Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2022 in de zaak tussen
[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres
Inleiding
1.1. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van het pluimveebedrijf [adres] (by) met de beschikking van 24 februari 2021 vastgesteld op € 519.000. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2020 en geldt voor het kalenderjaar 2021. De WOZ-beschikking is opgenomen in het aanslagbiljet van dezelfde datum. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar ook de aanslagen onroerendezaakbelasting (OZB) 2020 eigenarenheffing en gebruikersheffing en de aanslag watersysteemheffing gebouwd opgelegd.
1.3 Eiseres heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
,de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de heffingsambtenaar. De behandeling van dit beroep heeft gezamenlijk plaatsgevonden met het beroep met het zaaknummer SHE 21/1758. In beide zaken zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.
Feiten
Het pluimveebedrijf betreft het bedrijfsdeel met bijbehorende grond. Het bedrijfsobject omvat drie pluimveestallen uit 1977, 1978 en 1992, twee werktuigenbergingen uit 2010 , drie tussenbouwen uit 1992, 1994 en 2010, twee schuren uit 1994 en een luifel uit 1994.
Tot het bedrijfsobject behoren ook een viertal kadastrale percelen met een totale oppervlakte van 30.550 m², waarvan door de heffingsambtenaar14.514 m² als grond bij niet-woning en 5.122 m² als (niet-vrijgesteld) grasland in de waardebepaling is betrokken. Ook is een aftrek toegepast voor de aanwezigheid van asbest en is een neerwaartse waardecorrectie toegepast voor de leegstand van de bedrijfsopstallen omdat geen sprake meer is van een pluimveebedrijf.
Beoordeling door de rechtbank
In geschil is de waarde van het pluimveebedrijf op de waardepeildatum 1 januari 2020. Eiseres bepleit een waarde van € 285.000 en wijst, zoals volgt uit haar brief van 24 december 2021, op het taxatierapport van haar taxateur M.M.J. van der Vleuten. Dat taxatierapport is opgesteld op 23 december 2021. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de in de uitspraak op bezwaar nader vastgestelde waarde (€ 357.000) ook een taxatierapport ingebracht. In dit taxatierapport is de waarde van het pluimveebedrijf getaxeerd op € 376.000. Het taxatierapport is op 30 september 2021 opgesteld door taxateur G.D. Staal, en gecontroleerd door taxateur S.A. van Eck.
4.11. Eiseres heeft de door haar bepleite waarde in de beroepsfase onderbouwd met een taxatierapport per waardepeildatum 1 januari 2020. Eiseres heeft ook ter ondersteuning een zestal vergelijkingsobjecten opgevoerd. De rechtbank stelt vast dat dit taxatierapport is opgesteld ter bepaling van de WOZ-waarde voor belastingjaar 2021 (waardepeildatum 1 januari 2020), op basis van de in de Wet WOZ bedoelde vergelijkingsmethode. Daarom voldoet dit taxatierapport in beginsel aan de eisen die de Wet WOZ eraan stelt. De rechtbank is echter van oordeel dat de heffingsambtenaar zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres hiermee de door haar gewenste waarde onvoldoende heeft onderbouwd. Daarbij is allereerst van belang dat de taxateur van eiseres ten onrechte het niet-vrijgestelde grasland en de grond van perceel [nummer] van het pluimveebedrijf buiten de waardering heeft gehouden. Verder heeft de taxateur gebruikt gemaakt van een zestal transacties en daarvan enkel de verkoopcijfers genoemd. Het enkel noemen van verkooptransacties geeft geen enkel inzicht welke waarde moet worden toegekend aan een object, als niet eerst die onderdelen uit de verkoopprijs worden gehaald die in het kader van de Wet WOZ niet in de waarde moeten worden betrokken (bijvoorbeeld cultuurgrond, roerende zaken als luchtwassers, (pluim)veerechten etc.). In het taxatierapport ontbreekt, anders dan in het rapport van de heffingsambtenaar, ook een analyse van de waarderelevante deelobjectgegevens van de gehanteerde agrarische vergelijkingsobjecten. Bovendien hebben vijf van de gebruikte transacties betrekking op de verkoop van agrarische bedrijven samen met de bedrijfswoning. In het taxatierapport is geen uitsplitsing gemaakt welk deel van de (geschoonde) verkoopprijs moet worden toegerekend aan het agrarische bedrijf en welk deel aan de bijbehorende bedrijfswoning, zodat op basis daarvan geen vergelijking te maken valt met het pluimveebedrijf (zonder de bedrijfswoning) die in deze zaak aan de orde is. De rechtbank komt tot de conclusie dat eiseres met dit taxatierapport geen of dan wel onvoldoende twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de waarde die de heffingsambtenaar heeft vastgesteld en met dit taxatierapport de door haar beoogde waarde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Conclusie en gevolgen
Beslissing