ECLI:NL:RBOBR:2022:3360

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
10 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
21/2145T
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en gebreken in besluitvorming UWV

Op 10 augustus 2022 heeft de Rechtbank Oost-Brabant een mondelinge tussenuitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen het UWV, betreffende de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres had haar aanvraag op 29 maart 2021 ingediend, maar deze werd afgewezen. Het UWV handhaafde deze afwijzing in een besluit op bezwaar van 28 juli 2021. Eiseres heeft beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 3 augustus 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat er gebreken waren in de besluitvorming van het UWV, met name het ontbreken van een spreekuurcontact met een verzekeringsarts B&B. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om deze gebreken binnen twaalf weken te herstellen. Eiseres moet haar standpunten nader onderbouwen voor het spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B. De rechtbank heeft een combinatie van bestuurlijke en burgerlus toegepast, waarbij partijen aanwijzingen hebben gekregen om hun standpunten te onderbouwen. De rechtbank heeft benadrukt dat het UWV de FML moet aanpassen en dat er een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek moet plaatsvinden indien nodig. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om aanvullende medische informatie aan te leveren tot een week voor het spreekuurcontact. De rechtbank zal zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep na de herstelpoging van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2145 T
proces-verbaal van de mondelinge tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: [naam] ).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het UWV van 28 juli 2021 op 3 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank heeft een week na de zitting mondeling tussenuitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het UWV in de gelegenheid om binnen twaalf weken na verzending van het proces-verbaal van deze tussenuitspraak de gebreken in de besluitvorming te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • stelt eiseres in de gelegenheid om uiterlijk een week voor het plaatsvinden van het nog te houden spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B haar standpunten nader te onderbouwen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1.
Met het primaire besluit van 29 maart 2021 heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering per 29 maart 2021 afgewezen. Met het besluit op bezwaar van 28 juli 2021 (het bestreden besluit) is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van een verzekeringsarts Bezwaar en Beroep (B&B).
1.4.
Eiseres heeft de gronden van beroep aangevuld en medische informatie overgelegd. Het UWV heeft hierop gereageerd met een aanvullend verweerschrift en een reactie van de verzekeringsarts B&B en een reactie van de arbeidsdeskundige B&B. Eiseres heeft hierop gereageerd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Eiseres en het UWV verschillen van mening over de zorgvuldigheid van het door het UWV verrichte medisch onderzoek. Daarnaast zijn eiseres en het UWV het niet eens over de per 29 maart 2021 voor eiseres vastgestelde beperkingen en verschillen zij van mening over de geschiktheid van de door het UWV geduide functies.
3. De rechtbank constateert dat de besluitvorming van het UWV een aantal gebreken kent en zal een bestuurlijke lus toepassen om het UWV de gelegenheid te geven de gebreken te herstellen. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat een aantal standpunten van eiseres op dit moment onvoldoende zijn onderbouwd en zal eiseres door middel van een zogenoemde burgerlus de gelegenheid geven deze nader te onderbouwen. De rechtbank past in dit geval een combinatie van een bestuurlijke lus en een burgerlus toe en geeft partijen daarbij een aantal aanwijzingen.
Gebreken van het UWV en aanwijzingen
4. De rechtbank zal allereerst de gebreken in de besluitvorming van het UWV bespreken en de in verband daarmee te geven aanwijzingen om die te kunnen herstellen.
4.1.
In dit geval is in de primaire fase sprake geweest van een spreekuurcontact en onderzoek door een arts, niet geregistreerd als verzekeringsarts. Eiseres heeft de medische grondslag van het primaire besluit betwist. Volgens vaste rechtspraak [1] geldt in een dergelijk geval als uitgangspunt dat in de fase van bezwaar eiseres door een verzekeringsarts B&B tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel alleen worden afgezien indien de verzekeringsarts B&B dit deugdelijk kan motiveren. De rechtbank is van oordeel dat die motivering in dit geval niet deugdelijk is.
4.2.
