In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om de namen van taxateurs openbaar te maken. Dit beroep volgde op een eerdere tussenuitspraak van 6 mei 2025, waarin de rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de namen niet openbaar gemaakt konden worden. De rechtbank gaf de minister de kans om het gebrek te herstellen door de namen alsnog openbaar te maken of een betere motivering te geven voor de weigering. Op 27 mei 2025 heeft de minister laten weten dat de naam van één taxateur alsnog openbaar gemaakt zou worden. De rechtbank heeft eiser vervolgens de gelegenheid gegeven om te reageren op deze herstelpoging, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft besloten om zonder nieuwe zitting uitspraak te doen, waarbij zij de eerdere overwegingen uit de tussenuitspraak heeft herhaald. De rechtbank concludeert dat de minister het geconstateerde gebrek heeft hersteld door de naam van de taxateur openbaar te maken. Het beroep tegen het herstelbesluit is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 15 april 2024 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover het de weigering van openbaarmaking betreft, en de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.