ECLI:NL:RBOVE:2025:6154

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
ak_23_180
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebied met betrekking tot Natura 2000-gebieden

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiseres tegen het wijzigingsbesluit van de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, dat op 22 november 2022 is genomen. Eiseres is van mening dat de procedure rondom het wijzigingsbesluit onrechtmatig is geweest, omdat de habitattypenkaarten niet ter inzage zijn gelegd bij het ontwerp van het besluit. De rechtbank stelt vast dat de formeel bevoegde rechtbank Gelderland deze rechtbank heeft gevraagd de zaak te behandelen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen niet hebben gereageerd op de uitnodiging om een zienswijze in te dienen. De rechtbank concludeert dat eiseres niet in haar belang is geschaad door het ontbreken van de habitattypenkaarten bij het ontwerp van het wijzigingsbesluit. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat de habitattypen in meer dan verwaarloosbare mate voorkomen in de Natura 2000-gebieden en dat deze moeten worden toegevoegd aan de wijzigingsbesluiten. De beroepsgronden van eiseres worden verworpen, en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/180

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. R. Scholten,
en
de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur(rechtsopvolger van de minister voor Natuur en Stikstof), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het Wijzigingsbesluit Habitatrichtlijngebieden vanwege aanwezige waarden (hierna: het wijzigingsbesluit) van verweerder van 22 november 2022.
De formeel bevoegde rechtbank Gelderland heeft deze rechtbank gevraagd de zaak te behandelen, omdat het beroep hier is ingesteld. Deze rechtbank heeft hiermee ingestemd en heeft dat bij brief van 6 april 2023 aan partijen meegedeeld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 14 december 2023 en 26 januari 2024 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan op zeven andere beroepen tegen het wijzigingsbesluit. [1] Bij brieven van
3 juni 2024 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de verzending van de brieven op die uitspraken te reageren. Ook heeft de rechtbank in de brieven van 3 juni 2024 aan partijen meegedeeld dat zij van oordeel is dat het niet nodig is om in deze zaak een zitting te houden. Aangegeven is dat, als een partij op een zitting wil worden gehoord, zij dat binnen eveneens vier weken moet laten weten.
Partijen hebben niet gereageerd op de brieven van 3 juni 2024. Daarna heeft de rechtbank met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht Aanvullingswet natuur Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet natuur Omgevingswet in werking getreden. Als vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet voor een ambtshalve te nemen besluit een ontwerp ter inzage is gelegd van een besluit op de voorbereiding waarvan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is, blijft op grond van artikel 2.9, tweede lid, onder a, van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt.
Het wijzigingsbesluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Het ontwerpbesluit is op 9 maart 2018 ter inzage gelegd. Dat betekent dat in dit geval het recht, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Juridisch kader
2.1
De relevante juridische bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2.2
Uit de Habitatrichtlijn (Hrl) [2] volgt dat op het Europees grondgebied een ecologisch netwerk van speciale beschermingszones wordt gevormd. Dat netwerk bestaat uit door lidstaten aan te wijzen Natura 2000-gebieden. Een gebied moet als zodanig worden aangewezen, wanneer in dat gebied een bepaald type natuurlijke habitat of habitat van een bepaalde soort aanwezig is die is genoemd in bijlage I of II van de Hrl. Lidstaten zijn verplicht om maatregelen te treffen om die habitats in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen.
2.3
Deze Europeesrechtelijke verplichting is in de nationale wetgeving geïmplementeerd in artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming. In dat artikel, zoals dat luidde tot 1 januari 2024, staat dat de minister ter uitvoering van artikel 3, tweede lid, van de Hrl gebieden in Nederland aanwijst als speciale beschermingszones, die worden aangeduid als ‘Natura 2000-gebied’. Ook staat in dat artikel dat de minister bevoegd is om een dergelijk aanwijzingsbesluit te wijzigen. [3]
Het wijzigingsbesluit
3.1
Vanaf 2008 zijn de Nederlandse Natura 2000-gebieden aangewezen door middel van verschillende aanwijzingsbesluiten. Volgens verweerder is het belangrijk om, nadat dat proces is afgerond, na te gaan of in de Natura 2000-gebieden habitattypen en soorten voorkomen die niet zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten. Uit de bepalingen van de Hrl volgt namelijk dat die waarden (in beginsel) in aanmerking komen om te worden beschermd. Ook blijkt volgens verweerder uit de uitleg die de Europese Commissie heeft gegeven en uit de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat álle habitattypen en soorten die in meer dan verwaarloosbare mate voorkomen, moeten worden aangewezen.
