkomsten.