ECLI:NL:RBOBR:2023:1128

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
16 maart 2023
Zaaknummer
21/2145
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak over de arbeidsongeschiktheid van eiseres en de WIA-uitkering na tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid per 29 maart 2021. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. van den Os, betwistte de beslissing van het UWV dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, en daarmee haar recht op een WIA-uitkering. De rechtbank had eerder op 10 augustus 2022 een tussenuitspraak gedaan waarin het UWV de gelegenheid kreeg om gebreken in de besluitvorming te herstellen. Na de tussenuitspraak heeft het UWV aanvullende rapporten ingediend, waaruit bleek dat de medisch objectiveerbare beperkingen van eiseres niet waren onderschat. De rechtbank oordeelde dat het UWV de belastbaarheid van eiseres correct had vastgesteld en dat de geselecteerde functies geschikt waren. Eiseres had geen recht op een WIA-uitkering, en haar beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank kende wel een vergoeding van proceskosten toe aan eiseres, maar wees haar verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/2145

einduitspraak na mondelinge tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van

17 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. van den Os),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: A.G. Lavrijsen).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de vraag of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 29 maart 2021 op minder dan 35% (namelijk 25,45%) heeft vastgesteld, zodat eiseres per die datum geen recht heeft op een WIA [1] -uitkering.
1.1.
De rechtbank heeft in deze zaak een mondelinge tussenuitspraak gedaan op 10 augustus 2022. [2] In die tussenuitspraak staat (onder het kopje ‘Inleiding’) welke stappen er aan die uitspraak vooraf zijn gegaan.
1.2.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het UWV in de gelegenheid gesteld om binnen twaalf weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen (bestuurlijke lus). In de tussenuitspraak heeft de rechtbank ook eiseres in de gelegenheid gesteld om haar standpunten nader te onderbouwen (burgerlus).
1.3.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft eiseres een nadere onderbouwing gegeven op 19 september 2022. Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak op 31 oktober 2022 een aanvullende motivering ingediend, met bijgevoegd een medisch rapport van 29 september 2022, een nieuwe functionele mogelijkhedenlijst (FML) en een arbeidsdeskundig rapport van 19 oktober 2022.
1.4.
Eiseres heeft hierop gereageerd met de brief van 5 december 2022, waarna het UWV heeft gereageerd bij brief van 18 januari 2023 met bijgevoegd een medisch rapport van 9 januari 2023 en een arbeidsdeskundig rapport van 10 januari 2023.
1.5.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, nu partijen – desgevraagd – niet binnen de gestelde termijn hebben aangegeven gebruik te willen maken van hun recht om op een (nadere) zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft het onderzoek vervolgens op 10 maart 2023 gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het UWV de aanvraag van eiseres om een WIA-uitkering terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1.
Deze uitspraak bouwt voort op de eerder genoemde tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dat is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [3] Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval hiervan geen sprake, wat door eiseres en het UWV ook niet is gesteld.
2.2.
Het UWV heeft ter uitvoering van de tussenuitspraak op 23 september 2022 een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts B&B laten plaatsvinden waarbij eiseres zowel lichamelijk als psychisch observerend is onderzocht. Naar aanleiding van dit onderzoek zag de verzekeringsarts B&B reden om de eerder opgestelde FML van 18 maart 2021 aan te scherpen en aanvullende beperkingen op te nemen bij de items 3.5.1 (stof, rook, gassen en dampen), 3.8.1 (overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden, allergie) en 4.4.1 (werken met toetsenbord en/of muis). Daarom is op 29 september 2022 een nieuwe FML opgesteld. De verzekeringsarts B&B zag geen aanleiding voor (nog) verregaandere beperkingen, zoals eiseres die wel claimt. De arbeidsdeskundige B&B licht vervolgens in het rapport van 19 oktober 2022 toe dat op basis van de gewijzigde belastbaarheid de eerder geselecteerde functies nog steeds passend voor eiseres zijn (en dat daarmee de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd 25,45% blijft).
2.3.
Met de brief van 5 december 2022 heeft eiseres te kennen gegeven dat zij, ook met de extra aangenomen beperkingen, zich nog steeds verdergaand beperkt acht dan het UWV heeft aangenomen. Onder verwijzing naar het medisch rapport van 9 januari 2023 en het arbeidsdeskundig rapport van 10 januari 2023 handhaaft het UWV het standpunt dat een medische objectivering ontbreekt voor nog verregaandere beperkingen.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep van eiseres ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De zorgvuldigheid van het onderzoek
3.1.
