ECLI:NL:RBOVE:2025:5532

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
AK_25_2223
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen sluiting van woning wegens drugshandel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 11 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een huurder van een woning in Deventer, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om haar woning te sluiten voor een periode van drie maanden vanwege drugshandel. De burgemeester had vastgesteld dat er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning was aangetroffen en dat er sprake was van aanzienlijke overlast in de buurt. De verzoeker stelde dat de sluiting onevenredig was, omdat zij niet betrokken was bij de drugshandel en dat de situatie inmiddels was verbeterd met het vertrek van haar huurder. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting en dat de sluiting niet onevenwichtig was. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de verzoeker afgewogen tegen het algemeen belang van het herstel van de openbare orde en heeft geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid tot sluiting kon besluiten. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen, waardoor de sluiting van de woning per 29 augustus 2025 in werking treedt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/2223

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoekster,

(gemachtigde: mr. F. van Hal),
en

de burgemeester van Deventer, verweerder.

(gemachtigde: R. Mensink).
Als derdepartij heeft deelgenomen: Stichting Woonbedrijf Ieder1
(gemachtigde: mr. M. Douwenga).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over het besluit van de burgemeester om de door [verzoeker] gehuurde woning aan de [adres] met ingang van 21 augustus 2025 om 10.00 uur te sluiten voor een periode van drie maanden vanwege drugshandel.
1.1
[verzoeker] heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Volgens haar is sluiting onevenredig omdat zij niet bij de drugshandel van haar huurder [naam 1] betrokken was en met het vertrek van [naam 1] uit de woning de drugshandel beëindigd is. Sluiting is daarom niet geschikt en ook niet noodzakelijk. Bovendien leidt sluiting tot ernstige gevolgen vanwege haar medische situatie. [verzoeker] wil in deze procedure een voorlopige voorziening om te voorkomen dat zij haar woning moet verlaten voordat op het bezwaar is beslist. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af op grond van een voorlopige rechtmatigheidstoets. Dit oordeel wordt hierna nader toegelicht.

Inleiding: feiten en procesverloop

2.1
[verzoeker] huurt een woning aan de [adres] (hierna: de woning) van woningbedrijf Ieder1 in [plaats] .
2.2
Begin 2023 heeft de politie een instap gedaan in de woning. Daarbij zijn drugs en een airsoftwapen aangetroffen.
2.3
Naar aanleiding van verkregen informatie van de wijkagent dat er drugs gedeald zouden worden vanuit de woning [adres] te [plaats] heeft de politie een onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksbevindingen zijn door de politie vastgelegd in een bestuurlijke rapportage van 16 juli 2025.
2.4
Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de wijkagent de daaraan voorafgaande maanden diverse meldingen heeft ontvangen van buurtbewoners betreffende aanzienlijke overlast door drugsgebruikers in de wijk [locatie] . De meldingen wijzen op een toename van drugsgerelateerde incidenten, die niet alleen de veiligheid en leefbaarheid van de wijk beïnvloeden, maar ook zorgen voor maatschappelijke en veiligheidsproblematiek.
2.5
De rapportage bevat een overzicht van de volgende politie-registraties na de instap begin 2023:
24-07-2023 - Gebruiker verklaart onderweg te zijn naar [adres] .
24-10-2023 - Melding uit de wijk dat er gedeald wordt. Ook 's nachts.
11-07-2024 - Gebruiker belt aan bij mensen met de vraag om drugs.
11-07-2024 - IGP-team ziet gebruiker de woning in gaan.
11-07-2024 - IGP-team ziet in de omgeving jongens verdacht rondlopen. Wordt later drugs aangetroffen bij de jongens.
27-08-2024 - Overlast melding uit de wijk. Veel gebruikers die naar [adres] gaan.
07-09-2024 Melder uit de wijk. Patroon intensiveert, dag/nacht gebruikers in de straat op zoek naar drugs. Gaan kort naar binnen op [adres] .
07-09-2024 - Gestolen fiets wordt middels airtag teruggevonden ter hoogte van [adres] . Verbalisanten vermoeden dat gebruikers gestolen fietsen daar verkopen of ruilen voor drugs.
24-09-2024 - Overlast melding. Wordt vaak aangebeld door gebruikers. Moeten dan bij de [adres] zijn. MLD vermoed dat daar gedeald wordt.
01-10-2024 - Een buurman ziet dat er gedeald wordt vanuit de woning.
12-02-2025 - IGP-team ziet een gebruiker aankloppen bij de schutting.