3.2
In het wijzigingsbesluit heeft verweerder niet aangewezen habitattypen en/of soorten integraal toegevoegd aan de aanwijzingsbesluiten van ongeveer 100 Natura 2000-gebieden. De bedoeling hiervan is om deze habitattypen en soorten, die op het moment van aanwijzen van het desbetreffende Natura 2000-gebied al in voldoende mate en duurzaam aanwezig bleken te zijn, alsnog te beschermen. Hiermee beoogt verweerder te corrigeren wat ten aanzien van de te beschermen habitattypen en soorten niet goed is gegaan bij (het publiceren van) de oorspronkelijke aanwijzingsbesluiten. Met het wijzigingsbesluit zijn de te beschermen waarden en de daarvoor gestelde instandhoudingsdoelstellingen aan de betreffende aanwijzingsbesluiten toegevoegd. In een (beperkt) aantal gevallen bleken habitattypen en soorten op het moment van aanwijzen niet in voldoende mate en duurzaam aanwezig te zijn. Deze zijn met het wijzigingsbesluit verwijderd.
De Natura 2000-gebieden waar het eiseres om gaat
4.1
Per brief van 20 april 2023 heeft eiseres aangegeven dat haar beroep is gericht tegen het toevoegen van natuurwaarden aan de (aanwijzingsbesluiten van de) Natura 2000-gebieden Weerribben, De Wieden, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Olde Maten & Veerslootslanden, Rijntakken en Veluwe.
4.2
Weerribbenis bij aanwijzingsbesluit van 25 november 2013 aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege in bijlage I van de Hrl opgenomen natuurlijke habitattypen en in bijlage II van de Hrl opgenomen soorten. In artikel 23 van het wijzigingsbesluit is:
- de instandhoudingsdoelstelling van het habitattype H6430: Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (verkorte naam: ruigten en zomen) gewijzigd, in die zin, dat subtype B van dit habitattype (harig wilgenroosje (H6430B)) daaraan is toegevoegd.
De Wiedenis bij aanwijzingsbesluit van 25 november 2013 aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege in bijlage I van de Hrl opgenomen natuurlijke habitattypen en in bijlage II van de Hrl opgenomen soorten. In artikel 24 van het wijzigingsbesluit is:
- de instandhoudingsdoelstelling van het habitattype H6430: Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (verkorte naam: ruigten en zomen) gewijzigd, in die zin, dat subtype B van dit habitattype (harig wilgenroosje (H6430B)) daaraan is toegevoegd.
Uiterwaarden Zwarte Water en Vechtis bij aanwijzingsbesluit van 4 juli 2013 aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege in bijlage I van de Hrl opgenomen natuurlijke habitattypen en in bijlage II van de Hrl opgenomen soorten. In artikel 25 van het wijzigingsbesluit is aan dit gebied het volgende habitattype toegevoegd:
- H91E0: Bossen op alluviale grond met
Alnus glutinosaen
Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicon Albae)(verkorte naam: vochtige alluviale bossen).
Dit betreft alle drie de subtypen: zachthoutooibossen (H91E0A), essen-iepenbossen (H91E0B) en beekbegeleidende bossen (H91E0C).
Daarnaast zijn aan het gebied de volgende soorten toegevoegd:
  • H1145: Grote modderkruiper (
  • H1163: Rivierdonderpad (
Verder is de instandhoudingsdoelstelling van het habitattype H6430: Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (verkorte naam: ruigten en Zomen) gewijzigd, in die zin, dat subtype B van dit habitattype (harig wilgenroosje (H6430B)) daaraan is toegevoegd.
Olde Maten & Veerslootslandenis bij aanwijzingsbesluit van 4 juli 2013 aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege in bijlage I van de Hrl opgenomen natuurlijke habitattypen en in bijlage II van de Hrl opgenomen soorten. In artikel 26 van het wijzigingsbesluit zijn aan dit gebied de volgende habitattypen toegevoegd:
  • H6230: Soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems van berggebieden (en van submontane gebieden in het binnenland van Europa) (verkorte naam: heischrale graslanden)
  • H6430: Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (verkorte naam: ruigten en zomen); dit betreft het subtype A (moerasspirea (H6430A)).
Verder is het volgende habitattype uit het aanwijzingsbesluit van dit gebied verwijderd:
- H3150: Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type
Magnopotamionof
Hydrocharition(verkorte naam: meren met krabbenscheer en fonteinkruiden).
Rijntakkenis bij aanwijzingsbesluit van 23 april 2014 aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege in bijlage I van de Hrl opgenomen natuurlijke habitattypen en in bijlage II van de Hrl opgenomen soorten. In artikel 27 van het wijzigingsbesluit is aan dit gebied het volgende habitattype toegevoegd:
- H9120: Atlantische zuurminnende beukenbossen met
Ilexen soms ook
Taxusin de ondergroei
(Quercion robori-petraeaeof
Ilici-Fagenion)(verkorte naam: beuken-eikenbossen met hulst).
