ECLI:NL:RBOVE:2017:721
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot het eisen van kinderalimentatie in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K.J. Coenen, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin haar de verplichting werd opgelegd om kinderalimentatie van haar ex-partner te eisen. Dit besluit volgde op een eerder besluit van 17 december 2015, waarin verweerder deze verplichting al had opgelegd in het kader van de Participatiewet (PW). Eiseres betoogde dat de wijzigingen in de PW per 1 januari 2015 geen ruimte bieden voor het opleggen van deze verplichting en dat het besluit inbreuk maakt op de privacy van haar ex-partner, wat de relatie tussen hen zou schaden.
De rechtbank heeft de argumenten van eiseres overwogen en geconcludeerd dat verweerder op grond van artikel 55 van de PW bevoegd is om de verplichting op te leggen. De rechtbank oordeelde dat de bijstandsverlening aan alleenstaande ouders ook na de wetswijzigingen mede ten behoeve van de kinderen is en dat het ontvangen van kinderalimentatie in mindering kan worden gebracht op de bijstandsuitkering. De rechtbank heeft de stelling van eiseres dat het eisen van alimentatie destructief zou zijn voor de relatie met haar ex-partner niet overtuigend geacht, aangezien het hier gaat om een verplichting die voortvloeit uit de bijstandsverlening.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de verplichting voor eiseres om kinderalimentatie te eisen van haar ex-partner blijft bestaan. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bijstandsontvangers en de noodzaak om gemeenschapsgeld zorgvuldig te besteden.