In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 17 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid per 29 maart 2021. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. van den Os, betwistte de beslissing van het UWV dat haar arbeidsongeschiktheid minder dan 35% was, en daarmee haar recht op een WIA-uitkering. De rechtbank had eerder op 10 augustus 2022 een tussenuitspraak gedaan waarin het UWV de gelegenheid kreeg om gebreken in de besluitvorming te herstellen. Na de tussenuitspraak heeft het UWV aanvullende rapporten ingediend, waaruit bleek dat de medisch objectiveerbare beperkingen van eiseres niet waren onderschat. De rechtbank oordeelde dat het UWV de belastbaarheid van eiseres correct had vastgesteld en dat de geselecteerde functies geschikt waren. Eiseres had geen recht op een WIA-uitkering, en haar beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank kende wel een vergoeding van proceskosten toe aan eiseres, maar wees haar verzoek om schadevergoeding af.