Daarnaast is in dit artikel de instandhoudingsdoelstelling van de volgende habitattypen gewijzigd:
  • H6430: Voedselrijke zoomvormende ruigten van het laagland, en van de montane en alpiene zones (verkorte naam: ruigten en zomen), in die zin dat daaraan het subtype B van dit habitattype (harig wilgenroosje (H6430B)) is toegevoegd;
  • H91E0: Bossen op alluviale grond met
Veluweis bij aanwijzingsbesluit van 11 juni 2014 aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege in bijlage I van de Hrl opgenomen natuurlijke habitattypen en in bijlage II van de Hrl opgenomen soorten. In artikel 39 van het wijzigingsbesluit is aan dit gebied het volgende habitattype toegevoegd:
- H91D0: Veenbossen (verkorte naam: hoogveenbossen).
De beroepsgronden van eiseres
5. Eiseres heeft in het pro forma-beroepschrift van 7 januari 2023 allereerst aangevoerd dat de gevoerde procedure bij de totstandkoming van het wijzigingsbesluit onrechtmatig is geweest, omdat pas een zienswijze kon worden ingediend nadat de toe te voegen habitattypen en soorten al waren geregistreerd in een databank van de Europese Commissie. Ook berust het wijzigingsbesluit volgens eiseres op een onjuiste interpretatie, omdat met dat besluit de oorspronkelijke aanwijzing wordt gecorrigeerd en met terugwerkende kracht natuur wordt toegevoegd aan de Natura 2000-gebieden. Dat is een onjuiste interpretatie van het actualiseren van de aanwezige waarden in Natura 2000-gebieden, aldus eiseres. Verder maakt zij zich zorgen over de gevolgen die het wijzigingsbesluit heeft voor de sociale en economische cultuur rondom de Natura 2000-gebieden. Er is een grote kans dat zij negatieve economische gevolgen gaat ondervinden van het wijzigingsbesluit en dat dat grote gevolgen gaat hebben voor haar bedrijfsvoering. Daarbij stelt zij dat het voor haar onmogelijk is om de exacte gevolgen van het wijzigingsbesluit op bedrijfsniveau door te rekenen, omdat verweerder geen kaarten beschikbaar heeft gesteld waarop de toegevoegde habitattypen en leefgebieden van de soorten precies staan ingetekend. Hierover heeft eiseres in het aanvullend beroepschrift van 16 februari 2023 nader aangevoerd dat bij het ontwerpbesluit niet alle stukken ter inzage zijn gelegd die redelijkerwijs nodig zijn ter beoordeling van dat ontwerpbesluit. De enkele verwijzing in het ontwerpbesluit naar de opgestelde habitattypenkaarten en het vervaardigde documentatiemateriaal is volgens eiseres onvoldoende en in strijd met artikel 3:11 van de Awb. Ook is niet duidelijk welke stukken in dit verband concreet werden bedoeld. Als de omvang van die stukken en/of eventuele andere praktische overwegingen de reden waren voor het volstaan met een verwijzing, is dat volgens eiseres geen juridisch steekhoudend excuus. Bovendien heeft verweerder er zelf voor gekozen om alle wijzigingen in één besluit op te nemen. Naast de strijdigheid met artikel 3:11 van de Awb, acht eiseres de handelswijze van verweerder ook niet in overeenstemming met de in het Verdrag van Aarhus neergelegde waarborgen voor doeltreffende inspraak. Eiseres is van mening dat, omdat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in de concrete stukken waarop de wijzigingen van de aanwijzingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden zijn gebaseerd, zij zich ook geen mening kan (laten) vormen over de vraag of de ecologische onderbouwing daarvan juist en toereikend is. Eiseres acht het onbegrijpelijk dat verweerder er kennelijk van heeft afgezien om nauwkeurige kaarten over te leggen waarop de aangebrachte wijzigingen inzichtelijk zijn gemaakt. Volgens eiseres had verweerder dat wel moeten doen.
