4.1.In artikel 7.1, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf) is bepaald dat de Minister een beschikking kan herzien waarbij:
a. studiefinanciering is toegekend,
b. de vorm van de studiefinanciering is vastgelegd,
c. de termijnbetaling wordt vastgesteld of gewijzigd,
d. de draagkracht van de debiteur wordt vastgesteld,
e. de hoogte van de lening wordt vastgesteld of gewijzigd,
f. de hoogte van de veronderstelde ouderlijke bijdrage wordt vastgesteld of gewijzigd,
g. de hoogte van het bedrag van de kwijtschelding, bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, wordt vastgesteld of gewijzigd,
h. de hoogte van het collegegeldkrediet wordt vastgesteld of gewijzigd,
i. de hoogte van het levenlanglerenkrediet wordt vastgesteld of gewijzigd,
j. een herziening van de keuze in een soort reisvoorziening is geweigerd,
k. een bedrag is vastgesteld dat de student verschuldigd is omdat hij gebruik heeft gemaakt van het reisproduct na de termijn, genoemd in artikel 3.27, eerste lid,
l. studiefinanciering ingevolge artikel 2.17a is geweigerd of stopgezet, of
m. de aanvraag van een student, bedoeld in artikel 3.24, tweede lid, om als reisvoorziening een reisrecht te ontvangen, is toegekend of geweigerd.
In artikel 7.1, tweede lid, aanhef en onder a tot en met g van de Wsf is opgesomd in welke gevallen een beschikking wordt herzien. Op grond van artikel 7.1, tweede lid, aanhef en onder h, van de Wsf vindt herziening ook plaats op grond van andere, nader gebleken feiten of omstandigheden, die, waren zij eerder bekend geweest, tot een andere beschikking zouden hebben geleid.
In artikel 7.4, eerste lid, van de Wsf is, voor zover hier van belang, bepaald dat indien een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 7.1, eerste en tweede lid, of een beslissing op bezwaar daartoe aanleiding geeft, het bedrag van de basisbeurs of aanvullende beurs dat teveel is uitbetaald, door de betrokkene wordt terugbetaald of met hem wordt verrekend.
In artikel 7.4, tweede lid, van de Wsf is bepaald dat indien een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 7.1, eerste en tweede lid, of een beslissing op bezwaar daartoe aanleiding geeft, voor zover het bedrag waarvoor het recht om een lening af te sluiten te hoog is toegekend, het deel dat te hoog is toegekend en uitbetaald door de betrokkene wordt terugbetaald of met hem wordt verrekend.
In artikel 7.4, vijfde lid, van de Wsf is, voor zover hier van belang, bepaald dat de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde terugbetaling en verrekening overeenkomstig bij ministeriële regeling vast te stellen redelijke terugbetalingsregels geschieden.
In artikel 11.5, eerste lid, van de Wsf is bepaald dat de Minister voor bepaalde gevallen de wet en de daarop berustende bepalingen buiten toepassing kan laten of daarvan kan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
In artikel 13, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf) is bepaald dat indien een herzieningsbeschikking als bedoeld in artikel 7.1, eerste en tweede lid, van de wet een beschikking op een bezwaarschrift of een uitspraak op een beroep daartoe aanleiding geeft, de Minister het bedrag aan studiefinanciering dat te weinig was toegekend met de betrokkene verrekent, of dat bedrag ineens aan de betrokkene wordt uitbetaald.
In artikel 6.1, eerste tot en met het vijfde lid, van de Regeling studiefinanciering 2000 (Rsf), zoals deze gold op 15 september 2023, is het volgende bepaald:
‘1 Indien uit een beschikking tot herziening als bedoeld in artikel 7.1, tweede lid, van de wet blijkt dat te veel studiefinanciering is uitbetaald, wordt dit op de voet van het tweede en derde lid verrekend met nog te verrichten betalingen op grond van de wet.
2 Eerst wordt zoveel mogelijk verrekend met de nabetalingen die vanaf het tijdstip van afgifte van de in het eerste lid bedoelde beschikking aan de student zouden moeten worden gedaan.
3 Vervolgens wordt zolang het te veel uitbetaalde bedrag nog niet volledig is verrekend met de in het tweede lid bedoelde nabetalingen, verrekend met de maandbetalingen, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van het Besluit studiefinanciering 2000. Wanneer die maandbetalingen met ingang van 1 januari 2023 hoger zijn dan € 182,66, geschiedt de verrekening met dat bedrag.
4 Onder nabetalingen, bedoeld in het tweede lid, wordt verstaan de betaling van bedragen die op grond van enige herzieningsbeschikking over reeds op het tijdstip van afgifte van die beschikking verstreken maanden zonder de verrekening, bedoeld in het tweede lid, aan de student betaalbaar zouden worden gesteld.
5 Indien er niet langer betalingen op grond van de wet zijn, wordt het bedrag aan studiefinanciering dat te veel is uitbetaald voor zover dat bedrag nog niet is verrekend, op eerste vordering binnen 30 dagen geheel terugbetaald.’