ECLI:NL:RBOVE:2024:1527

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
ak_23_1991
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van werkgever tegen uitkomst van WIA-beoordeling wegens gebrek aan inzicht in CBBS

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van Stichting Buurtzorg Nederland tegen de toekenning van een WIA-uitkering aan een ex-werkneemster door het UWV. De ex-werkneemster, die vanaf 1 juni 2019 als verpleegkundige werkte, meldde zich op 13 januari 2020 ziek en vroeg op 14 oktober 2021 een WIA-uitkering aan. Het UWV kende haar op 16 december 2021 een loongerelateerde WIA-uitkering toe, gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 46,74%. Stichting Buurtzorg Nederland, als werkgever, maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde zijn besluit op 22 augustus 2023.

De rechtbank behandelde de zaak op 27 februari 2024, waarbij de gemachtigde van eiseres en het UWV aanwezig waren via een beeldverbinding. Eiseres betwistte de arbeidskundige beoordeling van het UWV en stelde dat het CBBS-systeem, dat gebruikt werd voor de beoordeling, onvoldoende transparant was. Eiseres vond dat het UWV niet voldoende inzicht had gegeven in de gegevens die ten grondslag lagen aan de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage.

De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was. Zij stelde vast dat het UWV op goede gronden de WIA-uitkering had toegekend en dat de werkwijze van het UWV met het CBBS-systeem rechtens aanvaardbaar was. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de gegevens in het CBBS en dat de besluitvorming van het UWV voldoende zorgvuldig en inzichtelijk was. Eiseres kreeg geen gelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1991

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Stichting Buurtzorg Nederland, uit Almelo, eiseres,

gemachtigde: B. van Zon,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, het UWV, gemachtigde: mr. I.P.H.M. van Lieshout.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan [ex-werkneemster] (ex-werkneemster) toegekende uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft bij besluit van 16 december 2021 met ingang van 10 januari 2022 een loongerelateerde WIA-uitkering aan ex-werkneemster toegekend. Deze WIA-uitkering is gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 46,74%.
Eiseres was de werkgever van ex-werkneemster en heeft bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 22 augustus 2023 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de toekenning van WIA-uitkering gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 27 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV (door middel van een beeldverbinding).