Niet beschikbaar stellen kaarten
6. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder geen kaarten beschikbaar heeft gesteld waarop de toegevoegde habitattypen precies staan ingetekend. De rechtbank stelt vast dat verweerder in ieder geval in beroep de habitattypenkaarten beschikbaar heeft gesteld waarop onder meer is aangegeven waar in de Natura 2000-gebieden de desbetreffende habitattypen voorkomen. Ten aanzien van de beroepsgrond dat deze habitattypenkaarten niet bij het ontwerp van het wijzigingsbesluit ter inzage zijn gelegd, stelt de rechtbank vast dat eiseres geen zienswijze tegen dat ontwerpbesluit heeft ingediend. In de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit staat dat de toevoeging van de habitattypen aan de Natura 2000-gebieden is gebaseerd op de habitattypenkaarten. Verder heeft verweerder in het verweerschrift van 30 mei 2023 verklaard dat ervoor is gekozen om bij de bekendmaking (in advertenties in alle regionale bladen) te wijzen op de mogelijkheid tot het opvragen van (achtergrond)documenten bij het klantcontactcentrum van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. De rechtbank stelt vast dat dit in ieder geval is vermeld in de publicatie van het ontwerpbesluit van 5 maart 2018,
Stcrt 2018, nr. 12368. Niet aannemelijk is dat eiseres heeft afgezien van het naar voren brengen van een zienswijze, omdat de habitattypenkaarten niet bij het ontwerpbesluit ter inzage hebben gelegen. Aangenomen mag worden dat eiseres dan een zienswijze naar voren zou hebben gebracht waarin zou zijn gewezen op het niet ter inzage liggen van de kaarten. Eiseres is dan ook niet in haar belang geschaad doordat (of voor zover kan worden gezegd dat) de habitattypenkaarten niet bij het ontwerp van het wijzigingsbesluit ter inzage hebben gelegen. De rechtbank ziet daarom in de stelling dat verweerder geen kaarten beschikbaar heeft gesteld waarop de toegevoegde habitattypen staan ingetekend en de stelling dat die kaarten ten onrechte niet bij het ontwerpbesluit ter inzage hebben gelegen geen reden om het beroep gegrond te verklaren. Eiseres heeft de mogelijkheid gehad om mondeling of schriftelijk een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbesluit. Van strijd met artikel 3:11 van de Awb of het Verdrag van Aarhus is de rechtbank niet gebleken.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
7.1
De rechtbank zal in het vervolg van deze uitspraak beoordelen of verweerder in het wijzigingsbesluit de in rechtsoverweging 4.2 genoemde habitattypen en soorten heeft kunnen toevoegen aan de aanwijzingsbesluiten van Weerribben, De Wieden, Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht, Olde Maten & Veerslootslanden, Rijntakken en Veluwe (hierna gezamenlijk te noemen: de Natura 2000-gebieden). De Natura 2000-gebieden liggen op of binnen een afstand van circa 25 km van het bedrijf van eiseres, zodat eiseres kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de toevoeging van de natuurwaarden aan deze gebieden in het wijzigingsbesluit. [4] Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat één of meerdere van de toegevoegde natuurwaarden stikstofgevoelig is en dat dat de (voornaamste) reden is geweest voor eiseres voor het instellen van beroep tegen het wijzigingsbesluit.
Verder stelt de rechtbank vast dat verweerder op 18 juni 2024 een nieuw wijzigingsbesluit van het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied Rijntakken bekend heeft gemaakt. [5] Dit nieuwe wijzigingsbesluit wijzigt de grenzen van het Natura 2000-gebied Rijntakken. Het brengt geen verandering in het toevoegen van de habitattypen beuken-eikenbossen met hulst (H9120), harig wilgenroosje (H6430B) en beekbegeleidende bossen (H91E0C) aan dat Natura 2000-gebied. Gelet hierop ziet de rechtbank in het nieuwe wijzigingsbesluit geen reden om aan te nemen dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van de vraag of deze habitattypen in het wijzigingsbesluit op goede gronden aan het Natura 2000-gebied Rijntakken zijn toegevoegd.
Ook stelt de rechtbank vast dat verweerder op 24 februari 2025 een nieuwe tekst van het aanwijzingsbesluit voor het Natura 2000-gebied De Wieden bekend heeft gemaakt. [6] In deze nieuwe tekst van het aanwijzingsbesluit is onder meer het habitattype harig wilgenroosje (H6430B) opgenomen. De rechtbank ziet in de nieuwe tekst van het aanwijzingsbesluit geen reden om aan te nemen dat eiseres geen belang meer heeft bij de beoordeling van de vraag of dit habitattype in het wijzigingsbesluit op goede gronden aan het Natura 2000-gebied De Wieden is toegevoegd.
7.2
Uit het wijzigingsbesluit blijkt dat verweerder de habitattypen aan de aanwijzingsbesluiten van de Natura 2000-gebieden heeft toegevoegd, omdat die op de data van de publicaties van de aanwijzingsbesluiten (de peildata) in meer dan verwaarloosbare mate in die gebieden voorkwamen. Voor de onderbouwing van de conclusie dat de habitattypen op die peildata in meer dan verwaarloosbare mate in de Natura 2000-gebieden aanwezig waren, heeft verweerder verwezen naar de habitattypenkaarten die voor die gebieden zijn opgesteld.