De verzekeringsarts B&B heeft, door eiseres alsnog op een spreekuur te onderzoeken en met de gegeven toelichtingen in de rapporten van 29 september 2022 en 9 januari 2023, uitvoering gegeven aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht. Hierdoor is alsnog sprake van een zorgvuldig medisch onderzoek en is het in de tussenuitspraak geconstateerde zorgvuldigheidsgebrek hersteld. Het standpunt van eiseres, dat het medisch onderzoek nog steeds onzorgvuldig is, omdat het niet verrichten van een onderzoek door de verzekeringsarts B&B in de bezwaarfase ten nadele van eiseres wordt gebracht, volgt de rechtbank niet. Niet is gebleken dat het UWV het niet verrichten van een onderzoek in de bezwaarfase ten nadele van eiseres heeft gebruikt. Verder had een eventueel onderzoek in de bezwaarfase niet tot een andere uitkomst geleid en heeft eiseres zelf op de zitting van 3 augustus 2022 ingestemd dat zij in beroep opnieuw door een verzekeringsarts B&B onderzocht zou worden. Ook wordt eiseres niet gevolgd in haar standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts B&B zich in onvoldoende mate zou hebben uitgelaten over de brief van de GZ-psycholoog van 5 augustus 2019. Uit het medisch rapport van 29 september 2022 blijkt immers dat de verzekeringsarts B&B kenbaar de brief van 5 augustus 2019 bij de beoordeling heeft betrokken.
Medisch inhoudelijk
3.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding te oordelen dat het UWV de belastbaarheid van eiseres per 29 maart 2021 onjuist heeft ingeschat. Het UWV is bekend met de psychische en fysieke klachten van eiseres en de rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat het UWV de hiermee verband houdende beperkingen zoals neergelegd in de FML van 29 september 2022 heeft onderschat. De rechtbank legt hieronder uit waarom zij dat vindt.
Fibromyalgie
3.3.
Eiseres vindt dat in de FML onvoldoende beperkingen zijn opgenomen in verband met de bij haar vastgestelde diagnose fibromyalgie. In rechtsoverweging 5.2 van de tussenuitspraak staat dat de rechtbank het aannemelijk acht dat eiseres ook op de datum in geding 29 maart 2021 al fibromyalgie had, wat – zo begrijpt de rechtbank – volgens eiseres betekent dat het UWV de door haar in verband daarmee geclaimde verdergaande beperkingen moet aannemen. Dat is niet juist. De rechtbank heeft namelijk overwogen dat een diagnose niet zondermeer leidt tot het aannemen van meer beperkingen, omdat voor het vaststellen van de beperkingen een diagnose niet leidend is, [4] en dat eiseres zal moeten aantonen en onderbouwen welke (aanvullende) beperkingen zij als gevolg van fibromyalgie had op de datum in geding.
3.4.
De verzekeringsarts B&B heeft naar het oordeel van de rechtbank in de rapporten van 29 september 2022 en 9 januari 2023 voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat eiseres op de datum in geding slechts hand- en polsklachten had (waarvoor aanvullende beperkingen aangenomen hadden moeten worden). Zo worden slechts hand- en polsklachten benoemd in de vragenlijst van februari 2021, en heeft eiseres ook enkel deze klachten benoemd tijdens het spreekuur bij de verzekeringsarts B&B (in de beroepsfase). De rechtbank ziet in dat wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd, onvoldoende aanknopingspunten om dit standpunt van de verzekeringsarts B&B voor onjuist te houden.
Psychische klachten
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts B&B ook voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat verdergaande beperkingen in de rubrieken persoonlijk- en sociaal functioneren vanwege de psychische klachten van eiseres niet aan de orde zijn.
De primaire arts heeft bij zijn onderzoek vastgesteld dat eiseres stemmingsklachten en een verminderde emotionele belastbaarheid heeft, waardoor stresserende werkzaamheden af te raden zijn. De primaire arts heeft daarom beperkingen aangenomen op de items 1.8.4 (eiseres kan een deadline of productiepiek slechts enkele keren per dag hanteren), 2.8 (eiseres is beperkt in het omgaan met conflicten, kan een conflict met agressieve of onredelijke mensen uitsluitend in telefonisch of schriftelijk contact hanteren), 2.12.2 (eiseres kan intensieve en langdurige patiëntencontacten niet hanteren) en 1.8.7 (eiseres is aangewezen op werk waarbij geen bijzondere eisen worden gesteld aan concentratie). De verzekeringsarts B&B heeft deze beperkingen onderschreven en zag geen aanleiding voor verdergaande beperkingen. In beroep heeft de verzekeringsarts B&B aanvullend toegelicht dat eiseres op de datum in geding weliswaar psychische klachten heeft (namelijk een aanpassingsstoornis waarvoor reeds voldoende beperkingen zijn aangenomen), maar dat uit zijn eigen observerend psychisch onderzoek niet is gebleken dat sprake is van een dusdanig forse psychische stoornis waarvoor verdergaande beperkingen aangenomen moeten worden. De rechtbank volgt hierin de verzekeringsarts B&B. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat eiseres in het verleden ook geen psychische klachten heeft geclaimd (zowel niet in de vragenlijsten van de primaire- als bezwaarfase, alsook niet in de vragenlijst van 10 september 2019), en het intakeverslag van Curans van augustus 2019 van ver vóór de datum in geding is (waarin overigens de beschreven subassertiviteit en primitieve emotieregulatie niet is geduid in het kader van een stoornis).
