In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant op 15 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning behandeld. Eiser, eigenaar van een vrijstaande woning, stelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de toestand van de woning, waaronder verouderde voorzieningen en onderhoudsgebreken. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 777.000, maar na een jaar zonder verweer van de heffingsambtenaar, stelt de rechtbank voor om de zaak zonder zitting af te doen. De rechtbank oordeelt dat het indienen van verweer en taxatie na de termijn in strijd is met de goede procesorde en laat deze buiten beschouwing. Hierdoor wordt het betoog van eiser als niet weersproken beschouwd. De rechtbank stelt de waarde van de woning vast op € 750.000, zoals door eiser bepleit in bezwaar. Het beroep wordt gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar wordt vernietigd, en de heffingsambtenaar wordt veroordeeld tot het vergoeden van proceskosten en griffierecht aan eiser.