Aan de toevoeging van de soorten grote modderkruiper en rivierdonderpad aan het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht ligt het rapport ‘Het voorkomen van Habitatrichtlijnsoorten in Habitatrichtlijngebieden’ uit 2017 van de Vlinderstichting ten grondslag.
7.3
Verweerder heeft voor de Natura 2000-gebieden twee soorten habitattypenkaarten overgelegd: één overzichtskaart, waarop is aangegeven waar de desbetreffende habitattypen op de peildata in de Natura 2000-gebieden voorkwamen, en één typenkaart, waarop is aangegeven hoe groot de oppervlaktes waren van de op de peildata aanwezige habitattypen.
Dit is alleen anders voor het Natura 2000-gebied Weerribben. Voor dat gebied heeft verweerder een (digitale) habitattypenkaart geplaatst op www.natura2000.nl, onder ‘Meer informatie’, ‘Dossier beroepszaken’, ‘5. Kaarten habitattypen’, ‘034 Weerribben’.
Uit de habitattypenkaarten blijkt het volgende.
In het Natura 2000-gebied Weerribben was op de peildatum meer dan 1 are (0,01 hectare (ha)) [7] aan harig wilgenroosje (H6430B) aanwezig.
In het Natura 2000-gebied De Wieden was op de peildatum 1,26 ha aan harig wilgenroosje (H6430B) aanwezig.
In het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht was op de peildatum 1,23 ha aan zachthoutooibossen (H91E0A) aanwezig, 2,1 ha aan essen-iepenbossen (H91E0B), 2,78 ha aan beekbegeleidende bossen (H91E0C) en 0,56 ha aan harig wilgenroosje (H6430B).
In het Natura 2000-gebied Olde Maten & Veerslootslanden was op de peildatum 0,59 ha aan heischrale graslanden (H6230) aanwezig en 1,56 ha aan moerasspirea (H6430A). [8]
In het Natura 2000-gebied Rijntakken was op de peildatum 18,91 ha aan beuken-eikenbossen met hulst (H9120) aanwezig, 0,15 ha aan harig wilgenroosje (H6430B) en 31,01 ha aan beekbegeleidende bossen (H91E0C). [9]
In het Natura 2000-gebied Veluwe was op de peildatum 0,57 ha aan hoogveenbossen (H91D0) aanwezig.
Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat habitattypen in meer dan verwaarloosbare mate voorkomen, als van dat type minimaal 1 are (100 m²) aanwezig is. Voor bossen geldt een minimale oppervlakte van 10 are (1.000 m²).
Verder staat in het rapport van de Vlinderstichting dat sinds 2009 respectievelijk 2007 waarnemingen van de grote modderkruiper en de rivierdonderpad zijn gedaan in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht en dat daarvan op de peildatum bestendige populaties in het gebied aanwezig waren. Daarbij is op kaartjes aangegeven waar deze soorten in het gebied voorkomen.
7.4
De rechtbank overweegt dat uit rechtspraak van de Afdeling blijkt dat verweerder bij de vraag of een habitattype in een gebied voorkomt mag uitgaan van de habitattypen-kaarten. [10] De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om in dit geval anders te oordelen. Zij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de habitattypenkaarten dusdanige leemten of gebreken bevatten dat die niet aan de artikelen 23, 24, 25 26, 27 en 39 van het wijzigingsbesluit ten grondslag mogen worden gelegd. Verder ziet de rechtbank ook geen reden om te oordelen dat verweerder niet mocht uitgaan van het rapport van de Vlinderstichting.