28-05-2025 - Verbalisant ziet een persoon contact maken en naar binnen kijken op het adres. Schrikt bij zien van politie en loopt weg. Na controle bleek de persoon een gebruiker is en had een onsamenhangend verhaal.
2.6
Op woensdag 11 juni 2025 omstreeks 21.18 uur is de woning doorzocht waarbij de politie de volgende goederen heeft aangetroffen:
  • vermoedelijk cocaïne met een gewicht van 2,7 gram;
  • witte poederachtige substantie op een mes/muismat;
  • meerdere strips met witte pillen met opdruk "methylfenidaat";
  • een transparant gripzakje dat was voorzien van meerdere losse witte pillen, totaal 68 stuks;
  • 9 patronen van een vuurwapen;
  • een wurgstok
  • potje met wit/ klonterig poeder, vermoedelijk amfetamine, 2,7 gram;
  • vermoedelijk cocaïne in een potje in de keuken totaal 42,7 gram.
2.7
In de bestuurlijke rapportage staat dat de wijkagent naar aanleiding van diverse overlast meldingen een sfeer proces-verbaal heeft gemaakt waarin staat dat enkele wijkbewoners vrijwel dagelijks getuige zijn van drugsdeals die gesloten worden, waarbij een werkwijze duidelijk wordt. Vanaf een bepaald tijdstip in de ochtend lijkt men open te staan voor ontvangst van gebruikers. Er wordt kort contact gemaakt bij de voordeur of de schuttingdeur en vervolgens vindt er een korte overdracht plaats bij de voor- of schuttingdeur. Soms wordt er ook gesproken over een soort afhaalloketje bij een plank van de schutting. Wat hij als wijkagent proeft, is dat de gehele straat en ook omliggende straten, bekend is met het adres en er eigenlijk altijd aan gerefereerd wordt als 'het drugspand'.
2.8
Bij brief van 8 juli 2025 is [verzoeker] op de hoogte gebracht van het voornemen van de burgemeester om de woning voor drie maanden te sluiten.
2.9
Bij brief van 23 juli 2025 heeft [verzoeker] haar zienswijze gegeven op dat voornemen tot woningsluiting.
2.1
Met het bestreden besluit van 11 augustus 2025 heeft de burgemeester de woning van [verzoeker] met ingang van 25 augustus 2025 om 10.00 uur gesloten voor de duur van drie maanden.
2.11
[verzoeker] heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Bij besluit van 19 augustus 2025 heeft de burgemeester het bestreden besluit gewijzigd in die zin dat de woning wordt gesloten drie dagen nadat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
2.12
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 21 augustus 2025 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoeker] en haar gemachtigde, namens de burgemeester zijn gemachtigde en namens het Woonbedrijf haar gemachtigde, [naam 2] en [naam 3] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
3.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in een eventuele beroepsprocedure, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3.2
De voorzieningenrechter verricht daarvoor een voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van het onderliggende besluit of de onderliggende besluiten en daarmee van de kans van slagen van het bezwaarschrift en zij weegt de belangen van de partijen bij een schorsing. Daarbij geldt dat hoe zekerder de voorzieningenrechter is over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, hoe minder ruimte er is om gewicht toe te kennen aan de belangen bij een schorsing. De beoordeling door de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele beroepsprocedure niet.
3.3
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [verzoeker] een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat [verzoeker] haar woning moet verlaten per 29 augustus 2025 en zij heeft toegelicht dat zij nog geen alternatieve woonruimte heeft. De burgemeester heeft het spoedeisend belang ook niet betwist.
Bevoegdheid tot sluiting
3.4
De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang – zoals een woningsluiting – indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Uit de toepasselijke beleidsregel [1] volgt dat in het geval van harddrugs van een handelshoeveelheid wordt gesproken bij een hoeveelheid van 0,5 gram of meer.
3.5
Niet in geschil is dat er in de woning van [verzoeker] een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, zodat de burgemeester in beginsel bevoegd is de woning te sluiten.
Evenredigheid
3.6
Wel in geschil is of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van deze bevoegdheid. Volgens [verzoeker] is het namelijk onevenredig om tot sluiting van de woning over te gaan. Uit vaste rechtspraak blijkt dat de factoren geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid een rol kunnen spelen bij de toetsing van een besluit aan het evenredigheidsbeginsel [2]
Is sluiting van de woning een geschikt middel?
3.7
[verzoeker] stelt dat sluiting van de woning geen geschikt middel is om het beoogde doel te bereiken, omdat het doel al is bereikt nu de ‘bron’ is vertrokken. [verzoeker] voert daartoe aan dat de aangetroffen drugs eigendom was van heer [naam 1] , die een kamer in de woning huurde, dat die huur is beëindigd en dat [naam 1] de woning heeft verlaten sinds de instap in juni 2025.