Hand- en vingergebruik
3.6.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om te concluderen dat de verzekeringsarts B&B meer beperkingen had moeten aannemen in het hand- en vingergebruik van eiseres. De (verzekerings)artsen van het UWV zijn bekend met de bij eiseres vastgestelde milde artritis van de handgewrichten zonder erosieve afwijkingen. In verband hiermee is eiseres beperkt geacht voor zwaar handbelastend werk en zijn beperkingen aangenomen op de items 4.6 (schroefbewegingen met hand en arm), 4.13 (tillen tijdens het werk), 4.14 (dragen tijdens het werk) en 4.21 (niet veelvuldig/intensief sturen en/of een pook bedienen). Ook is eiseres beperkt in het langdurig aaneengesloten maken van repetitieve hand- en vingerbewegingen (item 4.3.8), wat overigens aansluit bij de stelling van de reumatoloog dat de aandoening van eiseres beperkingen in de handfunctie bij repeterende bewegingen met zich brengt. Verder moet blootstelling van trillingen aan de handen en polsen worden vermeden (item 3.7). Gelet op het milde karakter van de artritis in de handen moet eiseres in staat worden geacht om maximaal 15 minuten aaneen en ongeveer 4 uur per dag te werken met een toetsenbord en muis (item 4.4). De verzekeringsarts B&B betrekt hierbij dat uit het rapport van de primaire arts blijkt van een vrijwel normaal hand- en vingergebruik in het dagelijks leven van eiseres – wat past bij een milde artritis van de handgewrichten zonder afwijkingen aan aangetaste gewrichten – en de vrijwel afwezige objectieve afwijkingen bij het door de primaire arts verrichte lichamelijk onderzoek. Vanwege het fenomeen van Raynaud kan eiseres koude aan de handen niet goed tolereren en is ze in de FML beperkt geacht voor blootstelling aan koude (item 3.1.2). In beroep heeft de verzekeringsarts B&B in zijn rapporten van 29 september 2022 en 9 januari 2021 voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat verdergaande beperkingen voor het hand- en vingergebruik niet aan de orde zijn.
Overig (allergie, avondwerk/onregelmatige dienst, reuma)
3.7.
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts B&B in beroep vanwege de allergie van eiseres aanvullende beperkingen heeft aangenomen op de items 3.5.1 (stof, rook, gassen en dampen) en 3.8.1 (overige beperkingen van de fysieke aanpassingsmogelijkheden, allergie). De rechtbank ziet in dat wat eiseres hiertegen heeft aangevoerd, onvoldoende aanknopingspunten voor aanvullende beperkingen.
3.8.
Anders dan eiseres betoogt, is er geen grond om meer beperkingen aan te nemen voor haar reumatische klachten en voor avond- en onregelmatige diensten. Daarvoor ontbreekt een medische objectivering. Voor wat betreft de slaapproblematiek is eiseres aangewezen op een zo normaal mogelijk dag-nachtritme, zodat zij beperkt is voor ’s nachts werken. De rechtbank volgt de verzekeringsarts B&B in zijn stelling dat voor de door eiseres gestelde ongeschiktheid voor avond- en onregelmatige diensten, geen medische redenen zijn. Hij merkt daarbij op dat het vooral aan eiseres zelf is om een normaal dag- en nachtritme aan te houden.
3.9.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het UWV de medisch objectiveerbare beperkingen van eiseres niet heeft onderschat. Het is de rechtbank duidelijk dat eiseres forsere klachten – met name pijnklachten en bewegingsbeperkingen – ervaart dan het UWV heeft vastgesteld en dat zij zich daarin niet serieus genomen voelt. Het is echter zo dat het feit dat eiseres het niet eens is met de door de verzekeringsarts B&B vastgestelde belastbaarheid, op zichzelf niet kan leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Pijn en pijnbeleving zijn bij uitstek – zonder aan de ernst, impact of betekenis van die klachten af te willen doen – subjectieve en individuafhankelijke factoren en kunnen daarom geen leidraad zijn bij het vaststellen van arbeidsbeperkingen. Alleen de medisch te objectiveren beperkingen kunnen daarom een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of eiseres recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
De arbeidskundige beoordeling
4. In beroep is de belastbaarheid van eiseres gewijzigd, zoals weergegeven in de FML van 29 september 2022. De arbeidsdeskundige B&B heeft daarop aanvullend gerapporteerd met de rapporten van 19 oktober 2022 en 10 januari 2023. In deze rapporten concludeert de arbeidsdeskundige B&B dat de gewijzigde belastbaarheid van eiseres geen gevolgen heeft voor de drie voorbeeldfuncties die aan de schatting ten grondslag liggen.
