ECLI:NL:RBOVE:2025:5400

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
ak_24_2653
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking namen taxateurs na eerdere weigering door de minister

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een beroep tegen de weigering van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om de namen van taxateurs openbaar te maken. Dit beroep volgde op een eerdere tussenuitspraak van 6 mei 2025, waarin de rechtbank oordeelde dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de namen niet openbaar gemaakt konden worden. De rechtbank gaf de minister de kans om het gebrek te herstellen door de namen alsnog openbaar te maken of een betere motivering te geven voor de weigering. Op 27 mei 2025 heeft de minister laten weten dat de naam van één taxateur alsnog openbaar gemaakt zou worden. De rechtbank heeft eiser vervolgens de gelegenheid gegeven om te reageren op deze herstelpoging, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank heeft besloten om zonder nieuwe zitting uitspraak te doen, waarbij zij de eerdere overwegingen uit de tussenuitspraak heeft herhaald. De rechtbank concludeert dat de minister het geconstateerde gebrek heeft hersteld door de naam van de taxateur openbaar te maken. Het beroep tegen het herstelbesluit is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 15 april 2024 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover het de weigering van openbaarmaking betreft, en de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/2653

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.G. de Wit),
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (nu: de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur),de minister.

Procesverloop

Voor het procesverloop van dit geschil verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van 6 mei 2025. In die tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister in het besluit van 15 april 2024 (het bestreden besluit) onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de namen van taxateurs niet openbaar gemaakt moeten worden. De rechtbank heeft de minister de gelegenheid gegeven om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak, het niet openbaar maken nader te motiveren of de namen van de taxateurs alsnog openbaar te maken.
Bij e-mail van 27 mei 2025 heeft de minister laten weten dat het gaat om één taxateur waarvan zij de naam alsnog openbaar gaat maken.
Bij brief van 18 juni 2025 heeft de rechtbank eiser vier weken de tijd gegeven om te reageren op deze herstelpoging van de minister. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
Bij brief van 21 juli 2025 heeft de rechtbank partijen om toestemming gevraagd om uitspraak te doen zonder een nieuwe zitting. Partijen hebben hier niet op gereageerd.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bepaald dat het beroep niet opnieuw op een zitting wordt behandeld en het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Voor een weergave van de feiten, standpunten van partijen en haar overwegingen verwijst de rechtbank allereerst naar de tussenuitspraak van 6 mei 2025. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij alles wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
2. In rechtsoverweging 19.5. en 19.6. van de tussenuitspraak heeft de rechtbank geconcludeerd dat de minister niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de namen van de taxateurs in de twee verstrekte taxatierapporten niet openbaar gemaakt moeten worden, aangezien een taxateur nu juist iemand is die beroepsmatig naar buiten treedt.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank de minister in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen. Daarbij heeft de rechtbank de minister in overweging gegeven om:
  • ofwel het niet openbaar maken van de namen van de taxateurs alsnog nader te motiveren;
  • ofwel de namen van de taxateurs alsnog openbaar te maken.
Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek is het beroep tegen het besluit van 15 april 2024 gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd voor zover het college heeft geweigerd de namen van de taxateurs in de twee verstrekte taxatierapporten openbaar te maken.
4. Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de minister besloten om de naam van de taxateur alsnog openbaar te maken. Dat besluit is op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding.
Als bijlage stuurt de minister de opnieuw beoordeelde openbaar te maken documenten. De minister heeft hierover contact gehad met de betreffende taxateur.
5. De rechtbank is van oordeel dat de minister het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek hersteld heeft door alsnog de naam van de betrokken taxateur openbaar te maken. Het beroep voor zover gericht tegen het herstelbesluit is daarom ongegrond.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de minister het door eiser betaalde griffierecht van € 187,- aan hem vergoeden. Ook veroordeelt de rechtbank de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- bij een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 907,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het besluit van 15 april 2024 gegrond;
  • vernietigt dat besluit, voor zover de minister daarbij heeft bepaald dat de namen van de taxateurs in twee verstrekte taxatierapporten niet openbaar gemaakt dienen te worden;
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het herstelbesluit ongegrond;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 187,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 907,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W.M. Bunt, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704 en 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.