3.8
De voorzieningenrechter overweegt dat het doel van de woningsluiting meerledig is. De woningsluiting is een herstelmaatregel met als doel het beëindigen van de geconstateerde overtreding van de Opiumwet, het tenietdoen van de gevolgen daarvan en het voorkomen van verdere overtredingen van de Opiumwet, steeds in of vanuit de woning [3] De burgemeester heeft toegelicht dat hij met de woningsluiting wil bereiken dat de woning wordt onttrokken aan het drugscircuit, herhaling wordt voorkomen en dat zowel de buurt als naar potentiële overtreders/drugsleveranciers en klanten een signaal wordt afgegeven dat hij drugscriminaliteit niet accepteert en dat hij daartegen optreedt. Dat ook deze doelen met het vertrek van [naam 1] zijn bereikt, heeft [verzoeker] niet gesteld of toegelicht en is op zichzelf ook niet aannemelijk. Dat maakt al dat woningsluiting een geschikt middel is.
3.9
Ten aanzien van het tijdsverloop tussen enerzijds het constateren van de overtreding en anderzijds het tijdstip waarop de burgemeester ingevolge zijn besluitvorming tot sluiting overgaat, overweegt de voorzieningenrechter dat dit in zijn algemeenheid ertoe kan leiden dat sluiting van een woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Door tijdsverloop kan zich immers de situatie voordoen dat de onrechtmatige situatie al is hersteld en beëindiging van de overtreding en de negatieve effecten daarvan en het voorkomen van herhaling niet meer aan de orde zijn of niet meer in die mate dat de woning moet worden gesloten.
3.1
Zoals de burgemeester evenwel motiveert in zijn besluit, is het tijdsverloop tussen de instap in juni 2025 en het besluit van augustus 2025 niet zo groot, dat hiervan sprake is. Het gaat om slechts 2,5 maand. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan de burgemeester zich terecht op het standpunt stellen dat – ook indien [naam 1] uit de woning is vertrokken – de woning nog niet aan het drugscircuit is onttrokken maar nog bekend zal staan als ‘het drugspand’. Dit maakt het middel van sluiting nog steeds geschikt om de beoogde doelen te bereiken.
3.11
De zin ‘ook indien [naam 1] uit de woning is vertrokken’ zet de voorzieningenrechter bewust tussen haakjes, omdat partijen daarover van mening verschillen. De burgemeester stelt dat [verzoeker] nog recent met [naam 1] is gezien en [verzoeker] heeft op zitting toegelicht dat zij inderdaad nog contact hebben met elkaar. Vanwege het voorlopige karakter van deze voorlopige voorziening, gaat de voorzieningenrechter daar niet verder op in.
Is sluiting van de woning noodzakelijk?
3.12
[verzoeker] stelt dat de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, zoals het geven van een waarschuwing of het opleggen van een last onder bestuursdwang.
3.13
De burgemeester heeft zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op het standpunt mogen stellen dat hij gelet op de beoogde doelen niet met een minder ingrijpend middel dan sluiting kan en moet volstaan.
3.14
Daarvoor is van belang dat de woning is gelegen in een woonwijk en dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de woning onderdeel uitmaakt van een drugsketen gezien de aanzienlijke hoeveelheid harddrugs die de politie op 11 juni 2025 heeft aangetroffen op meerdere plekken in de woning, waaronder de keuken, en de veelvuldige meldingen uit de buurt dat sprake is van fysieke loop naar de woning en druggerelateerde overlast en het feit dat woning in de buurt bekend staat als drugspand. Ook is relevant dat begin 2023 ook al drugs en een airsoftwapen in de woning zijn aangetroffen.
3.15
Dat, zoals [verzoeker] stelt, niet bij alle meldingen is vermeld of die aan de woning zijn te relateren, leidt niet tot een ander oordeel. Bij een groot deel van de meldingen is dat namelijk wel expliciet gedaan en gelet op het gegeven dat de bestuurlijke rapportage over de woning gaat, is niet onaannemelijk dat de overige meldingen ook op de woning zien – ook als dat niet expliciet is vermeld.
Is sluiting van de woning evenwichtig?
3.16
Als de sluiting geschikt en noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat de sluiting ook evenredig moet zijn. Voor de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting zijn onder andere de verwijtbaarheid en de eventuele bijzondere binding met het pand van belang. De voorzieningenrechter vindt de woningsluiting niet onevenwichtig en overweegt in dat verband als volgt.
a) Verwijtbaarheid
3.17
Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan afzonderlijk of tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kan maken. Een betrokkene kan (enkel) geen verwijt worden gemaakt, als hij niet op de hoogte was en ook niet redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in het pand. Daarvan is in dit geval geen sprake.
