Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 29 mei 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
de heffingsambtenaar van de gemeente Bladel
Inleiding
€ 4.681,88. De heffingsambtenaar heeft aan eiseres voor het belastingjaar 2022 een voorlopige aanslag toeristenbelasting (met aanslagnummer [nummer] ) van 20 oktober 2022 opgelegd van € 2.413,64.
Feiten
Regelgeving
1. Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,66.
2. In afwijking van hetgeen is bepaald in het eerste lid, bedraagt het tarief voor verblijf in andere accommodaties dan vakantieonderkomens of niet beroepsmatig verhuurde ruimten én op terreinen, per persoon, per overnachting € 1,56.
3. In afwijking van hetgeen is bepaald in het eerste lid, bedraagt het tarief voor het verblijf in huisvesting waarvan de huisvester gecertificeerd is door en ingeschreven is in het register van de Stichting Normering Flexwonen per persoon, per overnachting 50% van het in lid 1 vermelde tarief.
4. In afwijking van het eerste en tweede lid gelden voor jaar, seizoenplaatsen en arrangementen de navolgende tarieven:
Beoordeling door de rechtbank
4.1. De heffingsambtenaar is van mening dat geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel en dat er een rechtvaardigingsgrond bestaat voor de in de Verordening opgenomen korting.
4.2. De rechtbank zal deze beroepsgrond over de exceptieve toetsing van de Verordening als eerste behandelen omdat deze beroepsgrond verstrekkend is. De rechtbank is ook van oordeel dat partijen gelet op het gevoerde debat recht hebben op een antwoord op de vraag of de Verordening deze toetsing kan doorstaan.
(…) Algemeen verbindende voorschriften, die geen wet in formele zin zijn, kunnen worden getoetst op rechtmatigheid, in het bijzonder op verenigbaarheid met hogere regelgeving. Daarnaast komt in de rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld in de uitspraak van 19 mei 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD2441, tot uitdrukking dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van een algemeen verbindend voorschrift zodanig ernstige gebreken kunnen kleven dat dit voorschrift om die reden niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren beslissingen. Dit betekent dat aan de rechter de bevoegdheid toekomt te bezien of het betreffende algemeen verbindend voorschrift een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het in geding betrokken besluit. Bij die, niet rechtstreekse, toetsing van het algemeen verbindende voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer. De intensiteit van die beoordeling is afhankelijk van onder meer de beslissingsruimte die het vaststellend orgaan heeft, gelet op de aard en inhoud van de vaststellingsbevoegdheid en de daarbij te betrekken belangen. Die beoordeling kan materieel terughoudend zijn als de beslissingsruimte voortvloeit uit de feitelijke of technische complexiteit van de materie, dan wel als bij het nemen van de beslissing politiek-bestuurlijke afwegingen kunnen worden of zijn gemaakt. In dat laatste geval heeft de rechter niet de taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen wordt toegekend naar eigen inzicht vast te stellen. Wat betreft de in acht te nemen belangen en de weging van die belangen geldt dat de beoordeling daarvan intensiever kan zijn naarmate het algemeen verbindend voorschrift meer ingrijpt in het leven van de belanghebbende(n) en daarbij fundamentele rechten aan de orde zijn.
Conclusie en proceskosten.
Redelijke termijn, ambtshalve beoordeling na verlenging uitspraaktermijn.
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar van 28 december 2022 en van 29 december 2022;
- vernietigt de aanslagen toeristenbelasting 2021 en 2022 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- gelast dat de heffingsambtenaar aan eiseres het griffierecht vergoedt dat is betaald voor deze twee beroepszaken, in totaal, € 100;
- veroordeelt de heffingsambtenaar (in de zaak SHE 23/470) tot het betalen van een immateriële schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 500.