ECLI:NL:RBOBR:2025:7390

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
25/1326
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing laattijdige aanvraag Wajong-uitkering en bewijslast bij arbeidsvermogen

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de laattijdige aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren in 1995, heeft op 20 maart 2024 een aanvraag ingediend, die door het UWV op 26 juni 2024 is afgewezen op basis van het oordeel dat zij arbeidsvermogen heeft. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en stelt dat haar functioneren op haar 23e verjaardag niet wezenlijk anders was dan in de jaren daarvoor. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres arbeidsvermogen heeft en zij daarom niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt onder de Wajong.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de criteria voor het toekennen van een Wajong-uitkering, waarbij de aanvrager geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie mag hebben. De bewijslast ligt bij de aanvrager, en de rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij op haar 23e verjaardag al geen arbeidsvermogen meer had. De verzekeringsartsen hebben een geleidelijke achteruitgang in haar functioneren vastgesteld, en de rechtbank heeft de zorgvuldigheid van het onderzoek door het UWV onderschreven. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de afwijzing van haar aanvraag zouden kunnen weerleggen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong en is openbaar uitgesproken op 12 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK OOST-BRABANT

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/1326

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E. van den Bogaard),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. A.P.J. Mijs).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de laattijdige aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Het UWV heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiseres arbeidsvermogen zou hebben. Eiseres is het daar niet mee eens en stelt dat haar huidige functioneren niet essentieel anders is dan haar functioneren in de periode van haar 18e tot haar 23e verjaardag.
1.1.
De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond, omdat het UWV juist heeft vastgesteld dat eiseres arbeidsvermogen heeft. Eiseres kan daarom niet worden aangemerkt als jonggehandicapte op grond van de Wajong.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 20 maart 2024 een Wajong-uitkering aangevraagd. Met het besluit van 26 juni 2024 heeft het UWV deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres arbeidsvermogen zou hebben.
2.1.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 30 april 2025 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
Eiseres heeft een nader stuk ingediend.
2.5.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

De relevante feiten
3. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1995, heeft op 20 maart 2024 een (laattijdige) aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wajong. Dit heeft geleid tot de besluitvorming zoals opgenomen onder het kopje “Procesverloop”.
De regels die gelden voor het toekennen van een Wajong-uitkering
4. Om een Wajong-uitkering te kunnen krijgen moet de aanvrager geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) hebben. Ook moet dat arbeidsvermogen duurzaam ontbreken. [1] Duurzaam betekent dat er geen mogelijkheden zijn om arbeidsvermogen te ontwikkelen. [2]
4.1.
De aanvrager heeft geen arbeidsvermogen als hij: [3]
(a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
(b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
(c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur of;
(d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
De beoordeling van het arbeidsvermogen is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
4.2.
Bij een laattijdige aanvraag dient naar vaste rechtspraak naast een beoordeling aan de hand van de criteria van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong beoordeeld te worden of op grond van artikel 1a:1, tweede lid, een betrokkene alsnog als jonggehandicapte kan worden aangemerkt en in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat de betrokkene op enig moment binnen vijf jaar na de achttiende verjaardag alsnog jonggehandicapte is geworden [4] , dan wel dat het ontbreken van arbeidsvermogen tien jaar onafgebroken heeft voortgeduurd (artikel 1a:1, derde lid, van de Wajong). [5] De bewijslast en het bewijsrisico bij een laattijdige aanvraag ligt bij de aanvrager omdat een medisch beeld met het verstrijken van de jaren steeds moeilijker is vast te stellen. [6]
De redenen voor de beslissing van de rechtbank
De zorgvuldigheid van het onderzoek
5. Eiseres heeft in beroep niets aangevoerd over de zorgvuldigheid van het onderzoek. Gelet op de onderzoeksactiviteiten die door de verzekeringsartsen zijn verricht is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben duidelijk, begrijpelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zij tot hun beoordeling komen.
De voorwaarden voor arbeidsvermogen
6. Eiseres stelt dat de aard en de ernst van haar beperkingen zijn onderschat. De verzekeringsartsen baseren zich volgens haar ten onrechte op het rapport van de arbeidsdeskundige van 10 mei 2017 en hechten onvoldoende waarde aan het Zorgplan van augustus 2020 en het arbeidskundig onderzoek van 15 maart 2024. Uit deze rapporten blijkt dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft. Eiseres wijst erop dat aangezien er geen duidelijke medische oorzaak is aan te wijzen waarom het functioneren vanaf 2020 anders zou zijn dan vóór 2020, het aannemelijk is dat dat functioneren niet essentieel anders was. Ook op haar 23e verjaardag had zij dus al duurzaam geen arbeidsvermogen.
6.1.
De rechtbank overweegt dat de bewijslast dat eiseres in de periode van haar 18e tot haar 23e verjaardag geen arbeidsvermogen heeft, bij eiseres ligt. [7] De verzekeringsarts B&B heeft toegelicht dat het huidige functioneren van eiseres met enkele uren vrijwilligerswerk per week beduidend minder is dan in de periode dat zij haar mbo-4 opleiding volgde, gevolgd door het doorlopen van een jaar hbo-opleiding. Uit de stukken in het dossier blijkt dat er geen eenduidig knikmoment is. De primaire arts en de verzekeringsarts B&B gaan daarom uit van een geleidelijke achteruitgang in functioneren, zonder dat hier een duidelijke medische oorzaak voor is. Daaruit volgt volgens de verzekeringsarts B&B dat de situatie van eiseres vanaf het stoppen van de studie is verslechterd en dat haar situatie vervolgens verder is verslechterd na haar 23e verjaardag. De rechtbank kan deze toelichting van de artsen van het UWV volgen. Eiseres heeft niet aannemelijk kunnen maken dat haar functioneren al op haar 23e verjaardag in zoverre was verslechterd dat zij haar arbeidsvermogen had verloren. De rapporten van de arbeidsdeskundigen van de gemeente Oss, waarnaar eiseres verwijst ter onderbouwing van haar standpunt, dateren van ruim na haar 23e verjaardag en bij deze rapporten is geen verzekeringsarts betrokken geweest. Uit het rapport uit 2024 blijkt daarnaast dat ook haar ambulant begeleider, net als de artsen van het UWV, een achteruitgang zag in de belastbaarheid van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Zij krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y. Mutsaers, griffier. Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.Artikel 1a:1, eerste lid, onder a, van de Wajong in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, van de Wajong.
2.Artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong in samenhang met artikel 2.4, tweede lid, van de Wajong.
3.Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 24 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2565 en van 30 oktober 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:2062.
5.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1583.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1575.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 augustus 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1575.