ECLI:NL:RBOVE:2022:3890

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
AK_21_1921
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het belanghebbend zijn van eisers in het handhavingsverzoek betreffende de aanleg van een mountainbikeroute op en rond de Holterberg

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eisers [eiser] en [naam vennootschap] B.V. beoordeeld. Eisers hebben een handhavingsverzoek ingediend tegen de aanleg van een mountainbikeroute (MTB-route) op en rond de Holterberg, dat door het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten is afgewezen. De rechtbank behandelt de vraag of eisers als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat eisers geen 'belanghebbenden' zijn, omdat zij niet kunnen aantonen dat zij 'gevolgen van enige betekenis' ondervinden van de aanleg van de MTB-route. De rechtbank wijst erop dat de afstand tussen de percelen van eisers en het nieuwe tracé aanzienlijk is, en dat de vrees voor hinder of overlast niet aannemelijk is gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van 23 april 2021, waarbij de bezwaren van eisers niet-ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 21/1921

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] en [naam vennootschap] B.V., beide uit [plaats] , eisers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rijssen-Holten, verweerder,

gemachtigde: drs. R.A. Habing.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers [eiser] ( [eiser] ) en [naam vennootschap] B.V. ( [naam vennootschap] ).
Op 8 februari 2021 heeft [naam vennootschap] een handhavingsverzoek ingediend.
Het handhavingsverzoek is gericht tegen het zonder vergunning uitvoeren van werkzaamheden in verband met de aanleg van een (te verleggen) mountainbikeroute (MTB-route) op en rond de Holterberg.
Bij brief van 8 maart 2021 heeft [eiser] zich bij dat handhavingsverzoek aangesloten.
Verweerder heeft het handhavingsverzoek met een besluit van 23 april 2021 afgewezen. Daarbij is beslist dat alleen het handhavingsverzoek van [naam vennootschap] - ten dele - ontvankelijk is, namelijk ten aanzien van twee percelen, te weten Holten [letter] [nummer 1] en [nummer 2] die haar eigendom zijn.
Uit het besluit kan worden opgemaakt dat verweerder het handhavingsverzoek voor het overige niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Verweerder heeft het handhavingsverzoek ten aanzien van de percelen Holten [letter] [nummer 1] en [nummer 2] na inhoudelijke beoordeling afgewezen.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit een gezamenlijk bezwaarschrift ingediend.
Verweerder heeft met een besluit van 28 september 2021 (het bestreden besluit) de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard omdat eisers, volgens verweerder, niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, eerste en/of derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kunnen worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: Jansen, voor zichzelf en namens [naam vennootschap] , en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
[eiser] woont op het adres [adres 1] te Holten. [naam vennootschap] is gevestigd op hetzelfde adres.
Op 4 maart 2021 is in de omgeving van genoemd adres gestart met werkzaamheden in verband met de gedeeltelijke verlegging van een bestaande MTB-route.
Volgens de plannen zal het nieuwe tracé bij de Canadese begraafplaats (aan de [adres 2] te Holten) niet langer aan de oost- maar aan de westzijde van de begraafplaats komen te liggen en zal de route daar - en ook even verderop - meer in de buurt van enkele percelen van eisers komen te liggen.
2.2
Eisers hebben verzocht om tegen de werkzaamheden handhavend op te treden omdat zij vrezen als gevolg van de gewijzigde route te zullen worden geconfronteerd met geluidshinder en andere overlast. Naar aanleiding van het handhavingsverzoek zijn de werkzaamheden stilgelegd.
2.3
Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen die hiervoor in de inleiding zijn beschreven.

Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt hierna of verweerder de bezwaren van [eiser] en [naam vennootschap] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
De rechtbank moet beoordelen of eisers - elk afzonderlijk - in de bezwaarschriftenprocedure als ‘belanghebbende’ in de zin van artikel 1:2, eerste en/of derde lid, van de Awb moeten worden aangemerkt.