4.1.
Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde beperkingen in de FML van 29 september 2022, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de passendheid van de door de arbeidsdeskundigen aan de schatting ten grondslag gelegde functies zoals die hierboven zijn vermeld. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn hiervoor onder 4. genoemde rapporten voldoende gemotiveerd toegelicht dat de belastbaarheid van eiseres in de voor haar geselecteerde functies niet wordt overschreden. Zo bevatten alle drie de geselecteerde functies geen kenmerkende belasting op het aspect stof, rook, gassen en dampen (item 3.5.1), zodat van een overschrijding geen sprake is. Verder licht de arbeidsdeskundige B&B in lijn met de arbeidskundig analist toe dat de werkomgevingen in de geselecteerde functies als huishoudelijk schoon zijn te beschouwen. Er is dus geen reden aan te nemen dat in de geselecteerde functies sprake is van overmatig stoffige omgeving en dat eiseres vanwege haar allergie niet in deze functies kan functioneren. Voor zover relevant merkt de arbeidsdeskundige B&B nog op dat ook van een (toekomstige) werkgever verlangd mag worden maatregelen te treffen en/of voorzieningen te treffen om de stofvorming (en daarmee de aanwezigheid van de huisstofmijt) tegen te gaan.
4.2.
Ook licht de arbeidsdeskundige B&B toe dat de functie van administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) ook passend is voor eiseres op item 4.4.1 (werken met toetsenbord en/of muis). Zo wordt in deze functie op dit punt de belastbaarheid van eiseres (maximaal 15 minuten aaneengesloten gebruik maken van een toetsenbord en muis) niet overschreden, omdat de door de arbeidsdeskundig analist gescoorde duur niet opgevat moet worden als een gemiddelde (zoals eiseres stelt), maar als een bovengrens. Dit betekent dat eiseres in deze functie (maximaal) dagelijks tijdens 4 werkuren 2 maal tussen de 14 en 15 minuten achtereen en tijdens de 6,2 werkuren 4 maal tussen de 4 en 5 minuten achtereen gebruik maakt van een toetsenbord en muis. De toegestane maximale aaneengesloten duur van 15 minuten van gebruik van toetsenbord en muis wordt dan ook niet overschreden. In totaliteit maakt eiseres in deze functie dus maximaal 244 minuten gebruik van een toetsenbord en muis. Dus geen sprake van een overschrijding.
4.3.
De overige arbeidskundige beroepsgronden van eiseres gaan uit van een verdergaande belastbaarheid dan door de verzekeringsarts B&B is vastgesteld. Die gronden kunnen niet slagen, omdat de rechtbank al heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts B&B de belastbaarheid van eiseres juist heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank berust het bestreden besluit ook op een deugdelijke arbeidskundige grondslag.

Conclusie en gevolgen

5. Uit het voorgaande volgt dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 29 maart 2021 heeft vastgesteld op minder dan 35% (namelijk 25,45%), zodat eiseres per deze datum geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep is dus ongegrond.
5.1.
Aangezien eiseres pas in beroep door een geregistreerde verzekeringsarts B&B is onderzocht en het UWV in beroep de FML heeft aangepast en twee aanvullende arbeidskundige rapporten van 19 oktober 2022 en 10 januari 2023 heeft overgelegd, is het bestreden besluit pas in beroep voorzien van een toereikende medische en arbeidskundige onderbouwing. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze schending zal onder toepassing van artikel 6:22 van de Awb worden gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiseres hierdoor niet is benadeeld. Ook als het gebrek in het bestreden besluit zich niet zou hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Verder is eiseres in de gelegenheid gesteld om op de nadere onderbouwing te reageren en heeft zij ook van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
5.2.
De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus, met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). Ook moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.
5.3.
Omdat het beroep ongegrond is, wordt het verzoek van eiseres om schadevergoeding afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.092,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 49 aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.B.H. Vermeulen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
17 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
2.Rechtbank Oost-Brabant 10 augustus 2022, ECLI:NL:RBOBR:2022:3360.
3.Zie hiervoor de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
4.CRvB 15 februari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:548.