In zijn rapporten heeft de verzekeringsarts B&B toegelicht dat hij heeft afgezien van een spreekuurcontact, omdat de primaire arts eiseres tijdens een spreekuur van 70 minuten heeft gezien en een zeer uitgebreide anamnese van klachten en ervaren belemmeringen heeft afgenomen. Daarbij heeft eiseres haar fysieke/reumatische klachten op de voorgrond gesteld en heeft de primaire arts een lichamelijk onderzoek verricht naar de handen en polsen van eiseres. Gelet op dit door de primaire arts zeer uitgebreide en complete onderzoek, zou het volgens de verzekeringsarts B&B zinloos zijn om dat in bezwaar te herhalen.
4.3.
De motivering in de rapporten van de verzekeringsarts B&B dat gelet op het uitgebreide onderzoek verricht door de primaire arts, een spreekuurcontact zinloos zou zijn, volstaat niet. Het enkele feit dat het medisch onderzoek van de primaire arts zorgvuldig is geschied, kan niet gezien worden als een motivering voor het afzien van een spreekuurcontact met een verzekeringsarts B&B. Aan een onderzoek door een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts kan immers niet dezelfde waarde worden toegekend als aan een onderzoek door een geregistreerde verzekeringsarts. Het UWV kan worden nagegeven dat eiseres aanvankelijk alleen haar subjectieve klachtbeleving naar voren heeft gebracht als onderbouwing van haar standpunt dat zij meer beperkt is. Dit kan volgens vaste rechtspraak op zichzelf geen basis vormen om meer beperkingen aan te nemen [2] en bij die stand van zaken zou – gegeven dat het onderzoek door de primaire arts zorgvuldig is geschied – een spreekuurcontact in dit geval inderdaad zinloos zijn. Eiseres heeft echter tijdens de hoorzitting bij het UWV van 14 mei 2021 gemotiveerd gesteld dat haar reumatoloog zou hebben gezegd dat het UWV de verkeerde conclusies trekt uit de door haar verstrekte informatie, dat eiseres inderdaad meer beperkt is zoals zij stelt en dat het UWV wordt verzocht daarover contact op te nemen met de reumatoloog. Daarmee heeft eiseres in bezwaar (alsnog) voldoende benadrukt dat haar fysieke beperkingen niet juist zijn vastgesteld, zodat het standpunt dat een spreekuurcontact met een verzekeringsarts B&B zinloos zou zijn, (vanaf dat moment) niet meer kan worden gevolgd. Dit betekent dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is voorbereid en het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd.
4.4.
Op de zitting is gesproken over het ontbreken van een spreekuur bij de verzekeringsarts B&B. Eiseres wenst alsnog te worden gezien op een spreekuur bij de verzekeringsarts B&B en het UWV heeft op de zitting gezegd bereid te zijn een dergelijk spreekuurcontact te laten plaatsvinden. De rechtbank stelt het UWV in de gelegenheid eiseres uit te nodigen voor een spreekuurcontact bij een verzekeringsarts B&B. Om het gebrek te herstellen moet het UWV onderzoek doen naar zowel de door eiseres geclaimde lichamelijk als (de sinds de beroepsfase geclaimde) psychisch klachten. Eventuele onduidelijkheden over de precieze gezondheidssituatie van eiseres op de datum in geding mogen niet ten nadele van haar komen.
4.5.
Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat de door de primaire arts in het rapport van de arbeidsdeskundige van 26 maart 2021 genoemde beperking dat eiseres ongeveer 15 minuten aaneen met toetsenbord en muis kan werken, niet is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 maart 2021. Het UWV zal de FML op dit punt moeten aanpassen. Ook dient het UWV na te gaan wat de aanpassing in de FML betekent voor de geselecteerde functies. Hieraan staat overigens niet aan in de weg dat de verzekeringsarts B&B in het te verrichten onderzoek de fysieke en psychische beperkingen – dus ook de beperking op dit punt – nader moet onderzoeken en vaststellen.
4.6.
De verzekeringsarts B&B trekt in zijn rapport van 9 maart 2022 de conclusie dat het feit dat eiseres geen antireumatische medicatie wenst te gebruiken, ermee te maken heeft dat de ziektelast van eiseres kennelijk te gering was om hiermee te starten. De rechtbank vindt deze redenering te kort door de bocht. Uit wat eiseres naar voren heeft gebracht, blijkt dat zij in het verleden medicijnen voor reuma heeft gebruikt, maar dat de medicijnen niet het gewenste resultaat hadden en dermate veel bijwerkingen gaven dat eiseres daarmee is gestopt. Voor zover de verzekeringsarts B&B vanwege het niet gebruiken van medicatie de klachten van eiseres in verband met reuma en de daaruit voortvloeiende beperkingen minder ernstig acht dan zij presenteert, kan dat geen stand houden. Ook in zoverre is het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd.