De rechtbank legt uit hoe zij tot haar oordeel komt en welke gevolgen haar oordeel heeft.
Standpunt van eisers
3.2
Eisers hebben in beroep aangevoerd dat zij - anders dan verweerder stelt - wel degelijk ‘belanghebbende’ zijn in de zin van artikel 1:2, eerste en/of derde lid, van de Awb. Daarbij is erop gewezen dat volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State (de Afdeling) eigenaren van ‘aangrenzende percelen’ in beginsel ‘belanghebbenden’ zijn. [1]
3.2.1
Ten aanzien van [eiser]is in aanvulling daarop aangevoerd dat hij belanghebbende is omdat hij in privé nadelige ‘gevolgen van enige betekenis’ zal ondervinden door de wijziging van de MTB-route, onder meer door toename van geluidsoverlast en zwerfafval veroorzaakt door mountainbikers.
3.2.2
Ten aanzien van [naam vennootschap]is in de eerste plaats aangevoerd dat dit bedrijf wel degelijk belanghebbende is in de zin van artikel 1:2,
eerste lid,van de Awb vanwege haar financiële, commerciële en economische belangen. Het nieuwe tracé van de MTB-route heeft meerdere nadelige gevolgen voor het bedrijf, te weten:
 de noodzaak om meer toezicht te gaan houden op de percelen en afval te verwijderen, hetgeen meer mensuren en (loon-)kosten betekent;
 de noodzaak om ongeoorloofde toegang actiever tegen te gaan door het plaatsen van borden, (kostbare) grensbepaling en reparaties in geval van vernieling van borden/grensafscheidingen;
 een te verwachten onheuse bejegening van familieleden en personeel;
 een vermindering van de jachtopbrengst;
 te verwachten groeischade aan bomen en planten;
 een daling van de (verkoop-)waarde van de percelen van [naam vennootschap] .
[naam vennootschap] is bovendien belanghebbende in de zin van artikel 1:2,
derde lid,van de Awb. Onder haar statutaire doelstellingen valt mede het verkrijgen en de exploitatie van onroerende goed. Dat betekent: het beschermen van (verworven) onroerend goed tegen ongewenste invloeden van buitenaf en het tegengaan van onbevoegde toegang. Dit heeft gevolgen voor de (bos-)percelen van [naam vennootschap] , die mede zijn aangekocht om de CO2 uitstoot van de bedrijfsactiviteiten te compenseren.
Standpunt verweerder
3.3
Volgens verweerder zijn eisers geen belanghebbenden in de zin van artikel 1:2,
eerste en/of derde,lid van de Awb.
Ten aanzien van beide eisers is geen sprake van ‘gevolgen van enige betekenis’ als gevolg van de activiteit. Het feit dat eisers eigenaar zijn van een aantal percelen die (voor een deel) grenzen aan de gronden waarover de nieuwe MTB-route zal gaan, is niet voldoende om hen als ‘belanghebbende’ te beschouwen. De bezwaren zijn daarvoor onvoldoende zwaarwegend.
Daarnaast valt uit de statutaire doelen van [naam vennootschap] geen direct belang af te leiden in relatie tot het besluit van 23 april 2021.
Overwegingen en oordeel rechtbank
3.4.1
Belanghebbende in het bestuursrecht is, volgens artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, degene ‘wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken’. Alleen wie een voldoende
objectief en actueel, en eigen en persoonlijkbelang heeft dat
rechtstreeksbetrokken is bij het besluit, is belanghebbende. Dit criterium geldt zowel voor natuurlijke personen als voor rechtspersonen.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling moet bij besluiten krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ‘belanghebbendheid’
in beginselworden aangenomen bij bewoners en eigenaren van een perceel dat grenst aan het perceel waarover het betrokken besluit gaat. Bij dergelijke percelen wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen,
in beginselvan enige betekenis zijn. [2]
Verder geldt in het omgevingsrecht volgens vaste rechtspraak van de Afdeling dat wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder ‘gevolgen van enige betekenis’ heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen.
Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn daarbij van belang de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. De Afdeling bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. [3]
Eerder heeft de Afdeling al overwogen dat gevolgen van enige betekenis ontbreken als de gevolgen van een activiteit wel zijn vast te stellen, maar deze voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene
”dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.” [4]
Beschrijving situatie ter plaatse
3.4.2
Bij het besluit van 23 april 2021 op het handhavingsverzoek is een kaart gevoegd (bijlage 2a) van de omgeving van het woonperceel van [eiser] ( [adres 1] te Holten, [Letter/nummer 1] met daarop ingetekend enkele (bos-)percelen van eisers, het huidige MTB-tracé (weergegeven in de vorm van een rode lijn), het beoogde MTB-tracé (weergegeven in de vorm van een blauwe lijn) en de afstanden tussen die tracés en de percelen van eisers.
[eiser] heeft bij brief van 5 november 2021 nadere gegevens verstrekt met als bijlage een extra kaart met daarop ingetekend zijn woonperceel ( [Letter/nummer 1] ) en
alle(bos-)percelen van [naam vennootschap] (de percelen [nummer 3] , [nummer 6] , [nummer 4] , [Letter/nummer 2] , [nummer 5] , [Letter/nummer 3] , [Letter/nummer 4] [Letter/nummer 5] ) alsook het bestaande en het nieuwe MTB-tracé (weergegeven met een rode en een blauwe lijn) en de afstanden tussen die tracés en de percelen.
Ten aanzien van de aanleg van het nieuwe tracé geldt - bezien in de richting
van noord naar zuid- het volgende.
Het nieuwe tracé zal langs perceel [nummer 6] worden aangelegd op vrijwel dezelfde afstand als het oude tracé.
Waar het nieuwe tracé de Canadese begraafplaats ( [adres 2] bijna bereikt zal het, anders dan het bestaande, iets afwijken van de Eekhoornweg, tot de noordzijde van de begraafplaats om vervolgens daar af te buigen naar westen. Het nieuwe tracé wordt, anders dan het bestaande, daar om de begraafplaats heen - aan de westzijde - aangelegd.
De kleinste afstand tussen het nieuwe tracé en het (woon-)perceel van eiser ( [Letter/nummer 1] ) is daar ruim 298 meter en de afstand ten opzichte van perceel [nummer 4] ongeveer 120 meter.
Aan de zuidkant van het kerkhof loopt het nieuwe tracé vervolgens door bosgebied terug naar het oosten in de richting van de Eekhoornweg waarna het die weg ongeveer 60 à 70 meter volgt (overeenkomstig het bestaande tracé maar dan aan de oostzijde van de Eekhoornweg).
De afstand van het nieuwe tracé tot de noordelijke zijde van de percelen [Letter/nummer 2] en [nummer 5] is maximaal 143 meter en minimaal circa 80 meter.
Even verderop in zuidelijke richting, waar de Wullenbergweg uitkomt op de Eekhoornweg, loopt het nieuwe tracé in de richting van, en deels langs, de (bos-)percelen Holten [nummer 5] en [Letter/nummer 3] (opnieuw voor een belangrijk deel - over een afstand van ongeveer 60 meter - langs de oostzijde van de Eekhoornweg) om vervolgens na een bocht in het bos de Nijverdalseweg te kruisen.
De percelen [Letter/nummer 4] en [Letter/nummer 5] liggen tussen twee reeds bestaande wegen: de Nijverdalseweg en de Forthaarsweg. Tussen deze wegen wordt het nieuwe tracé doorgetrokken door bosgebied, gelegen tussen de percelen [Letter/nummer 4] en [Letter/nummer 5] van [naam vennootschap] .
De afstand tussen het nieuwe tracé en perceel [Letter/nummer 4] is aan de noordwestzijde van dat perceel ten minste 84 meter. Het laatste deel van het nieuwe tracé ligt op relatief korte afstand aan de oostzijde van perceel [Letter/nummer 4] , met afstanden van 19,41 meter en 36,18 meter. De afstand tussen het nieuwe tracé en perceel [Letter/nummer 5] is op de zuidelijkste punt circa 70 meter en op de noordelijke punt circa 118 meter.
