In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor een parkeergarage in Deventer. De eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.H. Blokvoort, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Deventer, dat een omgevingsvergunning voor een periode van tien jaar heeft verleend. De rechtbank heeft eerder op 20 november 2013 een tussenuitspraak gedaan, waarin het college werd opgedragen om een gebrek in het besluit te herstellen. Dit herstel vond plaats op 21 januari 2014, waarbij de termijn van de omgevingsvergunning werd vastgesteld op tien jaar, ingaande op de verzenddatum van het primaire besluit en eindigend op 24 juni 2023.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de omgevingsvergunning niet kan worden gezien als een verlenging van een eerdere vergunning, maar als een nieuwe vergunning. De eisers voerden aan dat de termijn van de omgevingsvergunning niet langer dan vijf jaar mocht zijn, maar de rechtbank oordeelde dat de wetgever de mogelijkheid heeft gecreëerd om een omgevingsvergunning voor een langere termijn te verlenen, mits dit goed gemotiveerd is. De rechtbank concludeerde dat het college in redelijkheid de termijn van tien jaar aan de omgevingsvergunning kon verbinden, gezien de noodzaak voor parkeervoorzieningen in het Sluiskwartier en de tijd die nodig is voor de realisatie van een vervangende oplossing.
De rechtbank heeft het beroep van de eisers, voor zover ingesteld namens T.H.J. van Oldeniel, niet-ontvankelijk verklaard, maar het beroep van de overige eisers tegen het besluit van 24 juni 2013 gegrond verklaard. Het besluit is vernietigd voor zover aan de omgevingsvergunning geen termijn was verbonden. Het beroep tegen het besluit van 21 januari 2014 is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eisers, tot een bedrag van € 1.461,00.