ECLI:NL:RBOBR:2025:7390
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing laattijdige aanvraag Wajong-uitkering en bewijslast bij arbeidsvermogen
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de laattijdige aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren in 1995, heeft op 20 maart 2024 een aanvraag ingediend, die door het UWV op 26 juni 2024 is afgewezen op basis van het oordeel dat zij arbeidsvermogen heeft. Eiseres is het niet eens met deze beslissing en stelt dat haar functioneren op haar 23e verjaardag niet wezenlijk anders was dan in de jaren daarvoor. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres arbeidsvermogen heeft en zij daarom niet als jonggehandicapte kan worden aangemerkt onder de Wajong.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de criteria voor het toekennen van een Wajong-uitkering, waarbij de aanvrager geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie mag hebben. De bewijslast ligt bij de aanvrager, en de rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij op haar 23e verjaardag al geen arbeidsvermogen meer had. De verzekeringsartsen hebben een geleidelijke achteruitgang in haar functioneren vastgesteld, en de rechtbank heeft de zorgvuldigheid van het onderzoek door het UWV onderschreven. Eiseres heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de afwijzing van haar aanvraag zouden kunnen weerleggen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G. de Jong en is openbaar uitgesproken op 12 november 2025.