Beoordeling ten aanzien van [eiser]
3.4.3
De rechtbank is van oordeel dat [eiser]
nietals belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt.
Als gezegd zal het nieuwe MTB-tracé op een afstand van minimaal 298,26 meter van het (woon-)perceel van eiser ( [Letter/nummer 1] ) worden aangelegd in dicht bosgebied. Vanaf het perceel van [eiser] wordt het zicht op het beoogde tracé door de aanwezige bebossing/begroeiing ontnomen.
Gezien deze substantiële afstand en het ontbreken van zicht, vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat [eiser] hinder zal ondervinden, in de vorm van geluidsoverlast of anderszins, door het (toekomstige) gebruik van de nieuwe MTB-route, in die mate dat moet worden geoordeeld dat sprake zal zijn van ‘gevolgen van enige betekenis’.
Voor zover al sprake zal zijn van omgevingsgeluid is het antwoord op de vraag of het geluid als hinderlijk of storend wordt ervaren, mede gelet op de afstand, (te) subjectief van aard.
3.4.4
Ten aanzien van de vrees van [eiser] voor een toename van het fenomeen ‘wildfietsen’ in de nabijheid van en/of op zijn (woon-)perceel heeft de rechtbank in dat wat [eiser] daarover heeft verklaard geen aanleiding gevonden om zijn vrees realistisch te achten. Hoewel niet uit te sluiten is dat er altijd individuen zullen zijn die wel van het tracé zullen afwijken, ziet de rechtbank geen aanleiding om te veronderstellen dat dit door het verleggen van het tracé vaker zal plaatsvinden dan thans reeds het geval is. Daarvoor wijzigt de afstand tussen het nieuwe tracé en het woonperceel van [eiser] in vergelijking tot de afstand tussen het bestaande tracé en het woonperceel van [eiser] niet in zodanig betekenende mate. De rechtbank acht verweerders veronderstelling dat daarvan geen sprake zal zijn nu het nieuwe tracé meer uitdaging zal bieden dan het bestaande tracé, zodat de behoefte om af te wijken van het tracé kleiner zal zijn, aannemelijker.
3.4.5
Gelet op het voorgaande valt niet in te zien dat het woongenot van [eiser] of zijn gevoel van veiligheid door het gebruik van de beoogde MTB-route zal worden aangetast en wel in zodanige mate dat sprake zal zijn van ‘gevolgen van enige betekenis’.
Voor zover moet worden aangenomen dat sprake zal zijn van enige hinder of overlast mag worden aangenomen dat die voor de woon- of leefsituatie van [eiser] van een dermate geringe betekenis zal zijn dat een persoonlijk belang van hem bij het besluit ontbreekt.
Dat door de aanleg van het nieuwe tracé sprake zal zijn van waardevermindering van het woonperceel acht de rechtbank niet aannemelijk. Dit is bovendien op geen enkele wijze onderbouwd.
Nu gelet op het voorgaande ten aanzien van [eiser] geen sprake is van een voldoende
objectief en actueel, eigen en persoonlijkbelang dat
rechtstreeksis betrokken bij het bestreden besluit, is hij geen belanghebbende. Daarom heeft verweerder het bezwaar van [eiser] terecht niet-ontvankelijk verklaard.
De beroepsgrond van Jansen [eiser] gelet op het voorgaande niet.
Beoordeling ten aanzien van [naam vennootschap]
Is [naam vennootschap] belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb?
3.4.6
Het adres van [naam vennootschap] waar bedrijfsmatig activiteiten worden uitgevoerd is de woning van [eiser] ( [adres 1] te Holten, perceel [Letter/nummer 1] ) en deze woning bevindt zich, als gezegd, op substantiële afstand van het beoogde MTB-tracé (ongeveer 298 meter). [naam vennootschap] is gebruiker van dat perceel.
