Deze beroepsgrond faalt.
Volgens vaste jurisprudentie, zie onder meer de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 juli 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN2349) gelden in het ambtenarenrecht niet de in het strafrecht van toepassing zijnde strikte bewijsregels. De vraag die beantwoord dient te worden is of op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging is verkregen dat de ambtenaar zich aan de hem verweten gedragingen heeft schuldig gemaakt. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank sprake op grond van het volgende.
Met verwijzing naar vaste jurisprudentie van de CRvB (onder meer ECLI:NL:CRVB 2003: AK9024 en ECLI:NL:CRVB:2006:AX6261) betekent vrijspraak dat de strafrechter niet bewezen heeft geacht dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde (primair: invoer van cocaïne; subsidiair: aanwezig hebben van cocaïne). De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat de vrijspraak door verweerder dient te worden meegewogen. In het algemeen is het een indicatie voor de conclusie dat eiser zich niet schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Echter, met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de vrijspraak van eiser niet tot gevolg heeft dat er geen sprake kan zijn van plichtsverzuim. Plichtsverzuim omvat immers zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van wat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser op verschillende momenten gedrag heeft vertoond dat een goed ambtenaar behoort na te laten.
De rechtbank acht aannemelijk dat eiser verwijtbaar betrokken is geweest bij de gebeurtenis in de nacht van 10 op 11 juni 2012. De rechtbank ziet geen aanleiding rechtsoverweging 7.2. van de uitspraak van de voorlopige voorzieningenrechter van 20 augustus 2013 niet te volgen. Ook de rechtbank acht het derhalve “
niet te rijmen met eisers functie en de daarbij in acht te nemen integriteit dat hij zich blijkens onder meer de uitleesgegevens van zijn telefoon op 10 juni 2012 in de nachtelijke uren heeft opgehouden in de buurt van het terrein van ECT op de Maasvlakte en daarbij vergezeld door en op verzoek van zijn door hem aangeduide [vriend] met zijn auto is weggereden en daarbij werd gevolgd door een met schuine rode strepen bestickerde en van een zwaailicht voorziene Volkswagen Caddy, welke auto eerder werd bestuurd door [vriend] en blijkens het proces-verbaal is gebruikt voor het ophalen van de tas met drugs uit de container op het haventerrein van ECT, en hij vervolgens is aangehouden bij een portiek op de Tholenstraat te [woonplaats], alwaar op dat moment, zo achteraf bleek, in een woning de tas met drugs is aangetroffen.”. Eisers stelling dat hij niet heeft kunnen weten dat zijn vriend/kennis zich bezighield met strafbare praktijken dient voor zijn risico te blijven nu de situatie in de nacht van 10 op 11 juni 2012 zo was dat eiser zich daar verre van had moeten houden. Voorts acht de rechtbank van belang dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd door te verklaren dat hij zijn vriend/kennis tegenkwam in een café en te verklaren dat hij zijn vriend/kennis van zijn werk bij de Maasvlakte zou ophalen. In het strafproces omschrijft de raadsvrouw dit in haar pleitaantekeningen als volgt:
(…) Cliënt zat in een dilemma. Wat moest hij doen? De waarheid vertellen, namelijk dat hij op verzoek van [vriend] hem is gaan ophalen in de buurt van een haven of juist niet de waarheid vertellen, omdat anders de schuld in zijn schoenen zou worden geschoven? Zoals u ziet, heeft cliënt het laatste gedaan! En dit heeft hij alleen maar gedaan, omdat hij verantwoordelijk werd gehouden voor iets waar hij kennelijk in is meegesleurd door een persoon die hij als een goede vriend beschouwde. (…)”
Daarnaast heeft eiser voorschriften overtreden door te handelen in strijd met de Gedragscode DJI, bijvoorbeeld door niet bij zijn werkgever te melden dat hij verdachte was in een strafzaak. Dat hij dat, zoals hij stelt, niet heeft kunnen melden in verband met de beperkingen gedurende de voorlopige hechtenis, acht de rechtbank niet aannemelijk nu hij wel door een derde bij zijn werkgever is ziek gemeld. Overigens kon eiser de officier van justitie toestemming vragen zijn werkgever te laten informeren en bij een - niet voor de hand liggende - weigering van die toestemming door de officier van justitie, de rechtbank verzoeken om die toestemming. Eiser stelt niet dit te hebben gedaan noch stelt hij anderszins zich bewust te zijn geweest van het belang zijn werkgever te informeren over zijn verblijf in voorlopige hechtenis.
Niet is gebleken dat eiser het plichtsverzuim niet volledig zou kunnen worden toegerekend. Nu de gedragingen eiser zijn toe te rekenen was verweerder bevoegd eiser wegens plichtsverzuim een disciplinaire straf op te leggen.