Beoordeling door de rechtbank

1.1.
De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
1.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De feiten
2.1.
Ex-werkneemster werkte vanaf 1 juni 2019 bij eiseres als verpleegkundige in de wijk voor 23,91 uur per week. Zij meldde zich op 13 januari 2020 ziek. Op 14 oktober 2021 heeft ex-werkneemster een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek is ex-werkneemster in aanmerking gebracht voor een uitkering. Eiseres is eigenrisicodrager en heeft bezwaar gemaakt tegen de toekenning.
2.2.
In de bezwaarprocedure is namens eiseres verzocht inzicht te verstrekken in de stukken uit het claimbeoordelings- en borgingssysteem (CBBS) die ten grondslag lagen aan de uitkomst van de beoordeling van de WIA-aanvraag van ex-werkneemster. Het UWV heeft daarop uitdraaien van informatie uit het CBBS-systeem gemaakt en aan eiseres toegestuurd. Vervolgens is het UWV gekomen tot het bestreden besluit van 22 augustus 2023, genoemd in de Inleiding van deze uitspraak.
Standpunten van partijen
3.1.
Eiseres heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat het UWV op een onnavolgbare wijze een theoretische schatting heeft verricht. Volgens eiseres is niet inzichtelijk gemaakt hoe het UWV tot het arbeidsongeschiktheidspercentage van 46,74 is gekomen, terwijl het om een voor eiseres belastend besluit gaat. Het CBBS is onvoldoende transparant en controleerbaar en het gebruik ervan bij de beoordeling zet eiseres op een onacceptabele achterstand. Op de zitting is namens eiseres uiteengezet dat zij het CBBS als een grote ‘black box’ ziet. Het systeem wordt door het UWV gebruikt en gevuld en externe controle vindt niet plaats. De inhoud van zo’n 30 kilo aan stukken die eiseres in dozen heeft ontvangen is onbegrijpelijk en het is onacceptabel dat van eiseres verlangd wordt in ieder voorkomend geval op deze wijze te werk te gaan. Eiseres vindt het ondenkbaar dat er geen functies zijn te vinden die tot een lager arbeidsongeschiktheidspercentage zouden leiden, vanwege bijvoorbeeld een ander uurloon. Eiseres wenst inzage in het systeem om de beoordeling van het UWV te controleren. Van transparantie of equality of arms is onder deze omstandigheden geen sprake. In de rechtspraak wordt de werkwijze van het UWV geaccordeerd maar eiseres vindt dat niet juist.
3.2.
Het UWV heeft betoogd dat er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de verrichte arbeidskundige beoordeling. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom er voor ex-werkneemster geen geschikte functies geduid kunnen worden met een hogere urenomvang of een hoger uurloon. Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar als ondersteunend systeem en methode voor de vaststelling van iemands mate van arbeidsongeschiktheid. Er is volgens de CRvB geen strijd met het vereiste van equality of arms en het fair play beginsel, ook al beschikt het UWV over gegevens die voor de werkgever niet allemaal kenbaar zijn. Het UWV is van mening dat het CBBS controleerbaar is en een voldoende juiste en actuele afspiegeling van de arbeidsmarkt vormt. Eiseres heeft ook voldoende gelegenheid gehad om de arbeidskundige grondslag aan te vechten. Alle gegevens van de potentieel geschikte functies zijn overgelegd en vervolgens is aangegeven waarom bepaalde functies niet passend zijn. Op de zitting is toegelicht dat de gevraagde inzage in het CBBS zelf niet wordt verstrekt, maar eiseres op haar verzoek wel de beschikking heeft gekregen over alle relevante gegevens.
Overwegingen
4.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen alleen de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit in geschil is. Het betoog van eiseres komt erop neer dat zij de uitkomst van de arbeidskundige beoordeling betwist bij gebrek aan enig inzicht in de totstandkoming daarvan, als gevolg van het gebruik van het CBBS.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [1] is het CBBS in beginsel aanvaardbaar als ondersteunend systeem en methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. In deze rechtspraak is ook geoordeeld dat de omstandigheid dat het UWV met het CBBS beschikt over gegevens die voor anderen zoals eiseres niet kenbaar zijn geen strijd oplevert met het uit artikel 6, eerste lid, van het EVRM voortvloeiende vereiste van equality of arms en met het beginsel van fair play. De rechtbank ziet geen aanleiding daar in het geval van eiseres anders over te oordelen.
4.3.
Eveneens volgens vaste rechtspraak wordt in beginsel uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens, tenzij een betrokkene erin slaagt andersluidende informatie in het geding te brengen waarmee reële twijfel over de juistheid van die gegevens wordt gewekt [2] . In dat geval zou er aanleiding kunnen zijn het UWV opdracht te geven tot verificatie daarvan. Eiseres heeft in beroep geen informatie ingebracht om haar aarzeling bij de uitkomst van de beoordeling kracht bij te zetten. De door eiseres aangedragen argumenten merkt de rechtbank op zichzelf niet aan als een gemotiveerde betwisting van de juistheid van de gegevens uit het CBBS. De rechtbank heeft ook overigens geen reden om te twijfelen aan de in het CBBS opgenomen informatie, zoals bijvoorbeeld de gehanteerde uurlonen van de geselecteerde functies. Daarom wordt van de juistheid daarvan uitgegaan, wat betekent dat de rechtbank het UWV volgt in de besluitvorming.
De rechtbank heeft er wel degelijk oog voor dat het voor eiseres als eigenrisicodrager lastig is niet precies te weten welke gegevens het CBBS bevat en genereert. Toch kan niet gezegd worden dat de besluitvorming op zichzelf daardoor onvoldoende zorgvuldig of onvoldoende inzichtelijk is.

Conclusie en gevolgen

5. Eiseres krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond. UWV heeft ex-werkneemster op goede gronden met ingang van 10 januari 2022 een loongerelateerde WIA-uitkering naar 46,74% arbeidsongeschiktheid toegekend. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Ernens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 7 april 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:1407 en 2 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:434.
2.Uitspraak van de CRvB van 24 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2423 en van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737.