Standpunten van eiseres en aanwijzingen
5. De rechtbank zal vervolgens een aantal van de beroepsgronden van eiseres bespreken en de in verband daarmee te geven aanwijzingen om die nader te onderbouwen.
5.1.
Eiseres vindt dat ze meer beperkt is in hand- en vingergebruik. Zij acht zich niet in staat 15 minuten aaneen met een toetsenbord en muis te werken en kan dit evenmin 4 uur per dag. Zij acht zichzelf beperkt op alle deelaspecten op item 4.3 (hand- en vingergebruik) van de FML. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de in beroep overgelegde informatie van reumatoloog [naam] . De reumatoloog heeft naar het oordeel van de rechtbank in haar brief van 27 december 2021 terecht naar voren gebracht dat zij als behandelend arts geen uitspraak kan doen over de beperkingen van eiseres voor arbeid. Het is namelijk de uitsluitende taak van een verzekeringsarts om de beperkingen van een verzekerde in kaart te brengen en vast te leggen in een FML. De verzekeringsarts B&B heeft op die brief gemotiveerd gereageerd dat de daarin opgenomen medische informatie een bevestiging is van de eerder door eiseres overgelegde informatie van reumatoloog [naam] en dat de brief van 27 december 2021 dus geen aanleiding geeft om eiseres meer beperkt te achten. Eiseres heeft dit bestreden door te verwijzen naar de informatie van de bedrijfsarts van 22 augustus 2019, maar die dateert van ruim voor de datum in geding en is daarom niet afdoende om te weerleggen wat de verzekeringsarts B&B hiervoor heeft overwogen. Het is aan eiseres om de stelling dat ze op de datum in geding meer beperkt is voor hand- en vingergebruik, nader te onderbouwen. Dit neemt overigens niet weg dat het UWV bij het in te plannen spreekuurcontact bij een verzekeringsarts B&B nader onderzoek moeten verrichten naar de handen en vingers van eiseres en de beperkingen voor hand- en vingergebruik juist moeten vaststellen.
5.2.
Eiseres is van mening dat bij het vaststellen van de beperkingen ten onrechte geen rekening is gehouden met het vastgestelde fibromyalgiesyndroom. De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres ook op de datum in geding 29 maart 2021 al fibromyalgie had. Dat leidt echter niet zondermeer tot het aannemen van meer beperkingen, omdat voor het vaststellen van de beperkingen in arbeid niet zozeer de gestelde diagnose bepalend is maar de objectief vast te stellen medische beperkingen. [3] Eiseres zal daarom moeten aantonen en onderbouwen welke (aanvullende) beperkingen zij heeft als gevolg van fibromyalgie.
5.3.
Ter onderbouwing van haar stelling dat ze vanwege haar psychische klachten meer beperkt is in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren van de FML, is het aan eiseres om medische informatie in te brengen die ziet op de datum in geding 29 maart 2021. Het UWV heeft over de ongedateerde brief van JI Dieptepsycholoog [naam] (die is opgesteld naar aanleiding van een verzoek om informatie van eiseres van 31 januari 2022) op zich terecht opgemerkt dat hieraan niet die waarde kan worden gehecht die eiseres wenst, omdat [naam] geen BIG-geregistreerde psycholoog is, maar een alternatief behandelaar. Voor het twijfel zaaien aan de juistheid van een gegeven medische beoordeling of het aannemelijk maken dat een gegeven medische beoordeling inhoudelijk onjuist is, is namelijk in beginsel een rapportage van een regulier medicus noodzakelijk. [4] Wel mogen leken, juristen en alternatieve genezers medische beroepsgronden aanvoeren. Dat betekent echter niet dat de argumenten, aangevoerd door een medische leek, waaronder de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ook alternatieve genezers schaart die niet als medicus zijn geregistreerd, dezelfde kracht hebben als argumenten, aangevoerd door reguliere artsen. [5] Daarbij merkt de rechtbank op dat [naam] in haar brief de door eiseres gepresenteerde klachten noemt, maar niet duidelijk wordt waar eiseres aan lijdt. Dat, zoals in de brief van [naam] is te lezen, eiseres vooruitgang heeft geboekt op psychisch niveau, maar dat de problemen nog niet zijn verdwenen, is geen onderbouwing voor de door eiseres gestelde verdergaande beperkingen in verband met haar psychische klachten. Er blijkt immers niet uit welke klachten er op of omstreeks de datum in geding resteren en wat daarvan de ernst is. Het UWV zal zich in het verrichten onderzoek nog moeten uitlaten over de door eiseres ingebrachte brief van GZ-psycholoog [naam] van 5 augustus 2019.
