In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 3 november 2017 uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure naar aanleiding van een verzoek van [verzoeker], die arbeidsongeschikt is geraakt door een ongeval aan boord van het schip 'Marilyn M'. [verzoeker] was in dienst van Atlas Services Group Merchant B.V. en was tijdelijk ter beschikking gesteld aan Gareloch Support Services B.V. Tijdens zijn werkzaamheden op 5 juni 2016 is hij ten val gekomen in de badkamer van zijn privévertrek op het schip, wat heeft geleid tot ernstige verwondingen en blijvende schade. Hij heeft Atlas en Gareloch aansprakelijk gesteld voor de geleden schade op grond van artikel 7:658 BW, dat werkgevers verplicht om zorg te dragen voor een veilige werkomgeving.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 26 juli 2017 werd ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 september 2017, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. [verzoeker] stelde dat de vloer in de badkamer glad was en dat dit de oorzaak van zijn val was. Hij voerde aan dat Atlas en Gareloch niet voldaan hadden aan hun zorgplicht, omdat de vloer niet voldeed aan de veiligheidsnormen.
Atlas en Gareloch hebben verweer gevoerd en betwist dat zij aansprakelijk zijn. Zij stelden dat er geen sprake was van een begin van onderhandelingen en dat de zaak niet geschikt was voor behandeling als deelgeschil. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was geleverd om de aansprakelijkheid vast te stellen en dat de deelgeschilprocedure prematuur was ingezet. De rechter concludeerde dat een bodemprocedure meer aangewezen was om de aansprakelijkheidsvraag te beantwoorden. Het verzoek van [verzoeker] werd afgewezen en de kosten werden op nihil begroot.