In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Oost-Brabant het beroep van eiser, een student uit Duitsland, tegen de beslissing van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om hem geen studiefinanciering toe te kennen voor de periode van april 2021 tot en met december 2021. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht de aanvraag voor de eerste periode heeft afgewezen, omdat de stage van eiser niet als reële en daadwerkelijke arbeid in loondienst kan worden aangemerkt. Eiser heeft echter in bezwaar gesteld dat hij met een later ingegaan oproepcontract als migrerend werknemer moet worden aangemerkt, wat de minister in zijn beslissing op bezwaar niet heeft meegenomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is voor de periode van juli 2021 tot en met december 2021, omdat de minister niet heeft gereageerd op eisers bezwaargrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit in zoverre en kent eiser studiefinanciering toe voor de periode waarin hij als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. De rechtbank oordeelt verder dat de minister de proceskosten van eiser moet vergoeden en het griffierecht moet terugbetalen.