ECLI:NL:RBOVE:2020:4361
Rechtbank Overijssel
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Sluiting van een woning voor drie maanden op grond van de Opiumwet wegens drugshandel
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 17 december 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker die zijn woning in Enschede moest sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester van Enschede had op 10 november 2020 besloten om de woning voor de duur van drie maanden te sluiten, omdat er een handelshoeveelheid harddrugs was aangetroffen. De verzoeker, die de woning huurt van woningcorporatie Domijn, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 14 december 2020 is de situatie besproken, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R. van Veen, en de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. P. Hamer.
De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, omdat er voldoende aanwijzingen waren voor drugshandel. Er was 1,89 gram cocaïne aangetroffen in de woning, wat volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een hoeveelheid is die kan wijzen op verkoop of verstrekking. De verzoeker had niet aannemelijk gemaakt dat deze hoeveelheid voor eigen gebruik was. Bovendien waren er meldingen van buurtbewoners over drugshandel en overlast in en rondom de woning.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting van de woning voor drie maanden noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. De verzoeker had onvoldoende argumenten aangedragen om aan te tonen dat de sluiting onevenredig was. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit in bezwaar kon worden gehandhaafd.