Uit rechtspraak van de Afdeling leidt de rechtbank verder af dat een lidstaat verplicht is om alle habitattypen van bijlage 1 en soorten van bijlage 2 van de Hrl die in een Natura 2000-gebied in meer dan verwaarloosbare mate voorkomen aan te wijzen dan wel toe te voegen en daarvoor instandhoudingsdoelstellingen te formuleren. [11] Ook blijkt uit jurisprudentie van de Afdeling dat de door verweerder aangehouden minimumoppervlakte van 100 m² (1 are) niet onredelijk is. [12] De rechtbank acht een minimumoppervlakte van 1.000 m² (10 are) voor bossen evenmin onredelijk.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verweerder op basis van de habitattypenkaarten terecht heeft geconcludeerd dat de genoemde habitattypen op de peildata in meer dan verwaarloosbare mate voorkwamen in de Natura 2000-gebieden en daarom moeten worden toegevoegd aan de aanwijzingsbesluiten van die gebieden. Daarnaast heeft verweerder op grond van het rapport van de Vlinderstichting kunnen concluderen dat op de peildatum in het Natura 2000-gebied Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht bestendige populaties van de grote modderkruiper en de rivierdonderpad voorkwamen en moesten worden toegevoegd aan het aanwijzingsbesluit van dat gebied. Daarbij is geen sprake van het met terugwerkende kracht toevoegen van natuur aan de Natura 2000-gebieden. Met het wijzigingsbesluit heeft verweerder natuur die ten tijde van de aanwijzingsbesluiten al in voldoende mate in de Natura 2000-gebieden aanwezig was, maar destijds abusievelijk niet als beschermde natuur is aangewezen, alsnog aan de aanwijzingsbesluiten toegevoegd. Dat dit zou berusten op een onjuiste interpretatie van het actualiseren van aanwezige waarden in Natura 2000-gebieden, zoals eiseres heeft gesteld, is onjuist. Zoals uit de nota van toelichting blijkt, is de bedoeling van het wijzigingsbesluit niet om de aanwijzingsbesluiten te actualiseren, maar om te corrigeren wat destijds niet goed is gegaan bij het vaststellen en publiceren van de aanwijzingsbesluiten.
7.5
Daarnaast volgt uit rechtspraak van zowel het Hof van Justitie van de Europese Unie als de Afdeling dat uit de Hrl kan worden afgeleid dat bij de aanwijzing van een gebied als Natura 2000-gebied uitsluitend overwegingen van ecologische aard worden betrokken. Hierbij mag geen rekening worden gehouden met vereisten op economisch, sociaal of cultureel gebied en met regionale en lokale bijzonderheden zoals vermeld in artikel 2, derde lid, van de Hrl. [13] De (bedrijfs)belangen van eiseres kunnen dus in beginsel geen rol spelen bij het toevoegen van habitattypen en soorten aan de Natura 2000-gebieden.
In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat wel een zekere beoordelingsmarge bestaat ten aanzien van het ambitieniveau van de instandhoudingsdoelstellingen, mits daarmee wordt voldaan aan de vereisten van artikel 6 van de Hrl en het bereiken van een landelijk gunstige staat van instandhouding niet wordt bemoeilijkt.
7.6
De rechtbank stelt vast dat, met uitzondering van het habitattype beekbegeleidende bossen (H91E0C), dat is toegevoegd aan Natura 2000-gebied Rijntakken, in het wijzigingsbesluit voor alle habitattypen en soorten die aan de Natura 2000-gebieden zijn toegevoegd het ambitieniveau ‘behoud’ is vastgesteld. Gelet op dit laagst mogelijke beschermingsniveau kon verweerder daarbij geen rekening houden met de (bedrijfs)belangen van eiseres.
Voor het aan Rijntakken toegevoegde habitattype beekbegeleidende bossen (H91E0C) is in het wijzigingsbesluit het ambitieniveau ‘doel oppervlakte: uitbreiding / doel kwaliteit: verbetering’ vastgesteld. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat verweerder bij het vaststellen van dit ambitieniveau onvoldoende rekening heeft gehouden met de bedrijfsbelangen van eiseres. Daarvoor heeft eiseres die belangen, en ook de gevolgen die het wijzigingsbesluit voor haar heeft of kan hebben, onvoldoende onderbouwd. Zij heeft niet concreet inzichtelijk gemaakt op welke manier het wijzigingsbesluit daadwerkelijk een belemmering voor haar bedrijfsvoering zal opleveren of anderszins nadelige gevolgen voor haar zal hebben. Daar komt bij dat eiseres haar belangen (ook) in de zienswijzefase niet gemotiveerd naar voren heeft gebracht, zodat die voor verweerder bij de vaststelling van het wijzigingsbesluit ook niet duidelijk kenbaar waren. In wat eiseres in beroep heeft aangevoerd ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om te oordelen dat haar bedrijfsbelang door de ambitieniveaus voor de habitattypen en soorten die in het wijzigingsbesluit zijn toegevoegd aan de Natura 2000-gebieden onevenredig wordt geschaad.
7.7
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de in rechtsoverweging 4.2 genoemde habitattypen en soorten op goede gronden aan de Natura 2000-gebieden heeft toegevoegd. De bedrijfsbelangen van eiseres konden geen reden vormen om daarvan af te zien. De overige beroepsgronden van eiseres slagen ook niet. Voor het oordeel dat de voorbereiding van het wijzigingsbesluit onzorgvuldig of onjuist is geweest, ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de toegevoegde habitattypen en soorten wellicht al vóór de publicatie van het ontwerp van het wijzigingsbesluit in een databank van de Europese Commissie zijn geregistreerd, geen reden om te oordelen dat het wijzigingsbesluit niet in stand kan blijven. Verder heeft eiseres de mogelijkheid gehad om mondeling of schriftelijk een zienswijze in te dienen tegen het ontwerpbesluit en van strijd met het Verdrag van Aarhus, zoals eiseres heeft gesteld, is de rechtbank niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

8.1
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
8.2
Omdat het beroep ongegrond is, krijgt eiseres het door haar betaalde griffierecht niet terug. Ook bestaat er geen reden voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.J.H. Bijleveld, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: juridisch kader

Habitatrichtlijn
Artikel 2
1. Deze richtlijn heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de Lid-Staten waarop het Verdrag van toepassing is.