5.4.
Wat betreft de door eiseres gestelde allergieën en huidproblemen heeft zij niet onderbouwd dat zij als gevolg hiervan klachten heeft en beperkingen ondervindt die haar belemmeren bij het verrichten van arbeid. Ook de stelling dat zij in verband met slaapproblemen beperkt is voor avonddiensten en onregelmatige diensten is niet (medisch) onderbouwd. Indien eiseres wil dat het UWV meer beperkingen aanneemt in verband met de genoemde klachten, zal zij dat nader moeten onderbouwen.
Conclusie en vervolg van de procedure
6. Dan volgt tot slot nog een aantal aanwijzingen voor het vervolg van de procedure.
6.1.
Om de gebreken te herstellen zal het UWV eiseres alsnog moeten uitnodigen voor een spreekuurcontact bij de verzekeringsarts B&B. De verzekeringsarts B&B zal een onderzoek moeten doen naar de lichamelijk en psychisch klachten van eiseres. Ook zal de FML moeten worden aangepast op item 4.4 (werken met toetsenbord en muis). Voor zover daartoe aanleiding is, dient ook een nieuw arbeidsdeskundig onderzoek plaats te vinden. Het herstellen van de gebreken kan, na het plaatsvinden van het spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B, hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuw besluit op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen op 12 weken na verzending van deze tussenuitspraak. Mocht het UWV niet in staat zijn om binnen de daarvoor gestelde termijn gebruik te maken van de hiervoor genoemde herstelmogelijkheden, dan zal het UWV binnen de gestelde termijn een concreet en gemotiveerd verzoek voor verlenging daarvan moeten indienen bij de rechtbank.
6.2.
Eiseres wordt in de gelegenheid gesteld een nadere onderbouwing van haar standpunten in te brengen en eventuele aanvullende medische informatie aan te leveren tot uiterlijk een week voordat het hiervoor bedoelde spreekuurcontact met de verzekeringsarts B&B zal plaatsvinden, zodat die nadere onderbouwing en de eventuele aanvullende medische informatie door de verzekeringsarts B&B kan worden betrokken bij de voorbereiding van het spreekuurcontact en bij de op te stellen verzekeringsgeneeskundige rapportage.
6.3.
Nadat het UWV gebruik heeft gemaakt van de herstelgelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Ook hier geldt dat als – in dit geval – eiseres niet in staat is om van de hiervoor genoemde mogelijkheden gebruik te maken binnen de daarvoor gestelde termijn, zij binnen die termijn een concreet en gemotiveerd verzoek voor verlenging daarvan moet indienen bij de rechtbank.
6.4.
In beginsel zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep, ook in de situatie dat een partij een termijn voor een reactiemogelijkheid ongebruikt laat verstrijken.
6.5.
De rechtbank wijst er nog op dat het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, in beginsel beperkt blijft tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [6]
De rechter deelt mee dat van deze uitspraak een proces-verbaal wordt opgemaakt dat binnen twee weken aan partijen zal worden toegestuurd.
De rechter wijst er tot slot op dat tegen deze tussenuitspraak nu geen hoger beroep kan worden ingesteld. Tegen deze tussenuitspraak kan wel hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2022 door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van drs. J.G.J. van Geesink, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.CRvB 3 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1691.
3.CRvB 15 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:548.
4.CRvB 16 september 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BT1789.
5.CRvB 13 juli 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AT9828.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.