ECLI:NL:RBOBR:2023:5306
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de onderbouwing door de heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 9 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 386.000 voor het kalenderjaar 2022, wat eiser betwistte. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 348.000. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende rekening had gehouden met de verschillen tussen de woning van eiser en de vergelijkingsobjecten. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat zijn woning in een slechtere staat verkeerde dan de heffingsambtenaar had aangenomen. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar niet verplicht was om de door eiser aangedragen vergelijkingsobjecten over te nemen, omdat eiser niet inzichtelijk maakte wat hij daarmee wilde aantonen. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar zijn waardering voldoende had onderbouwd met vergelijkingsobjecten en dat de door hem gebruikte correctiefactoren begrijpelijk waren. Uiteindelijk werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekende dat hij geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.