2. De op grond van deze richtlijn genomen maatregelen beogen de natuurlijke habitats en de wilde dier- en plantensoorten van communautair belang in een gunstige staat van instandhouding te behouden of te herstellen.
3. In de op grond van deze richtlijn genomen maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, en met de regionale en lokale bijzonderheden.
Artikel 3
1. Er wordt een coherent Europees ecologisch netwerk gevormd van speciale beschermingszones, Natura 2000 genaamd. Dit netwerk, dat bestaat uit gebieden met in bijlage I genoemde typen natuurlijke habitats en habitats van in bijlage II genoemde soorten, moet de betrokken typen natuurlijke habitats en habitats van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Het Natura 2000-netwerk bestrijkt ook de door de Lid-Staten overeenkomstig Richtlijn 79/409/EEG aangewezen speciale beschermingszones.
2. Elke Lid-Staat draagt bij tot de totstandkoming van Natura 2000 al naar gelang van de aanwezigheid op zijn grondgebied van de typen natuurlijke habitats en habitats van soorten als bedoeld in lid 1. Hij wijst daartoe, overeenkomstig artikel 4 en met inachtneming van de doelstellingen van lid 1, gebieden als speciale beschermingszones aan.
3. Waar zij zulks nodig achten, streven de Lid-Staten naar bevordering van de ecologische coherentie van Natura 2000 door het handhaven en in voorkomend geval ontwikkelen van de in artikel 10 genoemde landschapselementen die van primair belang zijn voor de wilde flora en fauna.
Artikel 4
1. Op basis van de criteria van bijlage III (fase 1) en van de relevante wetenschappelijke gegevens stelt elke Lid-Staat een lijst van gebieden voor, waarop staat aangegeven welke typen natuurlijke habitats van bijlage I en welke inheemse soorten van bijlage II in die gebieden voorkomen. Voor diersoorten met een zeer groot territorium komen deze gebieden overeen met de plaatsen, binnen het natuurljike verspreidingsgebied van die soorten, die de fysische en biologische elementen vertonen welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn. Voor aquatische soorten met een groot territorium worden deze gebieden alleen voorgesteld indien het mogelijk is een zone duidelijk af te bakenen die de fysische en biologische elementen vertoont welke voor hun leven en voortplanting essentieel zijn. Zo nodig stellen de Lid-Staten aanpassingen van de lijst voor in het licht van de resultaten van het in artikel 11 bedoelde toezicht.
De lijst wordt binnen drie jaar na kennisgeving van de richtlijn aan de Commissie toegezonden met informatie over elk gebied. Deze informatie omvat een kaart, de naam, de ligging en de oppervlakte van het gebied, alsmede de gegevens die zijn verkregen uit toepassing van de in bijlage III (fase 1) vermelde criteria, en wordt verstrekt op basis van een door de Commissie volgens de procedure van artikel 21 opgesteld formulier.
2. Op basis van de in bijlage III (fase 2) vermelde criteria werkt de Commissie met instemming van iedere Lid-Staat voor elk van de vijf in artikel 1, letter c) onder iii), genoemde biogeografische regio's en voor het gehele in artikel 2, lid 1, bedoelde grondgebied aan de hand van de lijsten van de Lid-Staten een ontwerp-lijst van de gebieden van communautair belang uit, waarop staat aangegeven in welke gebieden een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats of een of meer prioritaire soorten voorkomen.
De Lid-Staten waar de gebieden met een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats en een of meer prioritaire soorten in oppervlakte meer dan 5 % van het nationale grondgebied beslaan, kunnen, met instemming van de Commissie, verzoeken dat de criteria van bijlage III (fase 2) voor de selectie van alle gebieden van communautair belang op hun grondgebied flexibeler worden toegepast.
De lijst van gebieden van communautair belang, waarop de gebieden met een of meer prioritaire typen natuurlijke habitats of een of meer prioritaire soorten staan aangegeven, wordt door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 21.