3.18
[verzoeker] is als huurder en hoofdbewoner verantwoordelijk voor het uitoefenen van toezicht op wat er in de woning gebeurt. Hoewel [verzoeker] stelt dat zij niet bekend was met drugshandel door [naam 1] , en dat door ziekte veel aan haar voorbij is gegaan, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat wat de buurtbewoners buiten de woning aan drugshandel en overlast hebben ondervonden volledig aan [verzoeker] voorbij is gegaan. Bij de instap in juni 2025 is niet alleen drugs op de kamer van [naam 1] aangetroffen, maar ook in de keuken van de woning waar [verzoeker] ook gebruik van maakte. Daarbij komt dat [verzoeker] ter zitting heeft gezegd dat buurtbewoners haar na de instap van de politie in de woning begin 2023 hebben gewaarschuwd voor drugshandel bij haar op de hoek. [verzoeker] stelt dat zij naïef was en daarom niets met deze informatie heeft gedaan. Ook zegt zij, dat zij afhankelijk van en bang was voor [naam 1] . Aan deze laatste argumenten heeft de burgemeester terecht geen doorslaggevende betekenis toegekend. Volgens [verzoeker] was zij afhankelijk van de zorg van [naam 1] vanwege haar medische situatie en werd zij daarnaast door hem bedreigd. Echter [verzoeker] heeft gesteld dat zij na de instap van de politie in 2025 wel de stap heeft genomen om [naam 1] het huis uit te zetten en andere ondersteuners/begeleiders heeft gevonden die zich over haar ontfermen. Een toelichting waarom dit nu wel mogelijk is, en voorheen – bijvoorbeeld na de instap in 2023 – niet, heeft [verzoeker] niet gegeven.
b) Binding met de woning
3.19
Over de gezondheid van [verzoeker] en de bijzondere binding met de woning overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.2
Onderkend wordt dat [verzoeker] kampt met gezondheidsproblemen. Maar er is niet gebleken van een bijzondere afhankelijkheid van [verzoeker] aan de woning. [verzoeker] heeft een verklaring overgelegd van haar huisarts, die schrijft dat uithuisplaatsing ‘niet im frage’ is, omdat [verzoeker] recidiverend wondroos aan haar benen heeft met open wonden die zeer invaliderend zijn. De voorzieningenrechter gaat daar hierna verder op in. Dat [verzoeker] evenwel specifiek gehecht is aan haar huidige woning, volgt uit die verklaring niet. Zoals de burgemeester opmerkt is de woning bijvoorbeeld niet specifiek voor [verzoeker] aangepast.
c) De gevolgen voor [verzoeker]
3.21
[verzoeker] stelt dat de (overige) gevolgen van de woningsluiting voor haar onevenredig zwaar zijn. Daartoe voert zij aan dat zij geen vervangende woonruimte heeft, dat de burgemeester onvoldoende heeft onderkend dat de huur wordt beëindigd zodat zij ook na de sluiting niet terug kan en geen andere woonruimte kan huren, en dat haar medische situatie in dit verband zwaar moet meewegen. De voorzieningenrechter gaat daar hierna op in.
c.1.) Vervangende woonruimte
3.22
De voorzieningenrechter stelt over de vervangende woonruimte voorop dat aan het sluiten van de woning inherent is dat [verzoeker] de woning tijdelijk moet verlaten. Dit is dan ook op zichzelf geen bijzondere omstandigheid om van sluiting van de woning af te zien. Het is vaste rechtspraak dat de gevolgen van sluiting van een woning voor rekening komen van de bewoner. Het eventueel moeilijk kunnen vinden van andere woonruimte geldt voor iedereen van wie de woning wordt gesloten. Diegene is echter zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Er is geen afdwingbaar recht op vervangende woonruimte via de gemeente. Wel mag van de burgemeester verwacht worden dat rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de woonsituatie.
3.23
De burgemeester heeft hierover ter zitting toegelicht dat navraag is gedaan bij de 24uursopvang van [instelling 1] en dat [instelling 1] na aanmelding door [verzoeker] zal beoordelen of en welke plek er voor haar beschikbaar is. Anders dan [verzoeker] stelt is van een opnamestop geen sprake. Ter zitting is namens de burgemeester de garantie gegeven dat er direct na de sluiting voor [verzoeker] voor onderdak zal worden gezorgd, desnoods in een hotel.
c.2.) De huurovereenkomst
3.24
[verzoeker] voert verder aan dat als gevolg van het besluit tot woningsluiting Ieder1 de huurovereenkomst zal ontbinden en haar op een zwarte lijst zal plaatsen.