Gelet op deze substantiële afstand is niet aannemelijk dat [naam vennootschap] hinder zal ondervinden door het (toekomstige) gebruik van de nieuwe MTB-route bij haar bedrijfsvoering en/of tijdens haar feitelijke werkzaamheden. Voor zover op het vestigingsadres van [naam vennootschap] sprake zal zijn van hinder of overlast, zal die, gelet op de afstand, van een dermate geringe betekenis zijn dat geen sprake is van een
eigen, persoonlijkbelang van [naam vennootschap] dat
rechtstreeksis betrokken bij het besluit van 23 april 2021.
3.4.7
Ten aanzien van de overige in geding zijnde percelen, waarvan [naam vennootschap] eigenaar is en waarvoor geldt dat zij in die hoedanigheid belang heeft bij de bescherming van haar eigendommen, wordt het volgende overwogen.
Ten aanzien van de afstand tussen het nieuwe tracé ten opzichte van deze percelen geldt het volgende.
Bij vier percelen zal het nieuwe tracé op een kleinere afstand van de percelen van [naam vennootschap] komen te liggen dan de bestaande route: bij de percelen [nummer 4] , [Letter/nummer 3] , [Letter/nummer 4] en [Letter/nummer 5] .
De afstand tussen het nieuwe tracé en perceel [Letter/nummer 3] is 16,62 meter. Het MTB-tracé loopt hier langs een reeds bestaande weg, de Eekhoornweg. De kleinste afstand tussen het nieuwe tracé en perceel [Letter/nummer 4] is 19,41 meter. De kleinste afstand tussen perceel [Letter/nummer 5] en het nieuwe tracé is circa 70 meter en de kleinste afstand tussen perceel [nummer 4] en het nieuwe tracé is in elk geval meer dan 110 meter.
Het nieuwe tracé ligt ten opzichte van de overige percelen van [naam vennootschap] op grotere afstand:
 De afstand tussen het nieuwe tracé en perceel [nummer 6] is in elk geval meer dan 40 meter. Het beoogde tracé volgt hier, net als het bestaande tracé, grotendeels de Eekhoornweg.
 De kleinste afstand tussen het beoogde tracé en perceel [Letter/nummer 2] (aan de zuidkant van de Canadese begraafplaats) is 130 à 140 meter.
Het nieuwe tracé volgt op diverse plekken een reeds bestaande openbare weg. Dit geldt voor het nieuwe tracé ter hoogte van de percelen [nummer 6] , [nummer 5] en [Letter/nummer 3] .
De percelen [Letter/nummer 4] en [Letter/nummer 5] liggen ingeklemd tussen de bestaande openbare wegen Nijverdalseweg en de Forthaarsweg.
3.4.8
Bij de beoordeling van de gevolgen van de aanleg van het nieuwe MTB-tracé dienen behalve de factor ‘afstand’ bovendien ook andere factoren zoals ‘zicht op’, ‘planologische uitstraling’ en ‘milieugevolgen zoals geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico’ te worden betrokken.
Naar het oordeel van de rechtbank spelen al deze factoren, in samenhang bezien, een zeer geringe rol voor eiseres. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard, intensiteit en frequentie van de mogelijke feitelijke gevolgen in vergelijking met de bestaande gevolgen van het huidige tracé voor de percelen van eiseres.
Ten aanzien van genoemde (overige) percelen van [naam vennootschap] (de percelen [nummer 6] , [nummer 4] , [Letter/nummer 2] [nummer 5] , [Letter/nummer 3] , [Letter/nummer 4] , [Letter/nummer 5] ) geldt dat het bospercelen betreft met louter bomen en beplanting, die niet bedrijfsmatig worden benut.
