13.3.De rechtbank stelt vast dat de burgemeester na heroverweging in het besluit op bezwaar heeft vastgehouden aan deze omgekeerde benadering. Het bestreden besluit kan dan ook op dit punt geen standhouden. De stelling van de burgemeester dat de politie al in de bestuurlijke rapportage van 21 juni 2025 heeft geadviseerd om langdurige maatregelen te treffen, rechtvaardigt op zichzelf nog geen woningsluiting voor de duur van zes maanden. De nadere motivering die de burgemeester in het bestreden besluit en ook in het verweerschrift heeft gegeven over de sluitingsduur, herstelt dit gebrek ook niet, omdat deze motivering in de kern ziet op argumenten die een verlenging van een eerder sluitingsbesluit zouden moeten rechtvaardigen. Die motivering ziet veelal op omstandigheden van na het primaire besluit, zoals:
- informatie van de officier van justitie over de voortgang van het strafrechtelijk onderzoek ten tijde van de hoorzitting van de adviescommissie voor de bezwaarschriften en ten tijde van het besluit op bezwaar; en
- bevindingen van de burgemeester naar aanleiding van dagelijkse contacten met omwonenden van de woning en de nog levende onrust onder hen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de burgemeester bij de heroverweging in bezwaar zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat hij op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van het primaire besluit terecht tot een sluitingsduur van zes maanden is gekomen. De beroepsgrond slaagt en het bestreden besluit komt al hierdoor voor vernietiging in aanmerking.
Geschiktheid en noodzaak ten tijde van het besluit op bezwaar
14. Zelfs als de sluitingsduur in het primaire besluit wel op zes maanden mocht worden gesteld, dan is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester bij zijn heroverweging van de geschiktheid en noodzaak niet kenbaar alle feiten en omstandigheden heeft betrokken die zich na oplegging van de woningsluiting hebben voorgedaan. Eisers woning is met ingang van 21 juni 2025 voor de duur van zes maanden gesloten. Deze sluiting zal op grond van dit besluit, zoals op de zitting door de burgemeester is toegezegd, niet langer voortduren dan tot 21 december 2025. De voorzieningenrechter heeft nog vóór het bestreden besluit, op 7 augustus 2025, bepaald dat de woningsluiting wordt geschorst per 21 oktober 2025 en heeft aan die schorsing geen termijn verbonden. Dan vloeit uit artikel 8:85, tweede lid, van de Awb voort dat, als er een gelijkluidend besluit op bezwaar wordt genomen, de schorsing pas vervalt met het ongebruikt verstrijken van de beroepstermijn of met een uitspraak van de bestuursrechter op het beroep. De burgemeester had dus ten tijde van het nemen van het besluit op bezwaar, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, er rekening mee moeten houden dat de woning op 21 oktober 2025 weer open zou gaan. Als de rechtbank het beroep al voor 21 december 2025 ongegrond zou verklaren, dan zou de woning nog maar voor een korte periode kunnen worden gesloten. De vraag is of sluiting voor die korte periode dan nog een geschikt middel is om de beoogde doelen te bereiken en ook of dan niet met een minder ingrijpend middel kan worden volstaan. Hiervan heeft de burgemeester zich in het bestreden besluit bij de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting geen rekenschap gegeven. Ook op dit punt bevat het bestreden besluit een gebrek.
15. De rechtbank overweegt dat als de burgemeester de woning ook na het besluit op bezwaar (aansluitend) gesloten had willen houden, een weg daartoe had kunnen zijn het primaire besluit te herzien, in die zin dat de sluitingsduur zou worden bepaald op vier maanden, en gelijktijdig een verlengingsbesluit te nemen met als grondslag de voortdurende dreiging en de nog niet herstelde openbare orde. Hiermee zou de getroffen voorlopige voorziening vervallen en had eiser de mogelijkheid gehad tegen het verlengingsbesluit bezwaar te maken en een voorlopige voorziening te vragen. Op de zitting is dit uitdrukkelijk besproken en na een korte onderbreking van de zitting heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat 1) de beslissing op bezwaar blijft zoals die luidt, te weten heroverweging van het primaire besluit met een sluitingsduur van zes maanden en 2) dat het bestreden besluit, anders dan daarin wordt gesteld, niet heeft te gelden als (nieuw) verlengingsbesluit; dit deel van het besluit is op de zitting ingetrokken. Deze weg is dan ook nagelopen op de zitting en afgesloten.
16. De rechtbank moet vervolgens onderzoeken hoe de zaak zo finaal mogelijk kan worden afgedaan. Het passeren van de geconstateerde gebreken of het in stand laten van de rechtsgevolgen van het bestreden besluit zijn niet aan de orde. De rechtbank zal de burgemeester opdragen met inachtneming van wat in deze uitspraak staat een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Met deze uitspraak op het beroep vervalt de getroffen voorlopige voorziening van 7 augustus 2025.
17. De rechtbank ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een (nieuwe) voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de woning niet meer op grond van het primaire besluit mag worden gesloten. Deze voorlopige voorziening vervalt op 21 december 2025 of zoveel eerder op het moment dat de (voorzieningenrechter van de) Afdeling een andersluidende uitspraak doet. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de burgemeester heeft toegezegd dat de woningsluiting op basis van deze besluitvorming niet langer voortduurt dan tot 21 december 2025.
Verzoek om schadevergoeding
18. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding voor de schade die hij als gevolg van het bestreden besluit heeft geleden en alsnog zal leiden.