3.25
De voorzieningenrechter is van oordeel dat dat zich niet zonder meer tegen de sluiting verzet. De burgemeester heeft overwogen dat een zwarte lijst feitelijk niet bestaat maar dat [verzoeker] geen positieve huurdersverklaring van Ieder1 krijgt met als gevolg dat [verzoeker] geen nieuwe woning kan huren binnen Woonkeus Stedendriehoek (een samenwerkingsverband van 6 gemeenten). Daarmee is [verzoeker] aangewezen op huurwoningen buiten de Stedendriehoek of van particuliere verhuurders. Dat betekent niet dat dat zij niet meer in aanmerking komt voor een huurwoning. Dit heeft [verzoeker] feitelijk niet weersproken. Aldus heeft de burgemeester naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende oog en aandacht gehad voor de woonsituatie van [verzoeker] .
3.26
Of de ontbinding nu het gevolg is van de woningsluiting of van het zero-tolerance-beleid van Ieder1 bij het schenden van de huurvoorwaarden, is daarbij volgens de voorzieningenrechter niet van belang, omdat de gevolgen van de ontbinding van de huurovereenkomst in de belangenafweging van de burgemeester zijn betrokken.
c.3.) De medische omstandigheden van [verzoeker]
3.27
[verzoeker] wijst op haar medische omstandigheden en stelt dat opvang bij [instelling 1] vanwege slechte hygiëne niet geschikt is. [verzoeker] wijst op een verklaring van haar huisarts van 19 augustus 2025, die schrijft dat uithuisplaatsing niet “Im Frage” is, omdat [verzoeker] recidiverende wondroos heeft met open wonen, die zeer invaliderend zijn. De gemachtigde van [verzoeker] heeft daarbij toegelicht dat in de vraagstelling aan de huisarts niet alleen de uithuisplaatsing maar ook daaropvolgende daklozenopvang is gemeld.
3.28
De voorzieningenrechter heeft oog voor de medische situatie van [verzoeker] . Zij is evenwel vooralsnog van oordeel dat dit de woningsluiting niet onevenredig maakt. Op zitting is namelijk toegelicht dat [verzoeker] op dit moment ambulante verzorging en verpleging ontvangt van [instelling 2] en dat de noodzaak van [verzoeker] om medische zorg te ontvangen door de burgemeester is besproken met [instelling 1] . Dat behandeling door [instelling 2] niet zal kunnen worden voortgezet, is de voorzieningenrechter dan ook niet gebleken. Hoe dit concreet wordt vormgeven is nog niet bekend, omdat [verzoeker] zich nog niet bij [instelling 1] heeft aangemeld.
c.4.) De financiële gevolgen
3.29
Aan het gestelde dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de financiële situatie van [verzoeker] , die van een uitkering leeft en onder bewind staat, waardoor zij bij het vinden van een huurwoning wordt beperkt, komt naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen betekenis toe omdat [verzoeker] dat niet nader heeft onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter is al met al van oordeel dat de burgemeester bevoegd was tot sluiting en dat de woningsluiting niet onevenwichtig is. Kort samengevat: [verzoeker] is verantwoordelijk voor wat in de woning gebeurt, de burgemeester kon dat aanmerken als een ernstige overtreding, er is geen sprake van een bijzondere binding met de woning en er is geschikte vervangende woonruimte voor [verzoeker] beschikbaar. Dat [verzoeker] haar woning waarschijnlijk (na 11 jaar) verliest en bovendien geen positieve huurdersverklaring krijgt is niet voldoende doorslaggevend voor een ander oordeel. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester hier alle betrokken belangen meegenomen en bij de afweging daarvan aan het algemeen belang van het herstel van de openbare orde (ook nu nog) meer gewicht kunnen toekennen dan aan de persoonlijke belangen van [verzoeker] .
Naar oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar van [verzoeker] geen kans van slagen. Om die reden bestaat geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek daartoe wordt dan ook afgewezen.
Het gevolg hiervan is dat de woning aan de [adres] voor een periode van drie maanden wordt gesloten ingaande op vrijdag 29 augustus 2025 om 10.00 uur.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Rozeboom, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Beleidsregel artikel13b Opiumwet gemeente Deventer
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2822 en van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285).
3.Zie bijvoorbeeld bovengenoemde uitspraak ECLI:NL:RVS:2025:2923, onder 7.