Ten aanzien van de door [naam vennootschap] aangevoerde bezwaren, zoals de noodzaak meer toezicht te houden, afval te verwijderen, de exacte grenzen te laten bepalen, borden te laten plaatsen om ongeoorloofde toegang tegen te gaan en reparaties in geval van vernieling, geldt dat deze zien op onzekere, speculatieve, gebeurtenissen waarvan niet aannemelijk is dat deze zich met regelmaat of frequent zullen voordoen, althans dat deze zich door de verlegging van het tracé vaker zullen gaan voordoen dan thans reeds het geval is. Eiseres heeft haar stellingen niet aannemelijk gemaakt.
Hetzelfde geldt voor de niet onderbouwde vrees van [naam vennootschap] dat op haar percelen sprake zal zijn van een (toename van) onheuse bejegening van familieleden en personeel door gebruikers van het nieuwe tracé, een vermindering van de jachtopbrengst, toegenomen groeischade aan bomen en planten, en/of een waardedaling van die percelen. De rechtbank acht niet aannemelijk dat dergelijke gebeurtenissen zich door de verlegging met regelmaat of frequent zullen voordoen, althans vaker dan thans reeds het geval is. De rechtbank wijst er daarbij op dat het tracé op geen enkel punt over de gronden van [naam vennootschap] is voorzien.
Aan de door [naam vennootschap] gestelde beheerskosten en toekomstige negatieve (financiële) effecten van de aanleg van het nieuwe tracé liggen slechts aannames ten grondslag.
Van een concreet, rechtstreeks, en persoonlijk belang van enige betekenis voor [naam vennootschap] ten aanzien van het beoogde tracé is niet gebleken.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat geen sprake is van gevolgen van enige betekenis voor [naam vennootschap] , nu de feitelijke gevolgen van de activiteit voor haar bedrijfssituatie zodanig gering zijn dat een eigen, persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
[naam vennootschap] is daarom geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2,
eerstelid, van de Awb.
Is [naam vennootschap] belanghebbende in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb ?
3.4.9
Volgens artikel 1:2,
derdelid, van de Awb geldt ten aanzien van rechtspersonen dat als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
[naam vennootschap] stelt zich blijkens haar inschrijving bij de Kamer van Koophandel en haar statuten ten doel:
 het verrichten van financieel management en accountancy-diensten en het verstrekken van adviezen op dat gebied;
 het deelnemen in en besturen van andere ondernemingen en vennootschappen;
 het financieren van en het stellen van zekerheid voor al of niet aan de B.V. gelieerde ondernemingen en vennootschappen;
 de verkrijging, vervreemding en exploitatie van vermogenswaarden;
 het toekennen en beheren van pensioenen, stamrechten en lijfrentecontracten;
 het verrichten van andere daden op financieel, commercieel en economische en administratief gebied.
[naam vennootschap] is niet een organisatie die natuurbelangen behartigt. Uit haar statutaire doelen valt geen direct belang af te leiden in relatie tot het besluit.
Het feit dat één van de doelstellingen is het verkrijgen en de exploitatie van onroerend goed (waar de bospercelen onder kunnen worden begrepen) en [naam vennootschap] stelt dat de percelen mede zijn aangekocht om de CO2-uitstoot van haar bedrijfsactiviteiten te compenseren, maakt dit niet anders. Dat betreft namelijk een persoonlijke drijfveer van eiseres en betreft niet een algemeen belang dat [naam vennootschap] volgens haar statuten nastreeft. Eiseres verricht ter zake ook geen feitelijke werkzaamheden.
[naam vennootschap] behartigt aldus niet een algemeen belang in de zin van artikel 1:2,
derde lid,van de Awb en is daarom geen belanghebbende in de zin van die bepaling. Er is ook geen sprake van het behartigen van collectieve belangen.
3.4.10
Hieruit volgt dat verweerder het bezwaar van [naam vennootschap] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom slagen de daartegen gerichte beroepsgronden van [naam vennootschap] niet.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is gelet op het voorgaande ongegrond. Dat betekent dat het besluit van 23 april 2021 in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Eisers krijgen geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:734.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:641, en 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1671.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1001.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 12 augustus 2020, ECLI:RVS:2020:1924.