3. De in lid 2 genoemde lijst wordt binnen zes jaar na de kennisgeving van deze richtlijn vastgesteld.
4. Wanneer een gebied volgens de procedure van lid 2 tot een gebied van communautair belang is verklaard, wijst de betrokken Lid-Staat dat gebied zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes jaar, aan als speciale beschermingszone en stelt hij tevens de prioriteiten vast gelet op het belang van de gebieden voor het in een gunstige staat van instandhouding behouden of herstellen van een type natuurlijke habitat van bijlage I of van een soort van bijlage II alsmede voor de coherentie van Natura 2000 en gelet op de voor dat gebied bestaande dreiging van achteruitgang en vernietiging.
5. Zodra een gebied op de in lid 2, derde alinea, bedoelde lijst is geplaatst, gelden voor dat gebied de bepalingen van artikel 6, leden 2, 3 en 4.
Wet natuurbescherming
Artikel 2.1
1. Onze Minister wijst gebieden aan als speciale beschermingszones ter uitvoering van
de artikelen 3, tweede lid, onderdeel a, en 4, eerste en tweede lid, van de Vogelrichtlijn en de artikelen 3, tweede lid, en 4, vierde lid, van de Habitatrichtlijn. De speciale beschermingszones worden aangeduid als «Natura 2000-gebied».
2. Ingeval een gebied geheel of gedeeltelijk wordt beheerd door één van Onze andere
Ministers, neemt Onze Minister een besluit als bedoeld in het eerste lid in overeenstemming met die andere Minister.
3. Bij een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt als bijlage een kaart opgenomen waarop de begrenzing van het desbetreffende gebied nauwkeurig is aangegeven.
4. Een besluit als bedoeld in het eerste lid bevat instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. Daartoe behoren in elk geval de instandhoudingsdoelstellingen ten aanzien van:
a. de leefgebieden voor vogelsoorten, voor zover nodig ter uitvoering van de Vogelrichtlijn, of
b. de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, voor zover nodig ter uitvoering van de Habitatrichtlijn.
5. Op de voorbereiding van een besluit tot aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
6. Onze Minister draagt, mede in het licht van de toepassing van artikel 1.8, eerste lid, en gevolg gevend aan het inzicht, bedoeld in artikel 1.5, vijfde lid, zorg voor de actualisatie van de besluiten, bedoeld in het eerste lid.
7. Onze Minister kan een besluit als bedoeld in het eerste lid wijzigen of geheel of gedeeltelijk intrekken. Op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in de eerste volzin is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, behalve in geval van wijzigingen van ondergeschikte aard. Bij een besluit tot gedeeltelijke intrekking of wijziging kan als bijlage een kaart worden opgenomen waarop de gewijzigde begrenzing van het desbetreffende gebied nauwkeurig is aangegeven.

Voetnoten

1.Deze uitspraken zijn te vinden op rechtspraak.nl, onder de nummers ECLI:NL:RBOVE:2023:5137, ECLI:NL:RBOVE:2023:5138, ECLI:NL:RBOVE:2023:5140 tot en met ECLI:NL:RBOVE:2023:5143 en ECLI:NL:RBOVE:2024:456.
2.Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.
3.De rechtbank leidt uit artikel 1 van de Wet voorzieningen in verband met ambten van minister zonder portefeuille en van staatssecretaris af dat aan de minister voor Natuur en Stikstof - als minister zonder portefeuille - dezelfde bevoegdheden toekomen als aan de minister van LNV.
4.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 4 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5009.
5.Staatscourant 2024, nr. 19087.
6.Staatscourant 2025, nr. 7356.
7.1 hectare (ha) = 10.000 m².
8.Op de typenkaart staat voor dit laatste habitattype het nummer H91E0A vermeld. De rechtbank neemt aan dat dit een verschrijving is en dat het nummer H6430A is bedoeld.
9.Bij het Natura 2000-gebied Rijntakken wijken de digitale habitatkaarten af van de papieren versie die verweerder heeft overgelegd. De rechtbank is in dit geval uitgegaan van de digitale habitatkaarten, die zijn te vinden op www.natura2000.nl, onder ‘Meer informatie’, ‘Dossier beroepszaken’, ‘5. Kaarten habitattypen’, ‘038 Rijntakken’.
10.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2297, rechtsoverweging (r.o.) 5.8, en 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:864, r.o. 5.2.
11.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2895, r.o. 6.4, en 1 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1047, r.o. 15.2.
12.Zie de uitspraken van de Afdeling van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1453, r.o. 2.6.2, en van 1 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1047, r.o. 16 tot en met 16.4.
13.Zie bijvoorbeeld het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 7 november 2000, ECLI:EU:C:2000:600, r.o. 25, en de uitspraken van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2297, r.o. 5.9, en 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017,2895, r.o. 4.3.